Vertrok jij al eens met je auto terwijl er op het dak nog een kom soep stond waarvan je vergeten was dat je ze daar gezet had?

“Zoiets overkomt me niet gauw. Ik ben niet het onachtzame type. Maar in mijn kindertijd gebeurde het wel eens, in Noorwegen. We waren daar met het hele gezin op vakantie, ik was toen twaalf. Mijn vader had zijn portefeuille in mijn buideltasje gestoken. Na een lange bergwandeling kwam ik als eerste bij de auto aan en legde ik dat tasje op het dak van onze auto. Wat later vertrokken we naar de chalet waar we verbleven. Toen we er bijna waren, vroeg mijn vader waar zijn portefeuille was. Ik dacht: oei. We stapten uit en wat bleek? Dat tasje lag nog op het dak. Het was blijven haken aan een dakspoiler.”

Ging je ooit naar het toilet op een plank met een gat erin?

“Ja, ook daar in Noorwegen. Naast onze chalet stond een hutje. Mijn vader noemde dat de ‘hudo’: houd uw darmen open. Daar deed je wat je moest doen en daarna nam je wat zagemeel en kiepte je dat erover. Ik vond dat allemaal oké; ik ben nog altijd een kampeerder. Als voetballer ontwikkelde ik een bloedhekel aan hotelkamers. Nu hebben we thuis een motorhome. Heel regelmatig trek ik er met mijn vrouw, onze drie dochters en de hond op uit. Met die camper gaan we skiën en rijden we naar Toscane. Meestal vertrekken we zonder te weten waar we precies gaan eindigen. Onze mobilhome staat altijd klaar. Soms beslissen we in een weekend plots om even naar Zeeland te rijden, of naar Duitsland, of Normandië. Het fijne is: je rijdt je oprit af en je hebt meteen het gevoel dat je op vakantie bent. Het gebeurde zelfs al dat we na vijftig kilometer stopten om in Olsene een halve dag aan de Leie te staan. Het toffe is ook dat dat mobilehomemilieu heel sociaal is. Als je ergens op een parking aankomt, spreken de mensen je meteen aan.”

Durfde jij als puber met een scooter alleen op het achterwiel te rijden?

“Ik háát gemotoriseerde tweewielers. Op mijn zestiende, toen ik nog bij KFC Tongerlo voetbalde, had een vriend van mij een Honda MTX, zo’n crossmachien. Hij nodigde mij eens uit voor een ritje. Terwijl hij stevig door de bochten ging, schoot het achterwiel ineens wat weg op enkele kiezels. We zijn toen niet gevallen, maar ik was zo geschrokken dat ik het nog altijd niet zie zitten om op een scooter te kruipen. En waarschijnlijk interesseert het me ook niet omdat ik met een fiets gewoon veel sneller ben. (lacht) In het vierde leerjaar begon ik met de fiets naar school te gaan, 28 kilometer per dag. En tien jaar geleden kocht ik een koersfiets. Ik was toen 31 en ik moest stoppen met voetballen door artrose aan mijn heup. In het begin viel dat koersen niet mee, omdat je als voetballer heel andere spieren gebruikt. Maar op den duur raak je het gewoon. Dan begin je met die fiets bergen te beklimmen en Luik-Bastenaken-Luik te rijden. Intussen zit ik aan mijn derde koersfiets. Eigenlijk rijd ik overdreven veel. In het weekend haal ik makkelijk 250 à 300 kilometer. Meestal rijd ik dan alleen. Dat is mijn yogamoment.”

Kreeg je als kind ooit kuikentjes cadeau?

“Ja, we hadden thuis veel sierkippen, een schaap, ganzen, eenden en ook kuikentjes. Ik was wel wat gebeten door het landbouwgebeuren; ik startte thuis ook een moestuin op. En in de zomer ging ik helpen op de boerderij van een neef van mijn moeder. Nu heb ik thuis twee zijdehoentjes. Dat zijn witte sierkippen die geen pluimen hebben, maar dons. Mijn bearnaisesaus is heerlijk dankzij die zijdehoentjes. Ze leggen kleine eieren. Als je die gebruikt in je saus, is ze knalgeel en heel intens van smaak. Na het fietsen is koken mijn tweede grote hobby.” ?

DOOR KRISTOF DE RYCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content