Ik moet toegeven dat mijn hart iets sneller slaat voor paars-wit als ze tegen Club Brugge spelen, maar speelt Club tegen Standard, dan ben ik supporter van blauw-zwart. Dat is ook normaal, want ik bracht een deel van mijn leven door in het Venetië van het Noorden. Ik vond het een eer dat Club interesse in mij toonde toen ik bij Toulouse speelde. Voor het geld hoefde ik het niet te doen, want ik verdiende bijna het dubbele in Frankrijk, maar blauw-zwart was in mijn ogen een topclub. Mijn overgang naar Brugge liep echter niet van een leien dakje. Ik had immers nog een contract van vier jaar bij Toulouse. Michel Van Maele, de grote man van blauw-zwart, kwam naar la ville rose, waar hij een afspraak had met de voorzitter van Toulouse, mijn manager en mezelf. Men kon niet zeggen dat het gesprek vlot verliep. De voorzitter van Toulouse bleef dwars liggen over de transferprijs.

Met een grote glimlach op zijn gezicht vroeg Van Maele of mijn manager en ik even het lokaal wilden verlaten. Het duurde geen drie minuten voor de deur weer openging en Van Maele met een knipoog aankondigde dat ik speler van Club Brugge was. Wat er zich in dat bureau heeft afgespeeld, zullen we nooit te weten komen, maar ik heb er zo mijn ideetje over … Na Vilvoorde (paars-wit), Anderlecht (paars-wit) en Toulouse (paars-wit) kon ik eindelijk eens andere kleuren dragen.

Michel Van Maele was een sluwe vos en dat heb ik aan den lijve mogen ondervinden. Ik begon het eerste jaar bij Club vrij goed en Van Maele beloofde mij zelfs een salarisaanpassing! Toen ik er een tijdje niets meer van hoorde, besloot ik dan zelf maar naar de industriële bakkerij van de grote baas te stappen. “Wat verschaft mij het genoegen u hier te mogen ontvangen?”, vroeg hij mij heel serieus. “Het gaat over die opslag die u mij hebt beloofd”, antwoordde ik hoopvol. Van Maele stond op en verdween voor een paar minuten. Toen hij terugkwam, had hij een grote aardbeientaart in zijn handen die hij mij glimlachend overhandigde. “Voilà, dat is dan ook weer geregeld”, zei hij met een uitgestreken gezicht. Ik ben het dan maar afgebold …

Mijn eerste match met blauw-zwart in het Constant Vanden Stockstadion was ook een hele ervaring voor mij. “Hoe zullen de Anderlechtsupporters mij ontvangen?”, vroeg ik mij ongerust af. Toen ik het veld op rende voor de opwarming, begon de spionkop van Anderlecht ” Gille Van Binst, Gille Van Binst … Gille, Gille, Gille Van Binst” te zingen. Er viel een steen van mijn hart. Toen ik na tien minuten op de paal trapte, werd er al veel minder gezongen! Dat was het plezante gedeelte van de avond, de andere kant van de medaille was niet zo aangenaam. We verloren met 5-0, met Juan Lozano in een hoofdrol.

Ik had nog een contract van twee jaar, maar ik had geen zin om de overeenkomst uit te dienen, want mijn linkerknie speelde mij parten. Dus stelde ik onze trainer George Kessler voor om mij één jaar volledig uit te betalen, het tweede jaar was ik bereid te laten vallen. Hij weigerde, maar deed me een ander voorstel. Hij vroeg me of ik zijn assistent wilde worden, waar ik graag op inging, en zo werd ik opgenomen in de technische staf van Club Brugge. Kessler was een pietje-precies. Toen een journalist hem vroeg wat hij vond van zijn huis in Brugge, antwoordde hij met uitgestreken gezicht: “Ideaal, het ligt op 846 stappen van het stadion. Bij normaal weer doe ik er 8 minuten en 48 seconden over om Olympia te bereiken.”

Ik heb een voorvalletje gehad met Kessler en Henk Houwaart, toen de trainer van Cercle. Mijn vriendin Frieda was werkzaam in de modebranche. Zij had een paar collectiestukken voor een prijsje op de kop kunnen tikken. Het ging om lederen jassen van Cerruti, die in de winkel gemakkelijk 40.000 Belgische frank ( 1000 euro, nvdr) kostten. Ik had er een paar mee naar de club genomen. Sir George kocht er direct eentje en toen ik later in het café van Houwaart in Brugge binnenwipte, was ook die geïnteresseerd. Ze betaalden beiden 15.000 Belgische frank ( 375 euro, nvdr), een vriendenprijsje! Een paar weken later, tijdens de Brugse derby, stonden de twee trainers langs de lijn aanwijzingen te geven. Plots kwam Kessler naar mij toe en riep: “Die idioot draagt dezelfde jas als ik!” Ik antwoordde hem al lachend: “Ja, maar hij betaalde wel 40.000 frank, zoals in de winkel.” “Goed gedaan, jongen”, feliciteerde hij mij. “Als Houwaart naar de prijs vraagt van die jas, opletten wat je hem dan zegt hé, trainer”, voegde ik er vlug aan toe. “Natuurlijk, fluitje van een cent”, zei hij bulderend van het lachen.

“George Kessler was een pietje-precies.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content