Habib is back. Met telkens één goal tegen Coxyde en Cercle Brugge en zelfs drie stuks tegen Lierse vierde de Franse goalgetter een terugkeer door de grote deur. Getuigenis van een herboren spits: ‘Ik sta sterker in het leven dan voor mijn blessure.’

Na de match tegen Lierse dankte de rijzige Franse aanvaller zijn familie, zijn club en de man hierboven. Die drie hielpen hem erbovenop toen hij deze zomer buiten strijd was met een hardnekkige blessure. Hij lag die maanden niet alleen in de knoop met zijn lijf, maar ook met zichzelf. Een louterende ervaring, noemt hij het nu. “Als je jong bent, maak je fouten. Misschien was het niet slecht dat ik een tijdje niets anders kon dan stilzitten. Als je de hele tijd tussen vier muren zit, ga je vanzelf nadenken en alles anders bekijken. Het heeft mij gedwongen om mezelf en mijn omgeving in vraag te stellen. Ik sta vandaag sterker in het leven dan voor mijn blessure. Die heeft mij tijd gekost en ik wil er niet nog meer verliezen. Al mijn aandacht gaat nu naar het voetbal.”

Hoogtes en laagtes

Er was niet alleen de wedstrijd op Lierse, in de bekermatch tegen Coxyde maakte je je eerste goal van het seizoen. Heel belangrijk voor een spits dat die eerste binnen gaat.

Habib Habibou: “Toen is mijn seizoen pas echt begonnen. Hoe je het ook draait of keert, als aanvaller word je afgerekend op je doelpunten. Logisch, ik kijk zelf ook altijd naar mijn statistieken. Die bekermatch was dus het begin: voor het eerst sinds lang heb ik negentig minuten gespeeld en voelde ik me weer goed in mijn vel.”

“Hij ging er goed in . (lacht) Op die specifieke trap oefen ik heel veel. Op training gaat hij er ook behoorlijk vaak in, precies omdat de keeper zich er niet op kan instellen. Je moet een zekere kracht in je benen hebben, maar het moeilijkste is de traptechniek: de bal laag genoeg houden. Maar zelf vond ik m’n assist op Berrier nog mooier: een vloeiende aanval over meerdere stationnetjes die de match besliste. Dat toont goed aan wat dit team kan.”

De dagen na Lierse zat je in La Tribune op RTBF en stond je in zowat elke krant. Hoe voelt het om op een paar dagen meer interviews te geven dan in het hele jaar ervoor?

“Het voelde ergens wat bizar dat er plots zo veel aandacht was. Anderzijds hoort dat bij het beroep: je heb hoogtes en laagtes en je weet dat je heel snel van het ene uiterste in het andere kan belanden. Ik vond het ook niet erg dat het een tijd stil was rond mij. Op zulke momenten kan je toch niet veel anders doen dan je tijd afwachten en aan je herstel werken. Ik bekijk het positief: al die aandacht wil zeggen dat ik uit het dal ben. Het lastigste is achter de rug, nu moet ik zo verder doen. Twijfels heb ik nooit gehad in die periode, ik weet wat ik kan. Mijn enige concurrent ben ikzelf.”

Wat bedoel je daarmee?

“Dat ik niet naar de concurrentie kijk, alleen naar mijn eigen kwaliteiten. Als ik me goed in mijn vel voel en diep in de spits sta, weet ik wat ik waard ben. Maar het hangt ook van mezelf af of ik mijn beste niveau haal. Ik denk nu meer na over elk detail dat daar invloed op heeft, van mijn gezondheid tot de keuzes die ik maak in mijn leven. Een nieuwe blessure wil ik absoluut vermijden. Ik verzorg me als een echte prof: gezond eten en drinken, rust nemen en elke dag oefeningen doen.”

Groot hart

Je hebt lang aan de kant gestaan met pubalgie. Erg pijnlijk, zegt iedereen die er ooit last van gehad heeft.

“Enorm. Na elke sprint, telkens als ik op doel wilde schieten, had ik last aan de schaamstreek en aan de adductoren. De morgen na een match raakte ik met moeite mijn bed uit. De blessure kwam voort uit vermoeidheid en door een aangeboren onevenwicht: mijn ene been is iets langer dan het andere.”

Speel je helemaal pijnvrij?

“Nu wel. Het lastige aan die blessure is dat ze soms weer opduikt, dus je weet niet precies wanneer je er helemaal van af bent. In het begin van het seizoen dacht ik dat ik klaar was, maar Dury zei me dat ik nog wat moest wachten. Dat is natuurlijk niet wat je op dat moment wilt horen. Alleen in de derby tegen Kortrijk mocht ik starten. Toen voelde ik zelf ook dat ik nog niet 100 % was en heb ik nog een kleine terugval gehad. De coach had dus gelijk. Uiteindelijk kan je het toch niet forceren: het is de tijd die beslist.”

Als het minder gaat, leer je je echte vrienden kennen. Was dat bij jou ook zo?

“Mijn ogen zijn opengegaan. Ik ben iemand die zich openstelt voor veel mensen, iemand die met een groot hart in het leven staat. Soms keert dat zich tegen mij. Toen ik geblesseerd was, merkte ik dat sommige mensen wegbleven. Dan merk je dat ze niet voor jou komen, maar omdat het hen goed uitkomt. Dat is een goede les geweest. Nu speel ik alleen nog voor mijzelf en mijn familie.”

Magisch vierkant

Zulte Waregem wil zich meer en meer profileren als een opleidingsclub. Jij lijkt daar een beetje tussen te vallen, nog steeds vrij jong, maar intussen wel al zeven jaar prof. Ben jij nu een jonkie of een ervaren speler?

“Ik ben nog altijd maar 25. Op mijn 26e verjaardag mag je me bij de oudjes rekenen. (lacht) Ik juich het alleen maar toe dat de club een nieuwe richting is ingeslagen. Het goede is wel dat Dury niet alles overboord gooit, maar voor een mengeling kiest. Het is mooi om te zien hoe jongens als Naessens en Serwy zich ontwikkelen, al is die laatste nu geblesseerd. Ook dankzij ervaren spelers als Berrier, Leye en D’Haene. Die blijven erg belangrijk voor dit team, zelfs voor mij nog steeds.”

We hebben voor de sport eens al je trainers op een rij gezet. Het zijn er veertien op zeven profjaren. Als ervaringsdeskundige moet jij het ondertussen wel weten: wat maakt iemand tot een goede coach?

“Eerst en vooral moet hij het respect van een groep afdwingen. Bovenaan staat de coach, dan de kapitein, dan de andere spelers. De coach moet de boss zijn, anders loopt het fout. Zonder dan weer krampachtig de nadruk te leggen op details. Als je spelers een zekere discipline oplegt naast het veld, maar ze op het veld ook vrijheid geeft, krijg je het meeste terug van je spelers en kom je tot de beste resultaten. Zonder een steen te werpen naar andere coaches, maar bij gerenommeerde trainers met een zeker palmares, zoals Broos en Dury, merk je toch dat ze het best weten hoe ze met een groep moeten omgaan.”

door jens d’hondt – beelden: imageglobe

“Ik droom nog steeds van de Premier League.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content