Gaëtan Englebert (Club Brugge) was dit seizoen voor het eerst in zijn carrière ernstig geblesseerd, twee keer zelfs. ‘Het is oud worden’, bedenkt hij. ‘Na een wedstrijd voel ik overal pijn.’ Oud op 27 jaar ?

G aëtan Englebert : “De miserie is begonnen halfweg mei, we waren al kampioen. Lokeren uit was het. Een kwartier voor tijd kreeg ik een stamp van Kristinsson en kon ik niet meer verder. De bal was al weg. Ik ben nog opgesprongen, maar het was te laat. Mijn rechterenkel zat vast, ik kon niet meer bewegen. Ik heb op het eind van het seizoen nog een helft meegedaan in de vriendschappelijke wedstrijd tegen Nice, maar goed ging het niet en daarna nog veel minder goed. Dan is er een scan genomen en bleek dat ik geopereerd moest worden. Een stukje kraakbeen blokkeerde mijn enkelgewricht. Begin juni was dat. Het losse, versplinterde kraakbeen werd weggehaald. Een tiental stukjes. Ik heb het meegekregen in een flacon, het ligt ergens in een la. Ik was verdoofd tot de lenden, ik kon de operatie op een beeldscherm volgen met commentaar van de chirurg.

“Toen op 1 juli de trainingen begonnen, kon ik nog niet meedoen. Het probleem is dat het kraakbeen dat weg is terug moet groeien. Daar zijn enkele maanden voor nodig. Ondertussen heb je soms nog pijn of word je in je bewegingen gehinderd. Na Dortmund uit, een match van honderdtwintig minuten, ben ik weer veertien dagen moeten stoppen. De enkel zwol op. De laatste weken voel ik niets meer, maar er zijn momenten geweest dat ik niet voluit kon trappen. En om echt in duel te gaan moet je zeker honderd procent zijn. Normaal gaat het beter na vier, vijf maanden, als je geen stampen meer krijgt.

“In Ajax kreeg ik dan na vijf minuten een stamp van Tom Soetaers. Scheur in de quadriceps. Vijf, zes weken rusten. Je moet weten : nooit eerder in mijn carrière moest ik meer dan één wedstrijd missen. Sedert ik voetbal was ik nooit langer dan drie, vier dagen geblesseerd geweest. Nu twee keer in drie maanden. Misschien is het beter zo, dat het nu weer gedaan is voor vele jaren (lacht). Als speler wil je spelen, hein. Als ze je vertellen dat je zes weken niet zal kunnen meedoen, wil je er vier van maken. Het probleem is dat dit niet altijd mogelijk is. Ja, het is wél mogelijk, maar niet goed. Je mist ook het contact met de anderen. De ambiance. Zij trainen buiten, jij revalideert binnen. Dat is hetzelfde niet.

“Die enkel, het is slijtage. Ik weet het. Aan mijn linkerenkel zal het waarschijnlijk hetzelfde zijn, maar ik voel niks. Tot ik er ook eens een kwalijke trap op krijg ? Het zou kunnen. Het is oud worden, denk ik. Na een wedstrijd heb ik dikwijls overal pijn. Drie jaar geleden niet, nu wel. Als ik ’s anderendaags ga tennissen, dan weet ik het wel. Ik dacht dat je dat maar begon te voelen eens je de dertig voorbij bent, maar neen dus. Ik praat daar wel eens over met anderen en blijkbaar ben ik niet de enige.

“Vroeger was ik van ’s morgens tot ’s avonds in beweging. Nu volstaan trainingen en wedstrijden, veel meer sport moet ik daar niet meer bij doen (lacht). Een gewone man heeft dat misschien pas als hij vijftig is, dan voelt hij misschien pijn aan de knie als hij uit zijn zetel kruipt ; bij ons komt dat sneller, omdat we fysiek natuurlijk veel meer belast worden. Wat kan je doen ? Je zo goed mogelijk verzorgen. Veel oefeningen doen ter versterking van mijn enkels. Iemand die na de training in zijn bed kan kruipen ben ik niet. Misschien als ik 35 ben, maar nu nog niet. Nu leef ik. Als het gaat, gaat het.

“Als je geblesseerd bent, moet je ook zwijgen, hein. Feit is natuurlijk dat we beter moeten kunnen dan wat er in de heenronde gepresteerd is. Maar in voetbal gebeuren soms rare dingen en die waren dit keer meer in ons nadeel dan in ons voordeel. Het verschil met vorig seizoen was dat als we nu niet goed speelden, we de punten niét pakten. Anderlecht deed dat wel. Vorig seizoen was het andersom. Dan wordt het vertrouwen wat minder, gaat alles nog een beetje meer tegenzitten, komt er opeens kritiek van alle kanten. Zo gaat dat blijkbaar in voetbal. Een sterke groep moet daarboven staan en dat is wat we proberen. Zeer positief is alleszins dat ons dat toch in de Champions League is gelukt.

