Van het woestijnzand in Casablanca naar de zandgrond in de Kempen: leidt de reis van Nabil Dirar straks ook naar een topclub?

Rick: “Gefeliciteerd.”

Victor Laszlo: “Waarmee?”

Rick: “Je werk.”

Victor Laszlo: “Ach, ik probeer.”

Rick: “Proberen doen we allemaal. Jij sláágt.”

( uit de film Casablanca, met Humphrey Bogart en Ingrid Bergman)

Veel zijn het er niet, de Marokkanen die zich al voetballend van de straat naar de eerste klasse werken. Je had Nordin Jbari. “En nu heb je Fellaini en Maaroufi“, zegt Nabil Dirar, de Belgische Marokkaan van Westerlo. “Het gebeurt weinig, maar het zijn wel goeie.” Zelf dribbelde hij zijn arsenaal bewegingen bij elkaar in Casablanca, waar hij werd geboren en opgroeide, én in de parkjes en minivoetbalzaaltjes van Brussel.

“In Marokko heb ik nooit bij een club gevoetbald. Gelukkig, anders was ik misschien tactisch wel beter geworden, maar technisch zou ik niet de voetballer zijn die ik nu ben. Positiespel, snel spelen, sterk staan in duels, dat leer je op training, maar techniek, daar heb je de straat en je vrienden voor nodig. Of een club op laag niveau, waar je de vrijheid krijgt. Met één trainer heb ik nog altijd contact: Alain Campion. Eén jaar werkte ik onder hem bij de scholieren. Het beviel mij dat hij mij de vrijheid liet om te spelen zoals ik wou.”

Zijn eerste ploeg in België lag bij Evere, in Haren. Daarna volgden RWDM, dat failliet ging, waardoor hij in de jeugd van Union Sint-Gillis terechtkwam en er tot in de reserven van de tweedeklasser raakte. “Maar ze gaven mij geen kans, dus besloot ik weer van club te veranderen. Zo ben ik bij Diegem terechtgekomen. Zij geloofden in mijn manier van spelen.”

Daar haalde Westerlo hem weg.

“Ik ben naar Westerlo gekomen omdat ze geen grote kern hadden en ik daardoor wist dat ik aan spelen toe kon komen. Dat heb ik ook bewezen. De taal vormde eigenlijk de grootste aanpassing. Ik probeer Nederlands te spreken, maar gemakkelijk is het niet. Spelers als Bobsam ( Elejiko, nvdr) en Beloufa hielpen mij wel om mij te integreren. Zij spraken Frans, wat de meeste anderen hier trouwens ook kunnen.”

Gek van WAC

Thuis, in Marokko, waren ze met z’n elven: tien kinderen en een moeder. Hij is de jongste, de oudste is 45. “Het merendeel is jong getrouwd. Ik heb een zus in Duitsland, twee broers in Italië, een broer en drie zussen in België en nog twee broers in Marokko. Minstens één keer per jaar zien we mekaar, maar het gebeurt zelden dat we er dan allemaal zijn.”

Zijn vader verloor Dirar na een ziekte toen hij pas één jaar was.

“Ik heb hem nooit echt gekend, dus ik miste hem ook niet. Ik werd bovendien als de jongste door iedereen verwend. Ik kreeg van mijn broers in Italië voetbaltruitjes en -schoenen. Ik kwam niks te kort. Ik ben goed omringd door mijn familie opgegroeid. Mijn broer Mohammed is in Marokko altijd mijn voorbeeld geweest: rookte niet, dronk niet, was groot, sterk, rustig en werkte. Mijn moeder is hem met mij gevolgd naar België. Zij heeft altijd achter mij gestaan. Ze werkte in Marokko bij een schoonmaakbedrijf en deed alles voor mij. Zij liet mij naar school gaan om een goed beroep te leren.”

En dan werd hij voetballer.

