De buitenwijken van Parijs, Charleroi, Mogi Bayat, Francky Dury, zijn aanvaring met Big Hein, Rennes, de Rode Duivels… gespreksonderwerpen genoeg. Habib Habibou heeft duidelijk zin om zijn ziel bloot te leggen. Hier volgt zijn verhaal.

De afspraak is voorzien om 15 uur in La Piverdière, het trainingscentrum van Stade Rennes. Om ons te ontvangen opent Philippe Montanier in eigen persoon de deuren van zijn kantoor. Een halfuur voor de training onderhoudt de coach van Rennes ons over Habib Habibou. Het minste wat je kunt zeggen is dat hij positief is over de speler.

Na de training komt de grote, elegante, goed uitziende ex-voetballer van AA Gent naar ons toe. Hij is een en al glimlach. “Wat ik momenteel bij Rennes meemaak is geweldig,” zegt hij, “de Ligue 1, het niveau, de speelomstandigheden…” Vooraleer hij meer vertelt, neemt hij ons mee naar hotel Balthazar, een hippe plek in Rennes – al kent hij de stad nog niet zo goed, zegt hij. In dat hotel verbleef kort daarvoor de nationale ploeg van Frankrijk in de aanloop naar hun match tegen Albanië. In een van de gezellige salons poseert Habibou voor de foto. Ontspannen begint hij te vertellen over zijn eerste stappen als voetballer.

“Ik voetbalde eigenlijk voor de familie, al hou ik wel van het spelletje. Laten we zeggen dat ik een wat ‘aparte’ jeugd gehad heb”, lacht hij. “Ik heb nogal wat stommiteiten begaan. Ik kom uit Montreuil, een van de probleemwijken van Parijs, waar nogal wat criminelen rondlopen, maar ook veel voetbaltalenten: Blaise Matuidi van PSG, Jérémy Taravel van Dinamo Zagreb, Djamel Abdoun van Nottingham Forest, Oumar Sissoko van Ajaccio en nog anderen. Er waren nog jongens die wel tien keer beter waren maar die een andere weg gekozen hebben…”

Hoe liep je parcours bij de jeugd?

Habib Habibou: “Bij INF Clairefontaine ben ik maar één jaar gebleven, dan werd ik buiten gegooid. Daarop ben ik naar PSG gegaan. In de jeugdploegen werd ik daar meestal topschutter en op mijn zeventiende wilde ik graag een profcontract tekenen. Achteraf bekeken snap ik wel dat dat onmogelijk was, maar ik was destijds zo zelfverzekerd dat ik niet zag wie er nog boven mij stond. Ik deed er ook niet alles voor. Ik kwam naar de training en ik ging weer weg, zonder stretchen, zonder spierversterkende oefeningen. Gezond leven vond ik niet belangrijk, ik at om het even wat. Achteraf, in België, heb ik veel blessures gehad. Een gevolg van mijn jeugdzonden. Pas toen ik bij Charleroi kwam, ben ik op bepaalde zaken gaan letten, met name door de goede raad van Didier Beugnies.”

Hoe kwam je in Charleroi terecht?

“Aangezien ik bij PSG geen toekomst had, heeft mijn oom, die ook als mijn makelaar fungeerde, me voorgesteld aan Beugnies na een match tegen Montreuil waarin ik drie keer scoorde. Beugnies was overtuigd, maar het bestuur van Charleroi liet me toch een test afleggen met de U19 van de Carolo’s. Ik vond dat vervelend, ik vroeg me af wat ik daar moest gaan doen. Het ergste was nog dat ik wat verderop de U21 zag trainen en ik die nog slechter vond dan de U19. Ik had vlug door dat ik zo snel mogelijk bij de profs moest zien te geraken, want voor Charleroi was ik weggegaan bij ploegmaats als Clément Chantôme, Youssouf Mulumbu en Mamadou Sakho.”

Wat was je reactie toen je voor het eerst in Charleroi kwam?

“Ik wou weer weg! Bovendien namen ze me mee voor een wedstrijd in Walhain! Ik wilde echt dat ze me weer lieten vertrekken, ook al was er diep in mij een stemmetje dat zei dat ik de uitdaging moest aangaan.”

Je was allicht verrukt over de infrastructuur…

“Marcinelle was een ramp, met kleedkamers zonder water, terreinen van gravel… Achteraf bekeken houd ik me voor dat dat mijn karakter gehard heeft.”