“Vorig seizoen stond Anderlecht op een bepaald moment 17 punten achter op ons, wij dit keer 18 op hen. We zullen zien wat we kunnen recupereren in de terugronde. Andere ploegen die zeggen dat ze met Anderlecht titelkandidaat zijn en Brugge niet, dat is alleen maar positief voor ons. Laat ze maar zeggen. Wij zullen praten in mei. Ik heb er vertrouwen in, ja, want de kwaliteiten zijn er om daar te staan waar de club vraagt om te zijn : op de Europese plaatsen, het liefst de eerste twee. Met vertrouwen en een ploeg die iedere competitiewedstrijd wil winnen, is er nog veel mogelijk. Aan ons om het te tonen.

“Ik moet lachen met de analyse dat ons systeem niet meer zou werken omdat trainers het na vier seizoenen Trond Sollied door zouden hebben. Dat moeten dan slechte trainers zijn, want als je een ploeg twee keer scout, dan weet je toch hoe die spelen ? Ik snap dat niet. In Frankrijk heb ik nog nooit gehoord dat een ploeg die pakweg 4-4-2 speelt, dat dringend eens moet veranderen. Daar heeft ons grote puntenverlies niks mee te maken. Het is wel zo dat we door noodgedwongen wijzigingen niet altijd ons beste niveau hebben kunnen halen. En als je iets minder goed bent, kom je sneller in de problemen. Dan speel je misschien ook wel een degelijke wedstrijd, maar heb je niet het overschot om iets extra te doen. En ben je dus kwetsbaarder.

“Of het leuk is op training heeft alles te maken met de ambiance die er in de groep heerst. Als je twee keer verliest, is het minder leuk dan als je tien keer wint. Mij maakt het helemaal niks uit of het 4 tegen 4 is of 7 tegen 7 op training. Ik geloof ook nooit dat in een topclub een deel van de spelersgroep het ontslag van een trainer kan arrangeren. In Sint-Truiden en Lommel gebeurt dat misschien, maar toch niet in Club Brugge ? ! Hier beslist de directie, denk ik. Ik geloof ook niet dat de nieuwe bestuurders niet goed zouden kunnen samenwerken met de mensen die hier al waren. Het is niet omdat je niet altijd dezelfde visie hebt, dat het niet gaat. Integendeel. Ik denk dat je er beter van wordt meningen te toetsen dan altijd te zeggen : ik ga akkoord. Marc Degryse weet ook wel dat we meer nood hebben aan elf jongens die altijd willen winnen en het maximum geven, dan aan spelers met de kwaliteit om op techniek het verschil te maken.

“Ik ben een speler, maar spelen doe je niet om te spelen. Je speelt om te winnen, ook als je stratego speelt. Maar ik ben wel iemand die het voetbal gemakkelijk van zich af kan zetten. De dag van de match bijvoorbeeld ben ik daar niet van ’s ochtends tot ’s avonds mee bezig. De dag van Club – Ajax heb ik zelfs de kinderkamer geschilderd. Ik zal ’s middags wel geen frieten eten, maar voor de rest functioneer ik op wedstrijddagen vrij normaal.

“Ik denk niet dat ik een moeilijk karakter heb. Ik kan gelukkig zijn met een glas cola of een partijtje pingpong of biljart, met vrienden als Olivier, Timmy, Dany of Stijn bijvoorbeeld ; met een strandwandeling of met eens te gaan shoppen met mijn vrouw ; met een cinema ’s avonds. Echt genieten is voor mij een dag zonder voetbal in het vooruitzicht, eens niet om 8 uur moeten opstaan. Een dag die niet is ingevuld.

“Ik zoek geen kicks. Wat ben je ermee als je AC Milan verslaat en de volgende twee competitiewedstrijden geen punten pakt ? Neen, ik ben geen moeilijke. Ik weet wel wat ik wil en om dat te bereiken geef ik het maximum. Maar dat wil niet zeggen dat ik mij nooit kan aanpassen aan anderen.

“Ik ken mijn limieten, op alle vlakken. Dat is het beste om ze te verleggen, als je van jezelf weet waar je nog kunt verbeteren. Zo bouwde ik ook mijn carrière op, ja. Luik, Sint-Truiden, Club Brugge. Vorig seizoen tekende ik hier bij omdat ik ervan overtuigd ben dat er hier nog echt veel progressie mogelijk is, als de club er alles aan wil doen. Dat bewezen we de laatste jaren in Europese wedstrijden, in Champions League en Uefabeker. Als we

verloren was het altijd zeer nipt. Het verschil is niet groot. Het verschil is dat een ploeg als bijvoorbeeld Lyon al tien jaar aan de top leeft en wij nog maar twee jaar.

