‘Als ik progressie wil maken, moet ik België verlaten.’ Aruna Dindane speelde allicht zijn laatste officiële wedstrijd voor Anderlecht.

Voor de supporters van Anderlecht is het blijkbaar ook al een bekeken zaak. Bij de laatste wedstrijd van het seizoen ontvouwden ze in tribune 2 een spandoek. Daarop stond : Bedankt, Aruna, Merci. Alles laat namelijk geloven dat Aruna Dindane straks Brussel en België verlaat. Vermoedelijke bestemming : het Franse Racing Club de Lens.

Of niet ?

Aruna Dindane : “Het enige waarover op dit ogenblik absolute zekerheid bestaat, is dat mijn contract bij Anderlecht verstrijkt op 30 juni 2006. Al de rest is nog onzeker. Stelt de club zich onhandelbaar op – zoals ze dat ook heeft gedaan in de periode nadat we ons tegen Benfica voor de Champions League hadden gekwalificeerd – dan zal ik dat contract respecteren. Hoe dan ook, ten laatste op 1 juli 2006 ben ik een vrije speler. Ik denk er niet aan om mijn verblijf bij Anderlecht langer dan zes jaar te laten duren. Niet omdat ik in Brussel niet meer gelukkig zou zijn. Nee, gewoon omdat zes seizoenen voor één en dezelfde club spelen niet meer van deze tijd is. Het bewijs ? In die zes jaar tijd heb ik drie trainers versleten : Aimé Anthuenis, Hugo Broos en Frank Vercauteren. Ik geloof niet dat ik nog zes jaar bij één club zal spelen. Drie, hooguit vier jaar : dat lijkt me ideaal.”

Je bent nu 24 jaar, dat zou betekenen dat je nog twee clubs te gaan hebt. Moet de eerste dan meteen een topclub zijn, of kan ze dienen als springplank voor de volgende transfer ?

“Als Manchester United in het verleden via Alex Ferguson belangstelling voor mij heeft getoond, dan leid ik daaruit af dat ze bij die club oordeelden dat ik over kwaliteiten beschik. Daarmee wil ik niet zeggen dat ik daar onmiddellijk aan de verwachtingen zou beantwoorden. Maar ik fixeer me niet zo op het etiket van mijn volgende club. Wat telt, is dat ik bij mijn volgende club vooruitgang kan boeken in vergelijking met mijn niveau hier in België. In dat verband heb ik niet begrepen dat sommigen vonden dat West Bromwich Albion geen stap vooruit voor me was, toen die club vorige zomer naar me hengelde. Ik voelde me zeker niet te goed voor die club. Ze bood me de kans om in de Premier League te spelen, een competitie van een niveau waarvan iedereen wel zal willen toegeven dat het hoger ligt dan dat van het Belgische kampioenschap. En wat voor de kwaliteit van het Engels voetbal ten opzichte van het Belgische geldt, geldt evenzeer voor alles wat zich ten zuiden van België bevindt.”

Maar laten we nu veronderstellen dat je inderdaad naar Racing Club de Lens verhuist : dat speelt nog amper een rol van betekenis in het Franse voetbal. Zet je dan toch geen stap achteruit als je voor zo’n club zou kiezen ?

“Zo denk ik er alvast niet over. Voetballen in Frankrijk, dat betekent dat je geregeld moet spelen tegen topteams als Lyon, PSG, Monaco, Marseille en ik vergeet er nog een paar. Sommigen zullen misschien beweren dat PSV, dat ook belangstelling voor me zou hebben, een betere keuze zou zijn omdat het zelf een topclub is en omdat ik in Nederland tegen topploegen als Ajax, Feyenoord en AZ zou kunnen spelen. Maar ik vind : het is niet omdat Nederland dit seizoen twee ploegen in de halve finale van de Europabeker had, dat het niveau van de Nederlandse competitie hoger ligt dan dat van de Belgische. En dat is net wat ik wens : in een kampioenschap van een hoger niveau uitkomen.”

Heeft de Europese campagne van An- derlecht je wat dat betreft de ogen ge-opend ?

“Ik was natuurlijk ontgoocheld met die nul op achttien van Anderlecht in de Champions League. Ik begrijp nog altijd niet goed wat er eigenlijk gebeurd is. Een jaar eerder waren we bijna tot de volgende ronde doorgestoten en zaten we toch in een groep met Lyon, Celtic Glasgow en Bayern München. Oké, Inter Milaan, Werder Bremen en Valencia, dat is nog een niveau hoger. Maar wie had nu verwacht dat we met lege handen zouden achterblijven ? In elke match bleken we minder goed voorbereid dan de tegenstander. Dat is geen toeval. Die ploegen moeten in hun respectieve competities bijna elke week een topper afwerken. Met diezelfde intensiteit laadt Anderlecht zich alleen op voor de matchen tegen Club Brugge, Standard en Genk. Dat is een beetje weinig. Als je dan ineens aan de slag moet in zo’n Europese topwedstrijd, valt die overgang vaak te bruusk uit.”

