België lijkt onder Appie Krijnsen eindelijk weer over een sterke nationale ploeg te beschikken. “Maar als wij drie keer op ons ‘ballen’ krijgen, is niks beter dan vroeger.”

Appie Krijnsen weet wat de nationale ploeg te doen staat. De kwalificatie voor het EK in 2003 is het doel en dit weekend kan in Hongarije een eerste stap gezet worden. Op drie weken tijd moest de bondscoach zijn team klaarstomen voor deze belangrijke opdracht. Hoe heeft de Nederlander dat voor elkaar gekregen ? “In de eerste plaats heb ik iedereen in het hoofd geprent dat die voorbereidingsperiode erg kort is en dat ik binnen die korte tijdsspanne absolute discipline verlang. Daarnaast heb ik de oefenstof bijna volledig gebaseerd op complexe situaties : rallyballen, niet heel simpel een tweeblokje trainen en een drieblokje trainen, want daar hebben we de tijd niet voor.”

“Appie verwacht heel veel van ons. Hij heeft die typische Nederlandse mentaliteit : recht voor de raap”, zei Wout Wijsmans ons vorige week. “Datgene wat fout gaat – en dat hebben ook afgesproken met elkaar – moet onmiddellijk benoemd worden en datgene wat heel goed gaat, moet bevestigd worden”, zegt Krijnsen. “Je moet met plezier trainen, maar als het niet goed gaat, moet je je mond houden en nog harder gan werken.”

Het komt er op training ook op aan, aldus de coach, dat de startende zeven zoveel mogelijk samen kunnen spelen om de automatismen in de ploeg te krijgen. Met Vital Heynen aan de pass, Jan-Willem Roex en Franky Reijmen in het midden, Wout Wijsmans en Tim Joosen op de hoeken, Steve Roelandt op de diagonaal en Frederik Delanghe als libero, verrast Krijnsen niemand. “Er wordt alleen nog maar gewisseld als iemand niet voldoet.”

ven had hij nog getwijfeld of Frederik Delanghe wel de juiste keuze was, of hij niet beter Eric Van Drom had opgeroepen. “Je moet je ook afvragen welke spelers je meeneemt als het fout gaat. Kom je in de problemen en moet er een vonkje overspringen, dan is Eric Van Drom misschien wel een betere libero. Hij kan de boel aardig opnaaien. Fred is wat rustiger, maar zoals ik hem aan het werk zie op training, ben ik héél blij dat ik voor hem gekozen heb.”

Krijnsen moest anders nóg wel een aantal knopen doorhakken toen hij zijn voorselectie van achttien reduceerde tot twaalf. Frank Depestele óf Kris Tanghe als tweede spelverdeler, bijvoorbeeld. Want had Tanghe niet meer wedstrijdritme in de handen en benen dankzij drie halve finalewedstrijden in de play-offs ? “Kris had de eerste week erg goed getraind, misschien zelf iets beter dan Frank op dat moment. Maar ik heb ook met andere maatstaven te maken, namelijk : op internationaal niveau moet je blokkering aardig in orde zijn. Iedereen krijgt een eerlijke kans, maar misschien is de kans van Kris Tanghe a priori niet eerlijk, omdat hij een stuk kleiner is dan Frank Depestele. Als ik mijn tweede spelverdeler moet inbrengen, dan loop ik met Kris Tanghe een serieus risico aan het net.”

De teleurstelling van Tanghe was erg groot. “Dat hij verbaast was over mijn ontgoocheling heeft mij nog het meest getroffen”, liet de nieuwe passeur van Menen optekenen. “Internationaal wordt een te klein team afgestraft, net als een te kleine speler”, verdedigt Krijnsen zijn beslissing. “Met die wetmatigheid heb ik nu eenmaal te maken. Ik had gedacht dat hij met dat argument terdege rekening had gehouden. Op andere vlakken zijn de verschillen tussen hem en Frank niet groot. Kris verdedigt wellicht iets beter, is een hardere werker. Maar op de buitenkant, op de pass op vier, vind ik Frank iets sterker; als het echt een puinhoop wordt en de receptie loopt niet, is hij degene die het best ballen over grote afstanden kan spelen; en zijn opslag is gevaarlijker. Ik vond het geen leuke beslissing, maar ik moest ze wel nemen.”

