Matthias Stockmans
Matthias Stockmans Redacteur van Sport/Voetbalmagazine en Knack Focus.

Al drie jaar in Beveren en nu eindelijk op de rand van de doorbraak : Roméo Seka-Affessi. Ooit nog geroemd als grootste talent van de Académie Jean-Marc Guillou.

In de heenronde blonk Roméo Seka-Affessi (22) uit in de toppers tegen Anderlecht en Standard, wat hem alvast vage interesse uit Frankrijk opleverde, maar de wedstrijden dat de Ivoriaanse rechtsmidden daadwerkelijk spelbepalend kon zijn voor Beveren waren te schaars. Het beste bewijs van die wisselvallige vormcurve zijn de eerste twee wedstrijden na de winterstop : thuis tegen Germinal Beerschot kwam hij amper in het stuk voor, een week later tegen Westerlo bedacht dit blad hem met een zeven.

Ook naast het veld valt Roméo Seka moeilijk te vatten. Zelfs onder zijn landgenoten geldt hij als een buitenbeentje. Door zijn natuurlijke flegma en heldere kijk op de wereld onderscheidt hij zich in de bonte bende Ivorianen. Normaal gezien krijg je in een interview met een Afrikaan al na vijf minuten te maken met de ondoorgrondelijke wegen van de Heer hierboven. Dieu ici et Dieu là. Bij Seka valt het woord God geen enkele keer. Integendeel, de jonge twintiger zoekt de verbanden in zijn levensloop bij zichzelf of de gebeurtenissen rond zich. In welke zin hij dan verschilt van de meeste van zijn landgenoten kan hij moeilijk zelf beoordelen: “Ik zie de dingen anders. Ik haat hypocrisie. Een belangrijke zaak bespreek je door iemand recht in de ogen te kijken, mijn vrienden weten dat. Ik moet mensen kunnen vertrouwen. Ik lach graag, maar als ik er geen zin in heb, kruip ik in mijn hoekje en sluit ik me af.”

Afrikanen stappen makkelijker over een nederlaag, beweert men, dat zorgde in het verleden wel eens voor irritaties in de Beverse vestiaire. Seka weerlegt : “Na een nederlaag val ik soms pas rond vier uur ’s nachts in slaap. Zoals tegen Standard. We speelden sterk en krijgen in de slotfase het deksel op de neus. Het ergert me dat we die kansen blijven missen. Ikzelf mis ze ook. Bij Abidjan speelde ik als aanvaller of defensieve middenvelder en scoorde ik één of twee goals per wedstrijd. In Beveren word ik als rechtsmidden gebruikt en omdat ik er veel meer moet lopen, ben ik niet fris voor doel. Ik vermoed dat het gebrek aan efficiëntie daaraan ligt.”

Ballen met Van Persie

Seka werd door Jean-Marc Guillou ooit geroemd als intrinsiek een van de grootste talenten van zijn Acedémie in Abidjan. Technisch zeer bekwaam, snel, rustig aan de bal. Voetbal was iets dat hij al van kindsbeen af in zich had. Seka : “Voor ik bij de Académie kwam, had ik nooit eerder in een ploeg gespeeld. De meeste anderen wel. Mijn oom had me eens zien spelen met mijn vrienden op straat, dus heeft hij me op mijn elfde ingeschreven voor een selectieproef bij ASEC Abidjan. Er waren meer dan tweehonderd jongetjes aanwezig. Ik stond daar niet bij stil, ik speelde gewoon met de bal zoals ik dat op straat deed. De club zag potentieel in me en ik mocht blijven. Zeven jaar lang werd ik opgeleid, dikwijls trokken we Europa rond om toernooien te spelen en ervaring op te doen. Zo heb ik tweemaal deelgenomen aan een internationaal toernooi in Engeland, georganiseerd door Arsenal. We speelden met een mengeling van beloften en invallers van Arsenal. Kolo Touré deed mee, Cesc Fabregás en Robin van Persie. We zagen die sterren aan het werk en dat wekte de ambitie op om ooit datzelfde niveau te halen. Op mijn negentiende tekende ik voor Beveren. In Ivoorkust kent iedereen het Belgische kampioenschap, via televisie en videocassettes kunnen we alle speeldagen nauwgezet volgen.”

