Luigi Pieroni, Rode Duivel en topschutter van Moeskroen, in zesentwintig letters. ‘Drie jaar geleden dacht ik nog dat het niks zou worden als voetballer.’

A andacht. “Sinds de wedstrijd tegen Standard voel ik dat verdedigers meer oog hebben voor mij. Daar moet je mee leven, want het is alleen maar door zulke dingen dat je vooruitgang kan boeken. Maar de ruimte is kleiner geworden, zelfs op stilstaande fasen : vroeger stond er in de zone waarin je je bewoog een verdediger, nu komt die gewoon bij mij staan om mij vast te houden. Vroeger hadden ze vooral schrik van Mbo en werd ik minder geviseerd ; nu wordt het meer gespreid tussen hem, Marcin(Zewlakov, nvdr) en mij. Des te beter voor Moeskroen, ze moeten er nu drie in de gaten houden.”

Braaf. “Ik ben braaf, dat is waar. HenriDepireux heeft zich in het jaar dat ik hem als trainer had geen enkele keer kwaad op mij moeten maken. Maar als ik hoor dat hij vindt dat ik wat te braaf ben, zal ik moeten proberen daar iets aan te doen, zeker (lachje) ? Je moet als voetballer laten voelen dat je er bent, ne pas se laisser marcher sur les pieds en karakter kweken. Daar heeft hij mij altijd op gewezen. Een van mijn petits défauts is misschien wel dat ik altijd voor iedereen goed probeer te doen. Maar ik vind niet dat ik mij bij Standard heb laten doen : ik moést weg, ik had geen andere keuze. Maar het heeft mij niet uit mijn lood geslagen.”

Club Luik. “Wat de groep betreft, hou ik heel goeie herinneringen over aan die club. Wat ik niet kan zeggen van sommige supporters en zeker niet van de voorzitter. Hij heeft zijn woord niet gehouden en is volgens mij ook niet geschikt om een club te leiden. Ze moeten mij, net als veel andere spelers, nog altijd geld. Spelen en weten dat je niet betaald wordt, was lastig. We speelden voor de eindronde, maar omdat we door de wanbetalingen niet wilden bijtekenen, heeft hij acht basis- spelers voor een tijd uit de kern gezet. Uiteindelijk heb ik toch 14 keer gescoord in 23 wedstrijden.”

Depireux. “Henri Depireux – zijn zoon Eric is mijn manager – heeft mij bij Club Luik heel veel geleerd. Hij heeft mij vooral mijn positionering op het veld bijgebracht en geleerd geen energie te verspillen door naar links en rechts te lopen, maar centraal voor het doel te blijven, want daar ligt mijn sterke punt. Voordien liep ik als enige spits een beetje overal en verspilde ik onnodig veel energie. Ze hebben mij in de jeugd achterin gezet om te leren. Want ik stond voorin en daar stond ik dan, ik verdedigde nooit mee. Dat is wel een surplus in mijn ontwikkeling geweest.”

Egoïsme. “Je moet als spits wat egoïstisch zijn, maar ik heb er geen probleem mee een pass te geven. Het resultaat van de ploeg komt uiteraard op de eerste plaats. Maar ze hebben het mij wel al eens gezegd, dat ik soms egoïstischer moet zijn. Mbo onder andere, na Lokeren nog : de keeper stond voor mij en Christophe(Gré- goire, nvdr) liep links van mij, dus ik gaf hem een pass, maar hij stond buitenspel. Privé ben ik helemaal niet egoïs- tisch, dat ligt niet in mijn aard. Ik vind : als je je zo opstelt, worden anderen ook zo en is er op de duur geen goede verstandhouding meer.”

Fabricio. “Mijn broer… Ik ben er 23, hij 27, dus voor mij is hij altijd een voorbeeld geweest. We hebben een heel sterke band, maar hij heeft een ander karakter : veel impulsiever, waardoor het in zijn voetbalcarrière niet altijd zo goed gelukt is. Hij zegt meteen wat hij denkt. Dat is het voetbal niet altijd de juiste weg. Jammer, want hij is, vind ik, getalenteerder dan ik. Helaas ook kunnen we mekaar niet zo vaak zien door mijn carrière en zijn werk.”