De beslissingen nemen, doet hij als eindverantwoordelijke alleen. Dat neemt niet weg dat hij overleg pleegt met zijn assistent-coach Claudio Gewehr en met zijn aanvoerder. Die aanvoerder is niet Vital Heynen, zoals vooraf misschien gedacht, wel Wout Wijsmans. “Ik vind dat een spelverdeler zich meer bezig moet houden met het spel van zijn eigen team. Als hij naar de scheidsrechter moet gaan, leidt dat alleen maar af. Wout is internationaal ook zeer goed gekend en bovendien een imposante gestalte. Anderzijds is kapitein zijn, voor mij grotendeels een ceremoniele taak, hoor.”

epestele of Tanghe was één zaak, de keuze voor de vierde receptie-hoekspeler – Kristof Hoho betekende na zijn ijzersterke seizoen een certitude – een andere. Christof Van Goethem kreeg de voorkeur op Timothy Buys en Dieter Melis. “Buys is van de drie de minste in receptie. Tussen Melis en Van Goethem lag de keuze moeilijker. Melis speelt constanter; als je Van Goethem inbrengt, kan het twee kanten uit : of hij speelt briljant of hij bakt er heel weinig van. Voor de invallersrol verkies ik iemand die boven zichzelf kan uitstijgen en zo’n type is Christof.”

Maar, waarschuwt Krijnsen, niemand mag op zijn lauweren rusten. “Ik heb bedongen bij de bond dat de vliegtickets op het laatste moment van naam kunnen veranderen. Toen ik de definitieve selectie bekendmaakte, heb ik de spelers duidelijk gemaakt : heren, dit is nog geen garantie dat jullie meegaan. Als Van Goethem, bijvoorbeeld, niet goed traint, neem ik Melis mee. Een dienende speler die niet genoeg dient, wordt vervangen. Even vreesden we voor een voetblessure van Reijmen. Ik heb toen onmiddelijk gesteld dat we niet met drie middenmannen vertrekken, waarvan er één maar halffit is.”

De meest talentvolle Belgische middenman, Matias Raymaekers, behoort niet tot de selectie. Een gevolg van de rechtlijnigheid en discipline die Appie Krijnsen hanteert. “Raymaekers is in wezen beter dan Geert Verreth, maar hij kon niet alle trainingen bijwonen. Hij geeft de voorkeur aan zijn hogere studies en ik vind het fantastisch dat hij dat doet, maar het past niet in het stramien waarin wij afspraken gemaakt hebben.”

Een aanpak die ze allicht niet gewoon waren bij de nationale ploeg ? “Ik krijg te horen : jij stelt eisen, er staat een structuur en gelukkig maar, want dat hebben we vroeger wel eens gemist. Maar dat weet ik zelf niet, ik was er niet bij. Daar wil ik MarcSpaenjers dus niet op aanvallen. Als wij drie keer op ons ballen krijgen, is niks beter dan vroeger.”

De grootste verrassing vormt zonder meer Danny Moortgat, die als gevolg van de gekende naturalisatieproblematiek rond Stephen Shittu – pas in juli mag Shittu van de FIVB weer voor België volleyballen – bij de twaalf zit. “Hij kan met zijn lengte inkomen om een blokpuntje te scoren. Bovendien is hij de enige die op de diagonaal heeft getraind, een beetje lengte bezit en Belg is. Daar kan iedereen raar over doen, maar als iemand met een mooie naam komt die over die eigenschappen beschikt, dan geef ik hem te doen.”

Moortgat kan inderdaad inkomen om te blokkeren op de hoeken. In de basiszes zou dáár wel eens het grootste probleem kunnen liggen. “Wijsmans kan uitstekend blokkeren, maar we hebben met Heynen en Joosen inderdaad twee wat kleinere mensen op de buitenkant. Maar ik denk dat er wel andere voordelen tegenover staan. Zoals Cruijff zegt : elk voordeel heb z’n nadeel en andersom. Ik denk niet we een spelverdeler kunnen opstellen die een bal beter achterover kan geven dan Vital Heynen. Joosen is een zeer complete speler : hij kan schitterend receptie nemen, een blokje-uit slaan én fors uithalen.”

oor het eerst sinds jaren staat België weer met z’n sterkst denkbare ploeg op het veld, dankzij een aantal spelers dat zich profileerde. Een uiterst nobel initiatief, maar als België zich niet kwalificeert, bestaat het gevaar dat zíj daarop afgerekend zullen worden. “Als er iemand verantwoordelijk gesteld moet worden, dan zijn dat twaalf spelers, Claudio Gewehr en ikzelf. Het hele team, dus. Als we er echt een potje van maken, moeten we nadien maar een programma uitwerken met de jongeren.”

Dat is iets waar de nationale ploeg naartoe moet, een zomerprogramma, weet ook Krijnsen. “Wil je echt potten breken, dan heb je een zomerprogramma nodig. Als het aan mij ligt, doen we het meteen, maar ik kan niet in de portefeuille kijken van de bond. Stel dat we ons kwalificeren, dan zal het volgend jaar gelijk moeten gebeuren. Als we ons in mei 2003 plaatsen, kan ik het me niet voorstellen dat we in juni en juli geen zak uitvoeren om ginder een mal figuur te slaan. Laat bijvoorbeeld elk bij de Belgische volleybalbond aangesloten lid vijf euro in het zakje doen, nog een paar sponsors erbij en je kan een prachtig programma draaien.”

door Roel van den Broeck,

“Wil je echt potten breken, dan heb je een zomerprogramma nodig.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content