In 1994 won Andrei Tchmil met Parijs-Roubaix zijn eerste van vier wereldbekerklassiekers. Zondag probeert hij een allerlaatste keer een gooi te doen naar de zege in de helletocht.

Dat zei Andrei Tchmil ons toen we hem aan de vooravond van De Driedaagse van De Panne-Koksijde in restaurant ’t Houtvuur vroegen of de Ronde van België onherroepelijk zijn laatste wedstrijd zou worden. Alsof hij een voorgevoel had, voegde hij eraan toe : “In principe ben ik per 1 juni renner af, maar het woord definitief neem ik niet graag in de mond.”

Het WK in Zolder ? “Dat laat ik over aan Johan Museeuw“, glimlachte hij. “Maar als ik er goed voorsta in het wereldbekerklassement, weet je nooit.”

Na zijn val in de afdaling van de Kemmelberg mocht hij daar alvast een kruis over maken. Maar Tchmil zou Tchmil niet zijn als hij bij de pakken zou blijven zitten. Vanop zijn ziekenbed liet hij al weten nog te willen deelnemen aan de Amstel Gold Race op 28 april. En daarna ? “Dit is niet de manier waarop ik mijn carrière wil beëindigen.” Met andere woorden : allicht gaat hij door tot het einde van het seizoen… En krijgt Museeuw nog een serieuze klant aan Tchmil op het WK.

Met negenendertig jaar is Andrei Tchmil de ouderdomsdeken van het peloton. Desondanks bleef hij behoren tot het kleine kransje favorieten in de voorjaarsklassiekers. La passion pour le cyclisme, zegt hij, is zijn geheim. Daarom stond hij tot een voor een wielrenner gezegende leeftijd aan de top van het internationale wielrennen. Tchmil kreeg de successen in zijn carrière niet in de schoot geworpen. Hij stond er vaak alleen voor, werd af en toe zelfs beschimpt door pers en publiek. Maar Tchmil zette door, als een echte Flandrien.

Hij snoerde zijn criticasters de mond, tot ook zij alleen maar met bewondering konden toezien hoe de, in hun ogen geïmporteerde, Belg Tchmil de tegenstand uit de wielen reed. Sluw als een vos, maar vooral sterk, beresterk. Zó won hij, naast een resem semi-klassiekers, Parijs-Roubaix (1994), Parijs-Tours (1997), Milaan-Sanremo (1999) en, als ultieme bekroning na een waslijst ereplaatsen, in 2000 eindelijk de Ronde van Vlaanderen.

Nog een laatste keer trainde de intelligente polyglot – Tchmil spreekt naast zijn moedertaal, het Russisch, ook perfect Italiaans en Frans en een aardig mondje Nederlands – deze winter om een hoofdrol op te eisen in de voorjaarsklassiekers. Twee gebroken vingerkootjes, een spierscheur van vier centimeter in beide dijen en wat schaafwonden maakten een einde aan die aspiraties.

Wat is jouw geheim om tot je negenendertigste tot de wielertop te behoren ?

Andrei Tchmil : Mijn passie voor de wielersport. Ik heb het geluk gekend dat ik van mijn passie mijn beroep heb kunnen maken. J’aime rouler en vélo et je suis encore payé pour le faire. Ik denk soms aan de duizenden mensen die jarenlang eenzelfde job uitoefenen zonder er ooit plezier aan te beleven. Dan prijs ik me gelukkig dat ik wielrenner ben.

Het is de laatste jaren een tendens dat steeds meer ‘oudere’ renners een topklassieker winnen. Denk bijvoorbeeld maar aan Museeuw, Bortolami, Cipollini ook, die op zijn vijfendertigste zegeviert in Milaan-Sanremo. Waaraan ligt dat ?

Oud ? C’est un terme assez drôle. Als je rondom je kijkt, is vijfendertig jaar dan oud ? Voor mij vormen die overwinningen de bevestiging dat de renners in kwestie kampioenen zijn. Want : hoeveel profs rijden er rond en slechts hoeveel daarvan zijn in staat een topklassieker te winnen ?

Niet veel, zeker.

Juist.

Ondanks interesse van andere ploegen, voor aanvang van dit seizoen nog van Fassa Bortolo en Tacconi, reed je sinds 1994 onafgebroken voor Lotto.

Ik heb me altijd heel goed gevoeld bij Lotto. Het gras is altijd groener aan de andere kant van de heuvel, dat denken veel mensen. Voor ik bij Lotto terechtkwam, reed ik nog bij drie andere ploegen ( Alfa Lum, SEFB en GB-MG, nvdr). Ik heb vastgesteld dat niet het aantal vrachtwagens, het aantal koffers of het aantal uitrustingen het verschil maakt. Lotto gaf me de kans om mijn eigen kans te gaan. Dat heb ik altijd gerespecteerd en ik ben trouw gebleven aan deze ploeg.

Je was nochtans niet altijd even goed omringd als de laatste jaren. Na je overwinning in de Ronde van Vlaanderen twee jaar geleden zei je zelf ook : ‘Misschien had ik deze koers al eerder gewonnen, had ik kunnen rekenen op een even sterke ploeg als vandaag.’