In Rennes is dat nu allicht helemaal anders?

“Wanneer je naar Rennes gaat, kun je je gegevens invoeren op een iPad, er staan vijf artsen en vijftien kinesisten klaar om je onder handen te nemen, er is een fitnesszaal, plasma-tv’s in de kleedkamer… Enfin, een andere wereld.”

Champions League

Waar verbleef je toen je in het begin bij Charleroi zat?

“In Marcinelle, in een soort centrum waar ook Geoffrey Mujangi Bia, Jérémy Serwy en anderen verbleven. Dat was oké. Het was best een mooie tijd, we lachten heel wat af.”

Heb je wat van de stad gezien?

“Ja, maar in vergelijking met wat ik in Parijs zag, was dat een lachertje. Op voetbalvlak ging het wel vooruit. Na een week of vier zat ik al bij de U21 en niet veel later bij de profs. Met mijn eerste contract, voor vier jaar, verdiende ik 1500 euro bruto per maand, ik was toen achttien.”

Toch ging je snel naar Tubize.

“Ja. Na één seizoen bij Charleroi, waarin ik geregeld speelkansen kreeg, werd ik uitgeleend aan tweedeklasser Tubize. Ik scoorde twaalf keer in dertien matchen. Na mijn terugkeer begon het goed te lopen met Cyril Théréau naast mij in de aanval. Na een wedstrijd tegen Standard, waarin ik een prachtgoal in de winkelhaak schoot, zei algemeen directeur Mogi Bayat me dat hij een aanbod voor me gekregen had: Steaua Boekarest. Ik was twintig en het vooruitzicht om de Champions League te spelen was verleidelijk. Eerlijk gezegd zou ik het niet opnieuw doen, maar als je jong bent en van 1500 euro bruto naar 15.000 euro netto kunt gaan… Nu zou ik het daar nooit voor doen, als je weet wat voor bedragen ze daar bieden.”

Heb je het gevoel dat je geflikt bent?

“Ja, zeker weten. Ik had veel meer moeten verdienen. Andrés Mendoza, die nog bij Club Brugge gespeeld heeft, bleef maar zes maanden in Boekarest en kreeg 600.000 euro tekengeld. Bovendien speelde ik niet, ik zat ver van mijn familie… Toen ik zes maanden later naar Charleroi terugkeerde, trof ik daar een goeie ploeg aan: Théréau, Mujangi Bia, Grégory Christ, Fabien Camus, Pelé Mboyo… Allemaal spelers die Charleroi als een springplank zagen. Van Mogi mochten we allemaal ons ding doen, al was dat ook in zijn belang als bestuurder en zakenman.”

Hoe was de kleedkamer bij Charleroi?

“Met zo veel sterke persoonlijkheden gold daar de wet van de sterkste. Op een dag kwam er een grote jongen van Montreuil bij, Oumar Bakari, die de kleedkamer helemaal op haar kop zette. Maar die is niet lang gebleven. Het dient gezegd: Jacky Mathijssen wist ons in de hand te houden, hij had kloten aan zijn lijf.”

Had je niet de indruk dat de Parijse buitenwijken naar Charleroi waren verplaatst?

“Echt wel. Wie niet speelde, zette druk op zijn ploegmaats. We mochten dan wel goed samenhangen, aan de ene kant had je Christ, Théréau en Camus, aan de andere kant Geoffrey, Pelé en ikzelf en op het veld gaf iedereen de bal het liefst aan een kameraad. Een rare periode. Van geld trokken we ons niks aan, we speelden, aten gezond, dronken rare sapjes, maar dat deerde ons niet. We spreken daar nog weleens over wanneer ik ploegmaats van vroeger terugzie. Uiteindelijk waren dat mijn mooiste momenten in België.”

Naïef

Zulte Waregem was de volgende etappe. Waarom die keuze?

“Ik had geen inspraak in die transfer. Het was ofwel dat, ofwel bij Charleroi blijven, waar ze gezegd hadden dat ik niet veel zou spelen. Zulte Waregem was een stap vooruit, een Vlaamse club, een meer ‘professionele’ mentaliteit.”

Heb je nog altijd die 80.000 euro te goed?