Maar jijzelf kwam in de Europese wedstrijden van dit seizoen ook niet in beeld. Heb je daar geen vragen over gesteld ?

“Dat zou ik zeker gedaan hebben mocht ik in het verleden geen sterke Europese prestaties hebben neergezet. Ik denk dan aan mijn doelpunten tegen Real Madrid en Manchester United. Ook tegen Benfica heb ik dit seizoen nog een goede prestatie geleverd. Nadien was ik mezelf niet meer, dat besef ik terdege. Ik ben me ervan bewust dat dit mijn zwakste seizoen was bij Anderlecht. Er is dit seizoen ook zoveel gebeurd. Mijn geblokkeerde transfer, mijn problemen met de politie naar aanleiding van die affaire in het Westland Shopping Center, de dood van een van mijn zussen. Mijn hoofd stond dit seizoen niet altijd naar voetbal. Ik hoop dat dit einde in mineur de herinnering aan mijn vroegere prestaties voor Anderlecht niet overschaduwt. Ik denk toch dat ik Anderlecht de afgelopen jaren een en ander heb bijgebracht.”

En wat heeft Anderlecht jou bijgebracht ?

“Ik ben hier tegelijk een voetballer en een man geworden. Toen ik hier aankwam, was ik negentien jaar. Ik had nog zoveel te leren : over het voetbal en over het leven. Als voetballer had ik me geen betere bestemming kunnen dromen dan Anderlecht. Ik heb via Anderlecht kennisgemaakt met topvoetbal. Aan mooie herinneringen geen gebrek : Champions League, Ebbenhouten Schoen, Gouden Schoen, Profvoetballer van het Jaar. Dat zijn dingen die je niet vergeet. Ik heb bij Anderlecht ook vrienden voor het leven gemaakt. Om te beginnen : Bertrand Crasson. Hij was de eerste die iets tegen me zei toen ik in 2000 de kleedkamer binnenstapte. Hij heette me hartelijk welkom, dan wees hij naar Walter Baseggio en zei spottend : ‘Tegen die daar moet je niet praten, die deugt niet.’ De toon was meteen gezet ( lacht). En de sfeer is globaal beschouwd goed gebleven, ook in sportief moeilijke momenten.”

Aan welke moeilijke momenten denk je dan ?

“Ik denk in de eerste plaats aan de rode kaarten die ik gekregen heb. Ze waren allemaal het gevolg van een ongelukkige reactie van mij op brutale ingrepen van een tegenstander. Ik betreur die reacties. Als profvoetballer moet je je kunnen beheersen en mag je geen revanche nemen. Daar slaag ik doorgaans ook in. De keren dat ik door het lint ging, gebeurde dat telkens nadat de scheidsrechter mijn rechtstreekse tegenstander niet bestraft had. De meeste Belgische scheidsrechters treden te laks op en daardoor worden de artiesten van het voetbal onvoldoende beschermd. Ik preek hier niet louter voor mijn eigen kapel. Ik denk aan spelers als Sergio Conceiçao bij Standard of Marius Mitu bij Lierse. Jongens bij wie de zekeringen ook al eens gesprongen zijn omdat de aanslagen op hun lichaam niet werden bestraft.”

Langs de andere kant gaven de scheidsrechters je al eens een strafschop cadeau.

“Ze verwijten me dat ik altijd strafschoppen of vrijschoppen wil versieren. Maar doet niet iedereen dat ? Ik heb het de grote Zinédine Zidane eens zien doen in een match tegen Bayer Leverkusen en toen riep iedereen : goed gedaan !”

Waarin moet je nog verbeteren ?

“Ik moet rustiger leren worden. Cooler. Rustig blijven als ik een kans krijg. En rustig blijven wanneer de sfeer rondom mij verhit raakt. Voorts moet ik mijn traptechniek nog bijschaven. Als ik in een competitie van een hoger niveau terechtkom, zal het minder evident worden om twee, drie spelers uit te schakelen. Ik zal vlugger en beter op doel moeten leren schieten.”

door Bruno Govers

‘Zes seizoenen voor één en dezelfde club spelen is niet meer van deze tijd.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content