Grégoire. “Jammer dat ook hij niet geselecteerd werd voor de nationale ploeg. Hij is een grote Belgische belofte én een goede vriend van mij. Vier jaar geleden zat ik met hem bij Luik. Mijn eerste jaar in tweede klasse was met hem. Ook toen al konden we het goed met elkaar vinden. We zijn alle twee Luikenaars.”

Hattrick. “Dat ik twee hattricks, tegen Bergen en tegen Genk, in eerste klasse heb kunnen maken, c’est énorme. Zelfs in tweede klasse is het mij nooit gelukt er een te scoren. Ik ben in tweede klasse zelfs nog geen week topschutter geweest (lacht). Maar het gevoel is fantastisch.”

Italië. “Mijn vader is Italiaan en de laatste keer dat ik ginder was, was een weekendje in december, met mijn vriendin. Héél mooi land en ik hou van de keuken. Mijn vriendin is ook Italiaanse, dus we leven honderd procent à l’Italienne. Maar spreken lukt nog niet zo goed, ik ben vooral bang om fouten te maken. Op mijn achttiende heb ik mij Belg laten maken, voordien was ik Italiaan. Ik ben hier geboren, ik leef hier, dus er was geen enkele reden waarom ik Italiaan zou blijven. Mijn vader is op zijn elfde naar hier gekomen met zijn ouders, die in de mijnen kwamen werken en in de streek van Potenza woonden, een beetje onder Napels. Ik heb daar familie wonen die ik nog nooit gezien heb, want die streek heb ik nog niet bezocht. In een Italiaanse krant heeft een artikel over mij gestaan en de neef van mijn vader belde hem onlangs om te vragen hoe het zat (lacht). Dus mijn familie ginder kent mij nu ook (lacht).”

Joker. “Ik amuseer mij graag en bij Moeskroen hangt de groep heel goed aan elkaar. Je bent blij dat je naar de club mag komen. Dat kan ook omdat er een minimum aan discipline is, meer is ook niet nodig op dit moment. Je voelt op het veld dat we een goeie groep hebben. De mentaliteit hier is helemaal anders dan in Luik. In Luik zijn de mensen toch assez méchant, harder . Hier is het precies een groot dorp, familiaal, accueillant. Dat heeft mij verrast, echt waar. We zitten nu acht maanden in Moes- kroen, mijn vriendin en ik, en telkens als we teruggaan naar Luik valt ons dat mentaliteitsverschil op. Het is enorm. De mensen gedragen zich ginder bizar. Loop je op straat, is het eerste wat ze doen je van kop tot teen bekijken om te zien wat je aan hebt. Hier stellen ze zich niet zoveel vragen. Je kan zelfs over straat lopen zonder gezien te worden. Maar : ik heb twintig jaar in Luik gewoond, ik zeg niet dat ik niet van Luik hou, hé. Ik zal er na mijn carrière zeker terugkeren.”

Kuiten. “Het is waar, soms heb ik het moeilijk om mijn jeansbroek aan te krijgen. Dus je koopt al eens een maatje groter (lacht). En ze hebben niet voor niets de broeksriem uitgevonden, hé. Ja, ik heb grote kuiten. Toen ik jong was, ging ik altijd voetballen, maar ook veel basketten. Ik denk dat ik het vandaar heb. Ik kan ook redelijk hoog springen. Maar basketter worden heb ik nooit overwogen. Ik deed het gewoon voor de afwisseling.”