“Ja… Toen ik voor Zulte Waregem tekende, had ik recht op tien procent van de transferprijs, 80.000 euro dus. Kort nadat ik mijn handtekening zette, herinnerde ik Mogi er nog eens aan dat hij me dat geld moest storten. Op dat moment kwam ik nog wel met hem overeen, al zat de mot er al wel wat in. Toen ik vernam dat hij ontslagen was in Charleroi heb ik hem gebeld om te vragen hoe het nu zat. Hij antwoordde dat hij nu geen algemeen directeur van Charleroi meer was en dat hij me dus geen geld verschuldigd was. Dat vond ik vervelend, maar ik dacht dat ik het geld ooit nog wel zou krijgen. Daarin ben ik dus weer eens te naïef geweest.”

Mogi Bayat heeft ondertussen je reputatie wel besmeurd door je het imago van bad boy op te kleven, dat je in België nog altijd meedraagt…

“Ik ben misschien arrogant als ik laat zien dat ik niet over mij heen laat lopen. En als je mijn coach niet bent, dan moet je mij niet zeggen wat ik moet doen. Mogi verdroeg het niet dat hij geen grip had op mij. Maar achteraf hebben we opnieuw met elkaar gepraat. Toen hij naar Gent kwam om Mustapha Oussalah te laten tekenen, heb ik met hem gesproken en heb ik hem zelfs een hand gegeven. Wat gebeurd is, is gebeurd. Ik heb daar een streep onder getrokken, ook al heeft hij belachelijke dingen gezegd over mij. Bijvoorbeeld dat Interpol achter mij aan zat vanwege een Audi Q7 die ik in Roemenië gestolen zou hebben. Mocht dat waar geweest zijn, ik denk dat Interpol het toch niet zo moeilijk gehad zou hebben om mij te vinden… (lacht) Had ik het gewild, dan had ik maar met de vingers moeten knippen om een paar gasten op Mogi af te sturen. Met de mentaliteit die ik in het begin bij Charleroi had, was het helemaal anders afgelopen. Maar ik ben volwassener geworden.”

Wat is je bijgebleven van Francky Dury?

“Toen ik bij Zulte Waregem kwam, zei men: het is een politieagent, dat gaat niet simpel zijn. Aanvankelijk was het dat ook niet, het klikte niet tussen ons. Hij wou al snel tonen dat hij de baas was en dat ik hem moest gehoorzamen als ik wilde spelen. Maar het is Francky Dury wel die mij deed inzien dat een aanvaller afgerekend wordt op zijn statistieken, dat afhaken en aan het spel willen deelnemen tot niets leidt. Mettertijd is onze band erg sterk geworden. Onlangs belde hij nog om te horen hoe het met mijn zoontje ging. Toen ik dat voorstel kreeg van Rennes, zei hij: ‘Maat, spring op de eerste trein. Dan ga je geen matchen tegen Waasland-Beveren meer moeten spelen.’ In Waregem kwam ik ook Thorgan Hazard tegen, Toto. Ik heb hem veel geholpen met zijn aanpassing. Als hij nog wat harder wordt, kan hij een heel grote worden. Vergeet ook Junior Malanda niet, die binnenkort zeker bij de Rode Duivels gaat spelen.”

Geen goedendag

In januari 2012 tekende je bij Leeds. Was je toe aan een nieuwe uitdaging?

“Ik zag iedereen vertrekken: Romelu Lukaku, Christian Benteke, Mehdi Carcela. Ik had de indruk dat ik aan het stagneren was. Behalve van Standard had ik geen enkele aanbieding, ik begreep dat niet. Uiteindelijk is Harry Redknapp, toen bij QPR, me komen bekijken bij Zulte Waregem. Ik stond op het punt om daar te tekenen toen de club de voorkeur gaf aan een ronkende naam – Loïc Rémy – ondanks het feit dat ik er een testwedstrijd speelde waarin ik twee keer scoorde. Tijdens die match zag de coach van Leeds me en bood hij me een contract aan. Spijtig genoeg heb ik er niet veel gespeeld, maar op training liep alles heel vlot. De coach bleef me maar zeggen: ‘Your agent doesn’t look after me.’ Ik begreep eerst niet wat hij daarmee wilde zeggen, nadien viel mijn euro.”

De trainer wilde dat jouw makelaar hem wat geld toestopte?