Ik kwam vaak heel dicht in de buurt. Maar het klopt dat ik niet ontevreden was met de herstructurering van de ploeg in alle geledingen.

Door de komst van Van Petegem startte je dit seizoen niet meer als de enige kopman. Veranderde dat veel voor jou ?

Ik zag het veeleer als een voordeel dan een nadeel. Een renner naast je weten die bekwaam is om een klassieker te winnen, zorgt vooral voor een psychologisch voordeel. In de Omloop het Volk, bijvoorbeeld, kon ik gerust zijn in een goede afloop op het moment dat Van Petegem achter de ontsnapte Hoj aanging. De zege voor de ploeg was binnen.

Ondanks je aanvallende, attractieve manier van koersen, als een echte ‘Flandrien’, ben je nooit heel populair geweest bij de gemiddelde Vlaamse wielerfan. Hoe komt dat ?

Ik ben geen artiest, maar een wielrenner. Ofwel hebben ze je graag, ofwel niet. Voor mij maakt het geen wezenlijk verschil uit. Ik heb er alles voor gedaan en alles voor gelaten om te slagen, om persoonlijke voldoening te halen uit mijn werk en om mijn sponsors tevreden te stellen. Ik denk dat het duel dat ik jarenlang uitvocht met Museeuw toch het bekijken waard was voor de wielerliefhebbers.

Je bevond je vaak in een situatie één tegen allen. Betekende dat een extra motivatie voor jou ?

Het geeft een enorme voldoening om tegen een blok op te boksen en uiteindelijk toch de overwinning binnen te halen. Ik herinner me bijvoorbeeld een rit in Parijs-Nice een aantal jaren geleden, waarin we met elf renners een ontsnapping opzetten. Bij die elf zaten zeven jongens van Rabobank. Onder meer dankzij mon sang froid, mijn koelbloedigheid, heb ik die rit gewonnen.

Op welke zege blik je terug als de mooiste uit je carrière ?

Mijn overwinning in de Ronde van Vlaanderen in 2000 is ongetwijfeld de mooiste. Sinds 1994 eindigde ik er nooit buiten de toptien en eindelijk kwam ik als winnaar over de streep. De Ronde van Vlaanderen heeft zoveel facetten : de kasseien, de wind, het draaien en keren, de smalle straatjes, de renners die wroeten en wriemelen om vooraan te geraken voor de hellingen. Het blijft een unieke wedstrijd.

Ik wil me wat dat betreft ook niet tegen de muur laten zetten. Ik ging om verschillende redenen niet van start in Harelbeke. Ten eerste beschikten we bij Lotto-Adecco over een heel sterke Van Petegem, die erg gemotiveerd aan die wedstrijd deelnam. Ten tweede klopt het dat ik de Brabantse Pijl nog nooit won en met de ambitie vertrok om daar verandering in te brengen. Maar in het wielrennen staat niet winnen niet gelijk met een mislukking.

Je werd nooit wereldkampioen. Dat bezorgt je geen frustraties ?

Nee. Voor iemand die zichzelf beschouwt als een klassiek renner, komt het wereldkampioenschap op de tweede plaats, na de klassiekers. Alleen Johan Museeuw slaagde er de laatste jaren in uit te blinken in de klassiekers en tegelijk ook wereldkampioen te worden.

Jij was er in Plouay ook heel dicht bij. Hadden ze de streep vijftig meter eerder getrokken, dan reed je een jaar rond in de regenboogtrui.

Dat was op dat moment een harde noot om kraken, vooral omdat er combines ontstonden tussen renners van verschillende landen. Anders hadden ze me wellicht niet gegrepen.

Ook de Belgische kampioenentrui mocht je niet omgorden.

Dat is weer iets anders. Het Belgisch kampioenschap valt jammer genoeg in een periode dat mijn vormcurve naar beneden helt. De wil om te presteren bezat ik telkens, maar fysisch was ik er niet toe in staat.

Je reed vijf keer de Ronde van Frankrijk. Vind je het niet jammer dat er geen touretappe op je palmares staat ?

Je ne regrette rien, ik heb nergens spijt van. Ik heb dikwijls gediscussieerd met Jean-Luc Vandenbroucke en met Jos ( Jef Braeckevelt, nvdr), maar ik heb me nooit honderd procent kunnen opladen voor de Ronde van Frankrijk. Wie won vorig jaar de vijftiende rit in de Ronde van Frankrijk ? En de zeventiende ?

Euh…

Wie won vorig seizoen de Ronde van Vlaanderen ? En Parijs-Roubaix ?

Bortolami. Knaven.

Voilà la réponse. In de Tour is er maar een renner belangrijk : diegene die op de Champs-Elysées de gele trui draagt. Ik zou geen enkele zege in een wereldbekerwedstrijd, of zelfs een andere grote eendagswedstrijd, willen ruilen voor een ritoverwinning in de Ronde van Frankrijk.

Voor welke andere renner heb je het meeste respect ?