Leekens. ” Leekens heeft mij heel veel geleerd qua defensief en offensief positiespel. Zijn stijl van spelen is om te beginnen al anders dan die van Depireux. Leekens speelt met heel veel pressing naar voren, wat veel meer loopwerk vraagt en dat is een stap vooruit voor mijn ontwikkeling. Ik kwam uit tweede klasse en zo goed was mijn conditie niet, dus ik heb een langere inloopperiode nodig gehad dan de anderen. Dus voor mij hebben ze een speciaal programma opgezet om een aanvaardbaar niveau als dat van de anderen te halen. Maar hetzelfde fysieke niveau zal ik nooit bereiken : ik ben geen marathonloper, dat weet iedereen. Ik zal altijd meer moeten werken dan Christophe of Steve(Dugardein, nvdr). Zij lopen anderhalf uur zonder problemen. In het begin, c’était la galère.

Moeskroen. “Ik ben hier nog onder Staelens binnengehaald, dus Leekens kende mij in het begin niet zo, dus ik heb me nog méér moeten bewijzen. Omdat Marcin vier wedstrijden geschorst werd, kon ik sneller debuteren. Ik kende het geluk dat er maar drie aanvallers meer waren en dat het met Empoké niet lukte, waardoor alleen Mbo en ik overbleven. Maar die kans heb ik wel gegrepen nadat Marcin teruggekomen was en daarna geblesseerd uitviel. Bij iedere speler gebeurt er altijd wel iets waardoor hij ineens doorbreekt. Met Moeskroen mag ik nu, denk ik, aan Europees voetbal denken.”

Nationale ploeg. “Vooraf is er veel over mijn mogelijke selectie gepraat, maar je mag je daar niet te veel door laten meeslepen. Pas nu ik ook effectief geselecteerd ben, mag ik tevreden zijn. Je moet het juiste moment afwachten om blij te zijn, zo vermijd je slechte verrassingen achteraf. Ik ben 23, ik kan niet zeggen dat het te vroeg komt. Er is een begin voor alles en dat kan maar beter te vroeg komen dan helemaal niet. Je probeert er maximaal van te profiteren : de dag dat ik hoorde dat Anthuenis mij volgde, heb ik drie doelpunten gemaakt (lacht).”

Onzeker. “Drie jaar geleden kende ik in tweede klasse een pechjaar : ik viel uit met blessures en kwam maar in twaalf wedstrijden aan spelen toe. Dat was een zwart jaar. Ik begon te veel na te denken. Zou ik ooit nog tot iets in staat zijn ? Ik dacht op de duur meer na dan dat ik voetbalde. Ik vond dat ik geen vooruitgang meer kon boeken en dat het niks zou worden als voetballer. Maar het seizoen daarna heb ik mij goed verzorgd en zijn de zaken onder MarcGrosjean gekeerd. Het is sindsdien alleen bergop gegaan.”

Profvoetballer. “Mijn vader werkt in de fabriek, dus ik weet welk een voorrecht het is om profvoetballer te zijn. Al moet je daar niet uit concluderen dat het een luxeleven is : er moet ook gewerkt worden.”

Quotes. “Dat is nieuw voor mij. In Luik werd ik één keer in de drie maanden gebeld, nu bellen ze û zeker sinds de wedstrijd tegen Standard in januari û allemaal tezelfdertijd (lacht). Nu nog ben ik daardoor verrast, maar het doet mij plezier en ik probeer om niet te gaan zweven en dezelfde te blijven. Maar ik begrijp eigenlijk weinig Nederlands, dus die kranten lees ik niet, maar ik probeer wel op de hoogte te blijven van wat ze over mij zeggen (lachje).”

Respect. “Ik heb veel respect voor de mensen die in mij geloofd hebben. Dat is logisch. Maar als je het over idolen hebt, dan denk ik meteen aan Vieri, een grote speler. Maar in mijn jeugd was Baggio mijn idool. Van hem waren de posters die op mijn kamer hingen. Voor mij is hij nog altijd de grootste voetballer voor het gemak waarmee hij voetbalde.”