“Klopt. En aangezien hij dat niet deed, had ik heel weinig kans om te spelen…”

Je keert terug naar België en je seizoensdebuut bij Zulte Waregem, dat hoge toppen scheert, is erg goed. Toch teken je, in januari van dit jaar, voor AA Gent, een ploeg die in play-off 2 belandt en waar jouw verhaal slecht afloopt. Wanneer voelde je dat het misliep met Hein Vanhaezebrouck?

“Vanaf de eerste handdruk. Nochtans was ik blij dat hij naar Gent kwam. Telkens als ik tegen KV Kortrijk speelde, wilde ik me tonen om indruk op hem te maken. Ik hield van de manier waarop hij naar voetbal keek, ik dacht dat het wel zou loslopen met hem. Ik speelde wel al met het idee om Gent te verlaten, maar ik deed het niet omdat ik dacht dat hij een betere speler van me zou maken en dat ik zo een mooie transfer kon versieren. Hij begreep al snel dat ik de baas was in de kleedkamer, hoewel ik er nog maar zes maanden was. Ik ben altijd al een leider geweest. Bij Gent had ik de indruk dat de kleedkamer een beetje ingedommeld was, ik had zin om hen wat wakker te schudden. Maar kapitein wilde ik nooit worden, ook al hebben voorzitter Ivan De Witte en Michel Louwagie me voorgesteld om de aanvoerdersband te dragen op het einde van vorig seizoen.

“Hij (Vanhaezebrouck, nvdr) wilde direct laten merken dat hij de baas was – wat ik perfect begrijp – maar ik denk niet dat hij het op de juiste manier aangepakt heeft. Toen hij ons op stage vroeg om midden in de nacht, met een kaart in de hand, in het bos te gaan joggen, was dat geen probleem. Maar hij had het wel altijd op dezelfde spelers gemunt. Hij wist dat mijn vrouw net bevallen was en dan boekte hij een afspraak voor mij bij de kinesist om 22 uur. Hij dacht dat hij me wel zou kunnen kraken, dat ik een professionele fout zou begaan, zodat hij aan de voorzitter zou kunnen zeggen dat ik weg moest. Maar hij had niet begrepen dat ik zélf ook weg wilde.

“Hij kwam binnen in de kleedkamer en zei aan iedereen een goedendag, behalve aan mij. Op sportief vlak rekende hij niet op mij, hij zei me dat ik niet in zijn systeem paste. Geen probleem. Maar de voorzitter werd er wel gek van. Hij zei me: ‘Habib, blijf rustig, geef hem de tijd om zijn fout in te zien. Ik ben verplicht om hem te steunen omdat hij er nog maar pas is.’ Maar psychologisch was dat niet gemakkelijk, het heeft twee maanden geduurd. Gelukkig was ik sinds mijn passage bij Charleroi op alles voorbereid…

“Het ergste is toch gebeurd op stage in Knokke, waar we ons fysiek klaarstoomden voor het seizoen. Er was daar een soort parcours dat we twee keer moesten afleggen. Het was zo hard dat je op het einde kapot was, je kon niet meer. Toen de hele ploeg die twee rondes had afgelegd, vroeg de coach aan Hervé (Kage, nvdr) en aan mij om het nog een derde keer te doen. Waarom? ‘Omdat ik de baas ben, ik beslis’, riep hij ons toe. Daarop ging Hervé door het lint. Hij sneerde: ‘Wat hebben wij verkeerd gedaan?’ En hij ging weg. Ik heb dat circuit nog een derde keer afgelegd, gewoon om hem te tonen dat hij me niet kapot ging krijgen. De assistent, Peter Balette, een toffe kerel, zei me nochtans om het kalm aan te doen. Vanhaezebrouck viseerde ook Yaya Soumahoro en Nana Asare.”

Je had toch niet de indruk dat er racisme mee gemoeid was?

“Daar heb ik even aan gedacht. Wanneer ik met spelers van KV Kortrijk praatte, zegden ze me ook al lachend: ‘Ach, jullie zwartjes gaan nooit spelen.’ Dat geloofde ik niet, zeker omdat Pelé (Mboyo, nvdr), die een goeie periode meemaakte bij KV Kortrijk, erg te spreken was over Vanhaezebrouck. Toen ik hoorde dat Mogi Heins makelaar was, werd alles wel ineens duidelijk.”

Dat je niet in de portefeuille van Mogi Bayat zat, heeft dat je schade berokkend?

“Ja, dat heeft een rol gespeeld bij mijn verwijdering uit de A-kern.”

