Bij Hongarije, een mogelijke tegenstander van België in de 1/8 finales, loopt een oude bekende: ex-Anderlechtspeler Roland Juhász. ‘Enkele jaren geleden waren we dood en begraven.’

Een basisplaats heeft Roland Juhász niet bij Hongarije, maar tegen IJsland stond de centrale verdediger die van 2005 tot 2013 bij Anderlecht voetbalde, toch aan de aftrap. Vanavond kan Hongarije zelfs groepswinnaar worden in groep F als het de maat neemt van Portugal. Misschien kan Juhász met een van zijn sterke punten de Portugezen verrassen. We vragen het hem meteen:

Roland, maak je nog altijd zo veel kopbalgoals?

ROLAND JUHÁSZ: (lacht) ‘Dat is nog steeds mijn specialiteit op de corners. Iedere keer is het een speciaal gevoel te scoren. Ik moet minimum twee à drie goals maken per seizoen, maar ik ben pas tevreden als ik aan vier of vijf kom.’

Hoe verklaar je die kopbalsterkte? Had je die altijd al?

JUHÁSZ: ‘Toen ik jong was, had ik al geen schrik om mijn hoofd te zetten. Aangezien ik groot was, had ik vrij snel door dat ik mijn lengte in mijn voordeel moest gebruiken. Ik wist dat ik door mijn hoofd te gebruiken beter zou worden. Uiteraard was ik meermaals geblesseerd en als ik me kaal zou scheren, zou je een heleboel littekens zien.’

Hoe beleven de Hongaren het EK?

JUHÁSZ: ‘We zijn heel blij. Enkele jaren geleden waren we dood en begraven en nu zit ik in de ploeg die een groot toernooi speelt! In Hongarije is iedereen enthousiast. Zeker ook omdat de resultaten van Hongarije, zowel van de clubs als van de nationale ploeg, al geruime tijd niet goed waren. De generaties na ons zullen op ons werk kunnen bouwen. Het Hongaarse voetbal is zich stap voor stap aan het ontwikkelen.’

Jullie president Viktor Orbán is een voetbalfan, maar dat is niet de reden waarom men het in Europa vaak over hem heeft. Is dat een onderwerp dat jullie aanhalen onder spelers?

JUHÁSZ: ‘We weten dat hij houdt van voetbal en sport in het algemeen, wat heel goed is voor ons. Hij heeft trouwens heel wat gedaan voor de uitbouw van stadions en andere clubinfrastructuur, wat de basis is om de sport vooruit te helpen in een land. De resultaten zullen volgen.’

Spreken jullie over de rest van Orbáns nogal autoritaire beleid?

JUHÁSZ: ‘Neen, dat is onze job niet.’

LACHEN MET DE BROEK

Wat zijn de sterktes van jullie team?

JUHÁSZ: ‘We vormen een vrij compact en defensief elftal, tijdens een stage van een maand oefenden we op automatismen.’

Eén record hebben jullie al: dat van de oudste speler, met Gábor Kiraly, jullie nogal bijzondere doelman.

JUHÁSZ: ‘Gábor is heel belangrijk voor de groep door zijn mentaliteit en professionalisme. Zo competitief en fanatiek zijn op je veertigste, dat is echt gaaf: hij is een legende in ons land. Maar we lachen altijd met zijn broek!’ (Kiraly draagt alleen maar katoenen trainingsbroeken, nvdr)

Wat is jouw rol bij de selectie? Je bent een ervaren speler, maar nam nog nooit aan een groot toernooi deel met je land.

JUHÁSZ: ‘Voor 60.000 toeschouwers spelen, is voor iedereen nieuw. Ik ben al blij dat ik bij de 23 ben. Ik kan nog altijd recordinternational worden (Juhász verzamelde voor het EK 91 caps, terwijl het record 101 bedraagt, nvdr). Ik zou heel graag aan honderd geraken, dat is mijn droom. Maar ik weet niet of dat haalbaar is: eerst het EK, daarna zullen we zien of ik in de ploeg sta of niet.’