Spanje. “Ik voel me Belg, Italiaan én Spanjaard. Mijn moeder is een Spaanse uit Andalusië, maar ik heb het land nog nooit bezocht. Laat staan dat ik iets van de taal begrijp (lachje). Maar voor het spektakel is de Spaanse competitie toch beter, minder gesloten dan de Italiaanse. Mijn ouders hebben elkaar leren kennen in Luik, want mijn grootouders aan moeders kant werkten in de mijnen. Saint-Nicolas was hun wijk. Van nature ben ik niet zo nerveus als Italianen en Spanjaarden soms zijn, maar ik ben, vind ik soms, wel een valse kalme. In de auto kan ik mij enorm opwinden over andere chauffeurs (grijnst).”

Techniek. “Daar moet ik aan werken, maar ik vind niet dat ik een zwakke techniek heb. Ik ben geen creatieve middenvelder zoals sommige anderen natuurlijk. Maar aan alles kan gewerkt worden. Met mijn broer heb ik vroeger veel in de garage gevoetbald of met tien, twaalf vrienden op het veldje naast ons huis. Maar mijn broer heeft meer techniek. Hij is altijd al meer op zijn gemak geweest aan de bal dan ik. Maar hij heeft dan weer niet zo’n kopspel.”

Uitdaging. “Constant worden in mijn vooruitgang en met de club de bekerfinale spelen, dat is waar ik eerst op hoop. En topschutter worden zou ook mooi zijn, natuurlijk (lacht). Ik droom ervan ooit een wereldkampioenschap of een Europees kampioenschap te kunnen spelen. Of bij een Europese topclub… Dromen genoeg (lachje). Al sinds ik op mijn zevende ben beginnen voetballen. Ik heb er mijn studies voor aan de kant gelaten. Maar misschien heb ik wel niet het talent om hogerop te spelen ? Wie weet. Ik heb nu een zeker niveau bereikt, maar ik voel dat ik nog niet aan mijn maximum zit.”

Virginia. ” Ah, ma petite amie, oui. Het is ook dankzij haar dat ik me goed in mijn vel voel. Toen ik het in het begin van het seizoen moeilijk had, stond zij er altijd voor mij. Maar zij is wel heel impulsief, dus ze is heel complementair met mij (lachje).”

Wilskracht. “Op school had ik de wilskracht die ik in het voetbal heb opgebracht iets minder. Had ik daar dezelfde wilskracht opgebracht, ik zou, denk ik, nu dokter of advocaat zijn (lacht). Maar ik heb mijn humaniora niet afgemaakt. Dat is natuurlijk niet de beste keuze, bovendien houdt het ook risico’s in, want je weet niet of je zal slagen als voetballer.”

Xink ! “Ken ik niet. Muziek houdt mij niet zo speciaal bezig.”

Yin-yang. “Mijn leven is in evenwicht, wat ik aan mijn vriendin en mijn hele familie dank. Men zorgt ervoor dat ik de voeten op de grond hou en correct blijf. Een leven duurt langer dan een voetbalcarrière alleen. Ik voel me goed nu. Ik ben katholiek en voor een wedstrijd bid ik nog altijd. Voor mijn grootvader, die twee jaar geleden gestorven is. Zijn dood is zwaar geweest voor mij, want hij was de grootvader die ik gekend heb. Hij was een tweede vader voor mij. Ik denk voor een wedstrijd nog altijd aan hem.”

Zelfdiscipline. “Ik ben strikt met mijzelf. Sinds ik bij Moeskroen ben, heb ik vier, vijf kilo verloren. Sinds april had ik niet meer gevoetbald en ik pak nogal makkelijk gewicht bij, dus goede voeding is belangrijk voor mij. Maar Virginia kijkt daar uitstekend op toe (grijnst).”

door Raoul De Groote en Wannes Heirman

Raoul De Groote en Wannes Heirman

‘Met dezelfde wilskracht op school was ik nu advocaat geweest.”Voor een wedstrijd denk ik nog altijd aan mijn grootvader.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content