Die verwijdering zal het bestuur van Gent niet leuk gevonden hebben omdat je waarde op die manier zakte…

“De Witte werd gek. Het bestuur was de verliezende partij in heel dat verhaal. Louwagie probeerde erachter te komen wat er aan de hand was, maar het probleem was dat de coach de waarheid verdraaide door te zeggen dat ik ziek of geblesseerd was. Maar sinds mijn komst naar Gent ben ik nooit geblesseerd geweest en kwam ik ook niet te laat. Via een tweet liet ik stoom af (‘Quand le lion est plus la le phacochère ce lâche quand le lion est la le phacochère s agenouille quel tristesse a cet âge‘ – Als de leeuw er niet meer is, gaat het knobbelzwijn tekeer; als de leeuw er is, knielt het knobbelzwijn, hoe triestig voor iemand van die leeftijd, nvdr), maar daar had ik later spijt van omdat het niet professioneel was.

“Wat Vanhaezebrouck in de pers verklaarde, heeft me zo veel pijn gedaan. Hij is een slimmerik, hij heeft het goede moment afgewacht om me aan te vallen. Wanneer hij bijvoorbeeld zegt dat ik met niemand de kamer wilde delen, is dat nergens op gebaseerd! Het is de coach die de kamers indeelt: hij plaatste me bij Hervé, en als die niet in de kern zat, zat ik bij een jongen van zestien jaar…”

En toch heb je gespeeld én gescoord?

“Dat was tegen Zulte Waregem. Pollet raakte geblesseerd en er was geen tweede spits. Ik speelde omdat Balette zo aandrong, Vanhaezebrouck wou me niet opstellen. Pech voor hem, we stonden 0-1 achter, ik viel in, ik scoorde en ik lokte de penalty uit voor de 3-1. Mijn ploegmaats wilden dat ik de strafschop nam, maar ik zag de trainer roepen dat ik niet mocht, dus gaf ik de bal aan Milicevic. Direct na het laatste fluitsignaal kwam hij op me afgelopen, nam hij mijn hoofd vast en zei: ‘Nu ga je niet met de pers praten, wij beginnen samen terug van nul.’ Ik was zo nerveus dat ik niets gezegd heb en naar de kleedkamer ging. Om er daarna zeker van te zijn dat ik de media niet te woord zou staan, werd ik door twee personen geëscorteerd naar de uitgang van het stadion.

“Uiteindelijk heeft de club me laten vertrekken voor twee miljoen euro terwijl ze er vier wilde, De Witte en Louwagie waren er ziek van. En nu? In feite neem ik niemand iets kwalijk. Zelfs de coach niet. Maar wat hij gedaan heeft, getuigt van weinig respect. Ik had veel liever gehad dat hij zich als een gentleman gedragen had, dat hij geen kat-en-muisspelletje met me had gespeeld en dat hij onmiddellijk gezegd had dat ik niet in zijn plannen paste.”

Aanbieding uit China

Hoe voel je je bij Rennes?

“Ik ben gelukkig als een kind. We kunnen iets buitengewoon neerzetten. De coach wilde me hier ook. Ik heb andere aanbiedingen gehad, onder meer van Werder Bremen, maar zij wilden me huren met aankoopoptie. Ook een club uit China meldde zich. Daar wilden ze me jaarlijks 2,5 miljoen euro netto betalen, maar ik ben net vader geworden en het heeft ook geen zin om je daar op je 25e te gaan begraven.

“Bij Rennes is de concurrentie met Ola Toivonen (ex-PSV, nvdr) groot, hij is de nummer een. Ik moet hier elke dag vechten voor mijn plaats, maar ik speel wel tegen de Verratti‘s, Cavani’s en Ibra’s van deze wereld.”

DOOR THOMAS BRICMONT EN STÉPHANE PAUWELS IN RENNES – BEELDEN BELGAIMAGE / VINCENT MICHEL

“Mogi Bayat heeft belachelijke dingen gezegd over mij. Bijvoorbeeld dat Interpol achter mij aan zat vanwege een Audi Q7 die ik in Roemenië gestolen zou hebben.”

“Mettertijd is de band tussen Dury en mij erg sterk geworden. Onlangs belde hij nog om te horen hoe het met mijn zoontje ging.”

“Bij Gent had ik de indruk dat de kleedkamer een beetje ingedommeld was, ik had zin om hen wat wakker te schudden.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content