Samen met spitsbroeder Imoh Ezekiel vormt hij de speerpunt van de Luikse aanval. De jonge Duivel blikt terug op de weg die hij al heeft afgelegd.

Uiteindelijk is hij bij Standard gebleven. Ondanks allerlei geruchten over een vertrek liet Michy Batshuayi (19) zich overtuigen door voorzitter Roland Duchâtelet en de salarisverhoging die hem werd aangeboden. Hij deed er goed aan. Want ondanks een zekere nonchalance en de neiging om zijn acties soms te ingewikkeld te maken, blijft Batshuayi een rastalent. En een zuivere goalgetter. “Jullie hebben geluk dat ik dit interview aanvaard. Op dit moment ben ik nog niet tevreden over mijn spelpeil en schuw ik de media.”

Waarom vind je jezelf nog niet op niveau?

Michy Batshuayi: “Ik vind dat ik soms te veel op doelpunten wacht, dat ik me er te veel op focus. De trainer heeft me gezegd dat ik me niet te veel moet opwinden op het veld, maar kalm moet blijven voor doel zodat ik efficiënter word.”

Is scoren zo belangrijk voor je?

“Ja. Een echte spits wil altijd scoren. Als ik in twee of drie wedstrijden geen doelpunt heb gemaakt, doe ik er alles aan om dat probleem de wereld uit te helpen. Ik heb doelpunten nodig. Het is als een medicijn voor me.”

Vanwaar komt die drang naar de goal?

“Mijn vader was ook een spits. Voor mij is dat iets heel natuurlijks. Ik heb die drang altijd gevoeld. Scoren is het ultieme geluk. Ik besef ook dat ik het hele stadion met vreugde vul.”

Sommigen verwijten je te egoïstisch te zijn. Komt dat door die drang naar het doel?

“Ja, vaak wel. Maar ik vind dat ik op dat vlak ben verbeterd. Ik ben minder egoïstisch dan vroeger. Hoe dan ook blijf ik een speler die graag de bal aan de voet heeft. Ik ben verliefd op de bal. Vandaag snappen mijn ploegmaats dat. Ze zeggen me simpelweg: ‘Je houdt graag de bal bij, oké, maar zorg dan dat je hem niet verliest.’

Nochtans verlies je hem nog vaak…

“Ja, dat klopt. Maar dat is mijn speelstijl. Met mij kan je alles verwachten. Soms kan ik op vijf minuten tijd vijf keer de bal verliezen of vijf keer buitenspel staan, maar ten slotte wel het winnende doelpunt maken. Ik ben zowel tot het slechtste als tot het beste in staat.”

Hoe verklaar je dat?

“Mijn vader en mijn trainers hebben me altijd gezegd dat ik lijd aan concentratieverlies. Ze weten dat het iets is dat zich tussen mijn oren afspeelt. Vaak groei ik ook in een wedstrijd. Ik ben een soort diesel.”

Besef je dat je een van de beste spitsen in de competitie bent?

“Als ik hard blijf werken, misschien wel ja. Maar op dit moment verdien ik het nog niet om genoemd te worden als een van de beste vijf.”

Ben je trots als je kinderen ziet die een truitje dragen met jouw naam erop?

“Zo zijn er nog niet genoeg.” (lacht)

Trekt de nationale ploeg je aan?

“Natuurlijk, daar droom ik van. De wereldbeker blijft een doel. Maar het is nutteloos om ervan te dromen als je ondertussen niet werkt om er te raken. Ik ben klaar om ervoor te werken.”

Band met Brussel

Je hebt een bewogen zomer achter de rug. Je naam werd genoemd bij Swansea en Anderlecht. Hoe heb je dat zelf beleefd?