(lachje) Nóg beter. Echt. Ik hou van voetbal. De school interesseerde mij niet echt, dus zij zag dat ik me zo beter amuseerde. Toen ik als kleine jongen in Casablanca naar school ging, passeerde ik altijd het café waar mijn oom naar voetbalwedstrijden zat te kijken. Gek van voetbal is hij. Eigenlijk de enige in de familie. Naar de derby tussen RAJA en WAC ging ik altijd gratis kijken. Alleen. Ook al was ik nog heel jong. Dat vond ik echt een feestdag. Vroeger supporterde ik voor WAC, maar nu vind ik RAJA sterker en beter voetballen.”

Een successupporter dus.

“( lacht) Ik kijk vooral naar wie het best, het mooist voetbalt. Technisch, bal naar voren, maar in de voet spelen.”

Tot zijn dertien en een half woonde Dirar in Casablanca, de grootste stad van Marokko. Meer dan de helft van zijn leven – Dirar is 21 nu – sleet hij er. Of hij door zijn naturalisatie ooit voor de Rode Duivels hoopt te spelen, laat Nabil Dirar zich niet in de mond leggen. De deur naar zijn geboorteland blijft open.

“Ik voel me hier thuis, maar ik heb ginder ook nog veel vrienden. Ik voel me … nog Marokkaan. Ik heb me nooit Belg gevoeld. Ik leef hier, ben genaturaliseerd, maar ik ben ook nog altijd Marokkaan. Mijn hart en mijn mentaliteit, die blijven Marokkaans. Maar op papier ben ik Belg. Ik vind dat geen probleem.”

Nu hij Belg wordt, zal hij met onze beloften wel weer in Nederland mogen spelen. Na rellen bij een oefeninterland tussen de Marokkaanse beloften en Jong Oranje vorig jaar in Tilburg ontzegde Nederland Marokko immers voor vijf jaar oefeninterlands op hun grondgebied.

“( lacht) Het waren de supporters die daar de boel op stelten gezet hebben. Ze raakten veel te opgewonden. We zijn twee uur in de kleedkamer moeten blijven om te wachten tot ze weg waren. Dus van de commotie ( Dirar speelde alleen de eerste helft, nvdr) heb ik zelf eigenlijk weinig gezien. De beloften eindigden op de wereldbeker in Nederland hoog, dus de supporters waren er wild van.”

100 procent

Marokko staat voor Nabil Dirar gelijk aan: zijn jeugd.

“Ik ging er nog alleen naartoe voor wedstrijden met de beloften. Maar Marokko is feest, geen druk, voetballen voor het plezier. Dat probeer ik hier ook te doen: niet te veel nadenken en me amuseren op het veld. Simpel spelen, ploegmaats helpen en niet te veel proberen te dribbelen, maar toch af en toe, want dat is mijn manier van voetballen. Ik ben nu eenmaal zo gevormd. Ik heb al wat clubs en trainers gekend, dus ik heb veel speelstijlen meegemaakt. Rechtsachter heb ik gestaan, centrale verdediger, verdedigende middenvelder, aanvaller of in een vrije rol achter de aanval, bij Diegem.”

En nu op de linker- of rechterflank bij Westerlo.

“Ik ben rechtsbenig, maar ik speel het liefst op links. Dan kan ik naar binnen komen met rechts en in de as word ik gevaarlijker, kan ik de bal ook achteruit leggen.”

Assists geeft Dirar als hij zijn individualisme tenminste achterwege laat, maar scoren blijft een manco. Jammer voor een aanvallende speler zoals hij.

“Dat is waar. Maar het gebeurt ook zelden dat ik tijdens een wedstrijd kansen daartoe krijg. Dribbelen en de laatste pass geven, dat is meer mijn ding. Mon truc préféré is doen alsof ik voorzet en dan in plaats van te trappen een crochet maken en de verdediger de verkeerde kant zien opgaan. Maar om door de benen te spelen of een sleepbeweging te maken heb je véél vertrouwen nodig. Ik kan het, maar in een wedstrijd doe ik het toch liever niet. Als je mist, zit je niet meer in de wedstrijd, vous voyez. Het kan je uit je ritme halen. Maar als je dan tóch technisch overmeesterd wordt door een tegenstander, is het de kunst om het hoofd niet te laten hangen.