Nochtans was een carrière als profvoetballer niet datgene waarvan Seka als jonge gast droomde. “Ik was eerst niet geïnteresseerd in een test, mijn moeder wilde ook dat ik mijn studies afmaakte. Ik ben de jongste in een gezin van acht, verscheidene broers hadden het ook al als profvoetballer geprobeerd, maar dat draaide op niets uit en dus wilde mijn moeder mij eenzelfde ontgoocheling besparen. Voor Afrikanen is de moeder heilig. En al zeker bij mij, ze is alles wat ik heb.”

Roméo Seka groeide echter niet op in grote armoede, het voetbal was voor hem niet zoals voor velen een unieke kans om aan een weinig florissante toekomst te ontsnappen. Neen, dat scenario past niet in het draaiboek van The Life of Roméo. Integendeel, de jeugd van Roméo klinkt pijnlijk herkenbaar voor onze westerse maatschappij. Een twist over het hoederecht zorgde voor een breuk tussen hem en zijn vader. “Het grote keerpunt in mijn leven”, noemt Seka het. “Ik was nog heel klein. Mijn vader wilde het hoederecht over mij en mijn moeder stond dat niet toe, de rechtbank besliste dat ik bij haar zou blijven. Hoewel mijn vader een zeer succesvol zakenman was en behoorlijk veel geld verdiende. Nadien zag ik mijn vader niet meer. Ik weigerde dat. Ik was eigenlijk te kwaad op hem, hij verliet mijn moeder voor een jongere vrouw, terwijl mijn moeder hem nog zo graag zag. Mijn moeder heeft daar zwaar van afgezien, ze weende constant. Mijn vader voldeed wel aan zijn financiële plicht en onderhield ons. We hadden nooit iets te kort. Later – ik was tien of elf – vernam ik dat mijn vader was overleden. Geld heeft nooit een rol gespeeld in mijn leven. Als dat inderdaad mijn drijfveer zou zijn, was ik wel als jonge gast bij mijn vader gebleven.”

Een andere mentaliteit

Ondertussen loopt Seka-Affessi al drie jaar in Beveren rond. Hij kwam tijdens de winterstop van het seizoen 2003/04 toe. “Ik herinner me nog dat ik de eerste weken constant met een dikke pull en daaronder drie T-shirts rondliep”, glimlacht hij. Maar waarom duurde het drie jaar vooraleer een talent als Seka een basisstek kon veroveren in het Beverse elftal ? Hij analyseert nuchter : “Eerst en vooral omdat ik door Jean-Marc Guillou rechtstreeks van het centre de formation van Abidjan naar de Belgische eerste klasse werd overgeheveld, ik had zelfs nog nooit competitievoetbal gespeeld in Ivoorkust. Ik was mentaal niet klaar toen ik als negentienjarige in Beveren aankwam. Als je je dan in je eentje, zo ver van huis, mentaal moest voorbereiden om elke week hetzelfde niveau te brengen, dan valt je dat wel eens zwaar. Nochtans startte ik veelbelovend, maar eens de competitie weer begon, viel ik van de ene blessure in de andere.

“Ik ben ouder geworden nu. Ik besefte dat ik conditioneel niet helemaal mee kon en dat ik daardoor zoveel blessures opliep. Deze zomer werkte ik speciaal aan mijn uithouding en kracht. Ik leerde bovendien dat je elke wedstrijd moet knokken, met technische kwaliteiten alleen kom je er niet. Kleine details beslissen een wedstrijd, dus moet je negentig minuten geconcentreerd blijven. Je moet er altijd voor gaan, voor die mensen die elke thuiswedstrijd hun ticket kopen en door weer en wind komen supporteren. Maar de mensen moeten ook ergens begrijpen dat het logisch is dat wij Ivorianen altijd zo lachten en niet bij professionalisme stilstonden. In Abidjan kenden we nauwelijks stress, we wonnen bijna elke match en de mensen kwamen kijken om mooi voetbal te zien. In die sfeer zijn we gevormd. In België moet je in de eerste plaats winnen, wat een heel andere mentaliteit is. Je kunt hier een barslechte wedstrijd spelen en toch 1-0 winnen en dan is iedereen tevreden. Ik nu ook, ja.”

MATTHIAS STOCKMANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content