“Rustig, want ik volgde al die geruchten niet. Alleen mijn vrienden en mijn ouders spraken erover. In heb begin dacht ik dat het een grap was. Maar week na week namen die geruchten toe. Sommige van mijn vrienden zeiden dat ik naar Anderlecht moest gaan, anderen vonden dat ik bij Standard moest blijven. Mijn jongere broer spoorde me aan om naar Brussel te verhuizen (Batshuayi’s broer speelt bij de jeugd van Anderlecht, nvdr). Zelf was ik er niet erg mee bezig, mijn makelaar en mijn ouders deden dat. Mijn moeder wilde ook dat ik terug naar Brussel kwam. Ze vindt het niet zo leuk dat ik in Luik woon. Nu nog staat ze erop dat ik telkens naar huis kom, maar dat is zogoed als onmogelijk.”

Maar heb je een vertrek overwogen?

“Ik ben nog jong en het belangrijkste voor een jonge speler is om zonder zorgen te kunnen spelen. Ik moet me niet bezighouden met wat er zich naast het veld afspeelt. Maar Engeland, dat doet een mens dromen natuurlijk… De voorzitter liet me echter verstaan dat hij nog op me rekende en hij heeft de zaak snel afgehandeld. Veel jonge spelers zouden hebben aangedrongen op een vertrek. Maar mijn ouders en ik zijn rustig gebleven.”

Wat betekent de stad Brussel voor je?

“Het is de stad van mijn kindertijd. Mijn droom is om er ooit een grote villa te kunnen kopen. Ik zal altijd een Brusselaar blijven. Brussels for life! – zoals ze zeggen.”

Welke herinneringen hou je over aan je kindertijd?

“Herinneringen met vrienden. Voor mij zijn vrienden alles! Sommige mensen proberen nu mijn vriend te zijn, maar zo werkt dat niet bij mij. Ik heb altijd dezelfde mensen rond me die weten hoe ik in elkaar zit en hoe ik reageer. Zij zeggen het me wel als ik naast mijn schoenen begin te lopen.”

Hebben je vrienden je al tot de orde geroepen?

“Ja, toch wel. Als je profvoetballer wordt, beginnen sommigen je anders te bekijken. Vooral in mijn buurt. Sommigen zijn me komen zeggen dat ik een dikke nek heb. Dat heeft me kwaad gemaakt en ontgoocheld. Ik heb mezelf in vraag gesteld en aan mijn familie en vrienden gevraagd of ik ben veranderd. Ze hebben me gerustgesteld en gezegd dat het niet klopt. Op die momenten heb ik mijn vrienden nodig. (denkt na) Hoewel, het volstaat om twee of drie uur met me door te brengen om te weten dat ik dezelfde ben gebleven, met dezelfde reflexen en dezelfde gewoonten. Bovendien zeg ik de dingen rechtuit. Als er iets niet gaat, zeg ik het. Niet iedereen houdt daarvan. We zijn jongens: als er een probleem is, moet je elkaar daarover aanspreken en niet achter elkaars rug beginnen te praten.”

Vormt het geld dat je verdient geen probleem voor sommige mensen?

“Normaal gezien zou dat geen verschil mogen maken. Maar het klopt wel dat toen de bedragen van mijn salaris bekend werden gemaakt, sommigen opeens allerlei dingen van me nodig hadden. Maar mensen die enkel naar mij komen voor mijn geld herken ik van ver. Ik probeer hen te ontwijken. Mijn ouders hebben liever dat ik met andere voetballers optrek. Ze vinden dat ik met hen dezelfde problemen deel en over dezelfde dingen kan praten.”

Vind je het erg dat je nooit in het shirt van Anderlecht hebt gespeeld?

“Anderlecht spreekt me aan omdat het de club van mijn stad is, maar ik zit echt goed bij Standard. Ik mis het niet. Ze hebben een fout gemaakt toen ze me doorstuurden. En ik ken de rivaliteit tussen Standard en Anderlecht maar al te goed. Kijk maar wat er met Milan Jovanovic en Dieumerci Mbokani is gebeurd! Ik voel er weinig voor om in hun voetsporen te treden. Ik wil iets opbouwen bij Standard zodat de supporters me niet zullen vergeten.”