Herman Helleputte praatte veel met mij en zat de hele tijd achter mij. Hij liet me niet zo veel vrijheid als Jan Ceulemans. Ceulemans vraagt mij gewoon eenvoudig te blijven spelen op onze helft en mij voorin niet gek te laten maken, maar wel te dúrven en mijn spel te spelen. Daar hou ik van. Bij Helleputte moest ik veel verdedigen, waardoor ik geen energie meer overhield om aan te vallen. Ik verdedigde meer dan ik aanviel. Onder Ceulemans verdedig ik ook, maar niet veel. Hij wil vooral dat ik aanvallend efficiënt ben. Maar soms doe ik een dribbel te veel en is het niet altijd efficiënt, dat is waar. Maar ik kán nu eenmaal een actie maken.”

Nabil Dirar, vond Herman Helleputte, moest zich ook tijdens het uitlopen en opwarmen of tijdens de fitnessoefeningen bij de besten willen ophouden en het zich op die momenten niet te gemakkelijk maken. Nabil Dirar moet met andere woorden wel eens achter zijn veren worden gezeten.

“Is waar ( lachje). Tijdens het fitnessen zat ik vaak twintig minuten op de fiets als opwarming, maar hij vond dat ik dat maar vijf minuten moest doen om daarna meer aan andere dingen te kunnen werken. Maar ik ben nu eenmaal een jongen die zijn tijd neemt. Ik amuseer mij graag op training. Ook met de spelers die niet in de ploeg staan. Ik voel me daar gewoon goed bij. Je moet op training 100 procent zijn, maar je moet toch ook plezier beleven en je integreren? Helleputte dúwde mij vooruit en dat heeft mij toch veel geholpen. Ik heb bij Westerlo geleerd om te verdedigen. In Westerlo is meer concurrentie nu en dat zie je op training: iedereen traint alsof het een wedstrijd is.”

Met zijn 82 kilo en 1,85 m zit Nabil Dirar voor een technisch verfijnde voetballer stevig in het vlees.

“Ik ben puissant, niet te vinnig, maar over langere afstand toch snel. Ik heb wat aan vivacité verloren omdat ik steviger geworden ben, maar dat helpt dan weer in de duels. Ze krijgen mij niet gemakkelijk tegen de grond. Dat is ook een kwaliteit.”

Rood & wit

Standard is al genoemd als zijn mogelijk toekomstige club. En Pär Zetterberg kwam hem namens Anderlecht scouten, zo werd geconcludeerd toen de Zweed tegen Zulte Waregem in de tribune zat.

“Ik heb er al aan gedacht, aan die clubs. Mooie ploegen waar ik zou kunnen spelen, vooruitgang kan boeken, vertrouwen krijgen. Maar ik heb nog andere aanbiedingen, ook uit het buitenland. Het is anders dan vorig seizoen. Ploegen klinken concreter. Ik wil naar een grote club omdat ik kwaliteiten heb. Ik ben beter geworden. Maar op dit moment weet ik niet wat het zal worden. Ik concentreer mij voorlopig op de resterende wedstrijden met Westerlo.”

Maar het wordt wellicht zijn laatste seizoen in de Kempen.

“Ja, ik heb hier twee mooie seizoen meegemaakt, veel geleerd, goeie mensen rond mij gekregen die mij bijstuurden. De meeste mensen die mij raad geven, zeggen dat het nog te vroeg is om naar het buitenland te gaan omdat dat een stap of twee stappen hoger ligt dan België. Om nog meer vooruitgang te boeken, beter met druk om te gaan, efficiënter te leren spelen moet je bij een ploeg uit de top drie of top vier in België gaan voetballen. Champions League of UEFA Cup spelen. Daar zie je je echte niveau, quoi. Ik ga stap voor stap.”

Zich meten met de Belgische top kan Nabil Dirar komend weekend tegen Standard. Dat speelt trouwens in rood en wit. Zoals WAC Casablanca. S

U

Ilsa: “Speel het één keer, Sam. Uit nostalgie.”

Sam, aan de piano: “Ik begrijp niet wat je bedoelt, Miss Ilsa.”

Ilsa: “Speel het, Sam. Speel ‘As time goes by’.”

( uit de film Casablanca)

door raoul de groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content