Mis je de grappen van Jonathan Legear bij Anderlecht niet te veel?

JUHÁSZ: ‘De grappigste was eerder Marcin Wasilewski! Onze kleedkamer telde veel spelers die graag eens een frats uithaalden: Jonathan, Wasyl, Guillaume Gillet…’

Was jij niet vaak slachtoffer van Wasyls grapjes?

JUHÁSZ: ‘Meestal deden we ze samen! Jongens uit Oost-Europa vinden elkaar soms terug in hun humor: als we de kans zien om een grap uit te halen, denken we meteen aan dezelfde. Ik herinner er me twee in het bijzonder: de eerste toen we de smartphone van Jonathan bij het vuilnis hadden gelegd, de tweede wanneer we die van Reynaldo hadden verstopt – hij lachte te graag met ons – waarna hij helemaal verloren reed op de parking van Westland Shopping.’

Herinner je je de context vóór je eerste wedstrijd met Anderlecht, toen je met de nationale ploeg speelde?

JUHÁSZ: ‘Jawel, Zlatan had me recht in het gezicht geschopt! De dokter wilde niet dat ik terug het veld op ging na de rust vanwege mijn blauwe plekken… Dat is het moderne voetbal: je moet je ieder duel helemaal geven en zulke dingen kunnen dan gebeuren. Ibra heeft zich niet verontschuldigd, zo is hij niet. Hij trekt zich van de anderen niets aan.’ (lacht)

Cheikhou Kouyaté vertelde dat jij hem geleerd hebt een echte vechter te zijn, door op hem te roepen als het nodig was. Wat een contrast met je gedrag buiten het veld…

JUHÁSZ: ‘Op het veld is het altijd anders! (lacht) Niemand heeft vrienden op de grasmat: als je een echte vechter bent, moet je alles geven en mag je niet aardig zijn.’

VAN DEN BROM

Ondanks je goede relatie met de supporters heb je maar een jaar na je vertrek afscheid van hen kunnen nemen.

JUHÁSZ: ‘Zolang Johnvan den Brom er was, wilde ik niet terugkeren! Hij is nooit correct geweest met mij. Als iemand je komt zeggen: ‘Dat is de reden waarom je niet speelt’, kun je dat begrijpen. Maar hij heeft dat nooit gedaan.’

Wat deed hij wanneer je met hem wilde praten?

JUHÁSZ: ‘Hij heeft nooit willen praten. Maar ik denk dat hij dat met Wasyl ook zo deed. Als je geen enkel antwoord krijgt wanneer je wil weten wat je moet veranderen, terwijl je denkt alles te doen om in de ploeg te komen, is het moeilijk. Maar hij doet me niet mijn goeie herinneringen aan Anderlecht vergeten.’

Wat is jou na acht jaar van België bijgebleven?

JUHÁSZ: ‘Allereerst de club, omdat ik er veel geweldige mensen heb ontmoet en prachtige momenten meegemaakt. Daarnaast was ik dol op de frieten – uiteraard – en de stad Brussel. Maar ik ben een echte Hongaar, ik denk niet dat ik weer in België zal komen wonen. In Brussel zijn de mensen rustiger. Boedapest is een heel aangename stad met een goeie levensstandaard, een van de mooiste ook ter wereld, met een grote geschiedenis en een mentaliteit die verschilt van de meeste andere grote steden in de wereld.’

Denk je al aan je leven na je carrière?

JUHÁSZ: ‘Absoluut! Ik volg universitaire studies om sportmanager te worden, maar ik lig nog twee jaar onder contract bij Videoton, waar ik misschien in de staf zal werken als ik gestopt ben. Ik ben ook betrokken bij liefdadigheidsorganisaties: mensen in nood helpen is een belangrijk deel van mijn leven. Ik concentreer me vooral op mijn landgenoten door kinderziekenhuizen te ondersteunen. Het is niet moeilijk om iemand te vinden die opkomt voor het welzijn van anderen en ondersteuning kan gebruiken: er valt genoeg te doen.’

DOOR EMILIEN HOFMAN – FOTO BELGAIMAGE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content