Nochtans ben je immuun voor de druk uit de tribunes…

“Ja, het is waar dat ik op het veld alleen met de wedstrijd bezig ben. Ik heb een sterk karakter en je haalt me niet zo snel uit evenwicht. Uiteindelijk lever ik de grootste strijd steeds met mezelf. Een tegenstander of een supporter zal me niet uit mijn concentratie halen.”

Begrijp je achteraf gezien waarom Anderlecht je heeft weggestuurd van het opleidingscentrum?

“Misschien had ik wel een klein gedragsprobleem. Een beetje zoals alle jongeren, niet? Hoewel ik af en toe nog altijd dat probleem heb, ben ik dat toch ontgroeid. Ik ben volwassen geworden. Ik heb begrepen dat ik als een prof moet leven.”

Was het moeilijk om alle obstakels te overwinnen waarmee een profvoetballer te maken krijgt?

“Ik ga sowieso niet vaak uit. Het enige waar ik van houd, is bij mijn vrienden zijn. Ik heb alleen soms een probleem met stiptheid. (lacht) Ik kan moeilijk op tijd toekomen. Mijn ouders komen slechts twee of drie keer per week langs, maar de rest van de tijd zit ik alleen en ’s avonds speel ik soms urenlang op de PlayStation. En dus kan ik moeilijk opstaan.”

Alles of niets

Welk onderdeel van je spel is sinds je debuut in eerste klasse twee jaar geleden het meest geëvolueerd?

“Ik speel eenvoudiger. Ik weet wanneer ik kan dribbelen en wanneer niet. Ik heb geleerd om minder agressief te zijn, want in mijn eerste wedstrijden kreeg ik een paar rode kaarten. Ik laat niet graag met me sollen, dus had ik de neiging om op elke provocatie van verdedigers te reageren. Maar ik heb geleerd dat dat niets oplevert. Zoals ik al zei, ben ik nog moeilijk uit evenwicht te brengen.”

Voordat je onder Mircea Rednic boven water kwam, was je onder Ron Jans van de radar verdwenen. Hoe verklaar je dat?

“Ik begrijp het zelf ook nog steeds niet. Ik eindigde de voorbereiding als topscorer en was mijn overtollige gewicht kwijt. Ik was helemaal klaar voor de openingsmatch.”

Had je woorden gehad met Ron Jans?

“Neen. Waarom? Ik ben niet iemand die gaat janken bij de trainer. De trainer is zoals een scheidsrechter. Hij is de baas. Als hij een beslissing neemt, moet je die respecteren. Het enige wat hij me zei, is dat hij me thuis liet om te zien hoe ik zou reageren. Maar ik wist niet hoe ik moest reageren noch waarom hij me dat zei.”

Was de komst van Rednic een verlossing voor jou?

“Niet onmiddellijk, want ik wist niet of ik van hem een kans zou krijgen. In die periode was ik kwaad en een beetje verdwaald. Ik wist niet waar ik me bevond, wat ik moest doen, wat er van me ging worden. Rekende Standard nog op mij? Maar toen hij zei dat hij in een 4-4-2 ging spelen, zijn sommige spelers naar mij gekomen en zeiden me: ‘Dat is interessant voor jou. Nu is het aan jou om je kans te grijpen.’ Vervolgens is Rednic zelf met me komen praten en hij zei dat ik een goede speler was en mijn talent niet mocht verkwisten, maar me moest concentreren op de training.”

Vreesde je dat je carrière zou stagneren?

“Ik heb me vragen gesteld. Ik was bang. Maar toen Rednic me een kans gaf, heb ik tegen mezelf gezegd: nu is het alles of niets!” ?

DOOR STÉPHANE VANDE VELDE – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“We zijn jongens. Als er een probleem is, spreek je elkaar daarover aan.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content