Het werk van de knechten wordt vaak onderschat. Maar ik heb respect voor iedereen, in het bijzonder voor de renners tegen wie ik meerdere jaren heb gestreden om de overwinning. In de eerste plaats denk ik dan aan Johan Museeuw.

Heb je vrienden in het peloton ?

Ik heb kameraden in het peloton, maar echte vrienden ? Je moet begrijpen dat renners op prestaties worden afgerekend. Stel je voor dat je beste vriend alleen voorop rijdt in een koers waar jij een heel jaar hebt naar toegeleefd. Moet je hem dan laten rijden in de wetenschap dat hij misschien een unieke kans krijgt om een dergelijke wedstrijd te winnen ? Ook al ben je op en top prof, dat zou geen gemakkelijke keuze zijn.

In de Franse kwaliteitskrant Libération liet je je ontvallen : ‘In de wielersport ben je altijd een beetje eenzaam.’ Wat bedoelde je daar precies mee ?

Je staat niet geïsoleerd als renner, want je leeft binnen een ploeg. Je vormt een groep die dezelfde sponsors dient. Maar ieder heeft binnen het team in de eerste plaats een verantwoordelijkheid op te nemen voor zichzelf en voor zijn familie.

Je werd, vooral vroeger, bestempeld als een moeilijk te benaderen, gesloten persoon. Strookt dat beeld met de werkelijkheid ?

Ik heb nog nooit een interview geweigerd, terwijl ik in de sowieso al drukke weken van de klassiekers altijd druk gesolliciteerd werd. Je suis un personage médiatique, ik weet dat de pers te woord staan, deel uitmaakt van mijn job. Ik heb trouwens alleen maar goeie herinneringen aan mijn relatie met de pers.

Heb je je houding niet veranderd in al die jaren ? Ben je niet wat milder geworden ?

Iedereen evolueert in zijn leven. Misschien dat ik kalmer geworden ben, maar ik ben dezelfde persoon gebleven. Hoop ik toch ( glimlacht).

Je woont momenteel in Moniga del Garda. Je noemde het ‘een ideale plek om het seizoen voor te bereiden’. Blijf je ook na je carrière in Italië wonen ?

Ik woon er graag, maar ik voel me ook goed thuis in België en dat geldt trouwens evenzeer voor mijn familie. De Belg is met een baksteen in de maag geboren, zeggen ze. Wel, ik ga hier ook bouwen.

In L’Equipe las ik van jou volgende uitspraak : ‘Sinds de val van de Sovjet-Unie heb ik geen vaderland meer.’

Ik ben een product van de vroegere Sovjet-Unie, een land met een grote geschiedenis, en ik ben trots op mijn afkomst. Toen mijn vaderland in 1991 uiteenviel, moest ik op zoek naar een nieuwe thuis. Je kan het vergelijken met iemand die een lange reis maakt en bij z’n thuiskomst moet vaststellen dat zijn land een puinhoop is geworden door een aardbeving. Ik wilde opnieuw deel uitmaken van een gemeenschap en daarom heb ik de naturalisatie aangevraagd. Ik ben blij en dankbaar dat ik aanvaard werd als Belg.

Stoort het je dat sommige mensen je nog altijd zien als een ‘geïmporteerde’ Belg ?

Ik probeer de kleuren en het imago van dit land zo goed mogelijk te verdedigen. Ik doe mijn best om de taal te spreken en mij te integreren. Meer kan men van mij niet verlangen. De meeste mensen aanvaarden mij en dat waardeer ik enorm. Dat er toch nog sommigen aanstoot nemen aan mijn Belg-zijn vind ik jammer, maar vooral enggeestig.

Zou je je zoon Maxime aanraden om wielrenner te worden ?

Als hij daar ooit voor kiest, zal ik heel tevreden zijn. Dat zou voor mij de bevestiging zijn dat mijn werk, al de opofferingen die ik gedaan heb voor deze sport, iets betekend hebben.

Waarmee ga je je bezighouden na je carrière ?

Ik heb met UCI-voorzitter Hein Verbruggen gesproken over de mogelijkheid om als een soort tussenpersoon te fungeren tussen enerzijds de UCI en anderzijds de renners. Maar een echt voorstel in die zin heb ik vooralsnog niet gekregen. Dat vind ik overigens logisch, want op dit moment ben ik nog voor honderd procent wielrenner. Ik stond er nog niet bij stil wat ik erna wil doen.

Sportdirecteur misschien ?

Ah nee, want Jos Braeckevelt is dé man achter het stuur ( lacht). Nee serieus, ik ben veertien jaar lang vaak van huis weggeweest. Nu wil ik wat meer tijd doorbrengen met mijn vrouw en kinderen. Dan zie ik het veeleer zitten om met de jeugd te werken. Mijn ervaring doorgeven aan jonge renners, raad geven.

Slotvraag : wat betekent het geloof voor jou ?

Ik ga niet naar de kerk, maar ik geloof dat er een hogere kracht bestaat, die waakt over de mensen en die degenen die kwaad doen, straft.

door Roel Van den broeck,

“Mijn geheim ? M’n passie voor de wielersport”

“Ik zou geen enkele klassieke zege willen ruilen voor een ritoverwinning in de Tour.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content