“Hoe mijn verre toekomst eruitziet, weet ik niet. Ik voel dan wel al overal pijn na een wedstrijd, maar de leeftijd om al na te denken over wat ik na mijn carrière ga doen, heb ik nog niet bereikt (lacht). Wij, profvoetballers, kennen het geluk in een milieu te zitten waar we iedere dag kunnen doen wat we graag doen. Dat is het mooiste wat er bestaat. We verdienen ook goed ons brood, ja, ik kan kopen wat ik wil, maar momenteel heb ik niet iets waarvan ik zeg : ik verdien goed, dat wil ik ook nog realiseren. Neen. Ik prijs mij gelukkig dat ik sedert mijn geboorte nog nooit iets te kort heb gehad. Het allerbelangrijkste is mijn familie. In april word ik voor het eerst vader en ik kijk er nu al naar uit, want iedereen zegt mij dat dit het allermooiste is. Ik probeer goed te doen voor de mensen rondom mij. Ik weet dat voetballers een voorbeeld zijn voor veel mensen. Wat mij betreft, is dat : met plezier werken en altijd zo goed mogelijk je best doen.”

“V éronique is van de Kempen, ik van Borgworm. Momenteel wonen we aan de kust, maar over één à twee jaar gaan we in de omgeving van Brugge wonen. Waarschijnlijk om er altijd te blijven.

“Voor ik in Brugge speelde, ging ik bijna iedere week naar de mis. Ik ben zo opgevoed en ik vind ook : je moet iets hebben in je leven, ergens toch een houvast, ja. Dat is geen kwestie van iedere dag naar de kerk gaan, kaarsen branden, kruistekens maken en schietgebedjes lezen, maar van een lijn, een levensvisie : hoe ga ik met bepaalde dingen om, hoe moet ik dat interpreteren ? Iedereen is vrij te doen wat hij wil, maar bepaalde dingen kan je doen en andere niet. Mijn geloof leidt mij, ja, het zegt mij dat wat we hier doen goed moet zijn voor iedereen en niet alleen voor onszelf.

“Ik heb in mijn jeugd het geluk gehad dat ik drie, vier keer per week kon gaan trainen, omdat mijn ouders mij konden brengen. Maar dat deden ze alleen als het op school goed ging. School kwam op de eerste plaats. Mijn moeder is kleuterjuf in Borgworm, mijn vader werkt bij de belastingen in Luik. Mijn twee zussen staan beiden in het middelbaar onderwijs.

“Ik ben een Liégeois, ja. Mens onder de mensen. Het maakt niet uit of je verpleger of arbeider of eender wat bent. Wie of wat je bent, maakt niet uit ; in de omgang ben je gelijk en respecteer je elkaar. Zo ben ik, zo zijn ook mijn vrienden. We amuseren ons, we vieren het leven, gelukkig dat we er zijn.

“Kranten of tijdschriften lees ik niet. Als je in de vestiaire komt, weet je toch meteen wat er is verschenen. Ik volg Teletekst en Eurosport News. Ik ben geen lezer, ook niet van boeken. Ik speel liever. Kaarten, ja, hoewel er bij ons geen verwoede kaarters zitten. Kaarten voor geld het liefst, maar niet voor de grote bedragen waar sommige voetballers zich naar verluidt al wel eens aan wagen. Honderd frank is genoeg. Kaarten voor niks vind ik niet prettig.”

“Ik voel mij Belg. Verschil tussen Walen en Vlamingen zie ik trouwens niet û zoals ik er ook geen zie tussen Limburgers en West-Vlamingen, noch tussen Gentenaars en Bruggelingen. Ik maak dat onderscheid niet. Mensen zijn daar ook helemaal niet mee bezig. Alleen bepaalde politici en hun achterban zijn dat û en de media. We zijn een klein land, we kunnen overal naartoe, maar waar is het beter ? Nergens, vind ik nog altijd. Toch zijn we nooit tevreden en zoeken we problemen waar er geen zijn, zoals met commentaren als zou Wallonië Vlaanderen te veel kosten. Ik begrijp dat niet. Ik ben een Belg, in goede en kwade tijden.

“Ik heb ook geen problemen met een multiculturele samenleving, op voorwaarde dat buitenlanders ons respecteren. Naar hier komen omdat er meer te verdienen is dan in hun land en ook nog eens zeggen hoe wij het moeten doen, neen, dat gaat niet. In het voetbal hoor ik soms jonge Belgen klagen omdat een buitenlander meer kansen krijgt. Ik begrijp dat. Als buitenlandse spelers alleen aangeworven worden omdat je er drie kunt krijgen voor de prijs van één Belg, vind ik wel dat er zich een probleem stelt. Als ze meer verdienen en niet beter zijn trouwens ook.

“De verplichte lessen Nederlands voor anderstaligen op de club vind ik een goed initiatief. Alleen : je kunt de les dan wel volgen, maar contact willen maken is nog iets anders natuurlijk. Als er tien zijn die dat niet doen, is dat teveel. Mijn Nederlands is ook niet perfect, maar dat maakt juist de ambiance in een kleedkamer (lacht). Rune(Lange, nvdr) bijvoorbeeld zal mij altijd aanspreken in het Nederlands. Jammer dat dit niet het geval is met de anderen.”

door Christian Vandenabeele

‘De dag van de wedstrijd tegen Ajax heb ik de kinderkamer geschilderd.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content