Veertien maanden al is het dat Branko Strupar bij Derby County van de operaties aan zijn adductoren revalideert. “In België stond ik nu op straat en haalde ik het eind van de maand niet. Serieus.”

In de gym, een zakdoek groot, achter in een barakje van de in zwart en wit getooide trainingsaccommodatie van Derby County is het dat Branko Strupar al veertien maanden lang zijn dagen begint. Fitnessen in de gym, lopen rond het veld. Fitnessen in de gym, lopen rond het veld. Eten tussendoor. Zwemmen soms nog achteraf. “Zware benen… Goooh… Het is zwaar, om gek te worden. Ik ben hopeloos.”

De eerste zweetdruppeltjes parelen op zijn voorhoofd als Strupar zich op de hometrainer op gang heeft getrokken voor alweer een dag. ” Don’t go stupid, Stroops !” De grijze snor van de kinesist roept veel te ernstig in het deurgat.

Vervelende man, fluistert Strupar als hij is verdwenen. Maar dat vindt, zegt hij, iedereen. Heeft het beste met je voor, maar komt om de haverklap controleren of je nog wel bezig bent. “Alsof hij met een negentienjarige aan het werken is. Ik denk dat ik ondertussen de beste buikspieren van de hele kern heb, maar ik speel wel niet. Fuck you !

Gespeelde woede van een moederskind. Als de Belgische Kroaat iets aan zijn blessure zal overhouden, dan wel het gamma knetterende Engelse vloeken waarmee hij om de paar zinnen zijn frustratie ventileert. ” I am gonna kick your fuckin’ face. Ik zou op iedereen willen slaan, maar ik moet mij inhouden. Een week heb ik eens op een boksbal geklopt, tot mijn vuisten er pijn van deden.”

Zijn hoofd wenkt ons het bekrompen kamertje met spiegels en fitnesstoetsellen rond te kijken. “Dit is mijn territorium, hier vecht ik met mijzelf. Een paar keer ben ik in Drongen gaan revalideren. Toen Jim Smith nog trainer was ( nu is dat Colin Todd, nvdr), had hij mij gevraagd of ik iemand kende in Kroatië of België die mij kon helpen. Eerst ben ik naar Kroatië gegaan, maar die man ginder was niet goed. Echt wel de beste van Kroatië, maar hij maakte een fout door geen andere foto’s te laten nemen. Hij kon alleen afgaan op de foto’s die ik uit Engeland had meegebracht. Toen ik terugkwam in Derby deed alles weer pijn ! Oooh, pijn ! Wat is dat allemaal met jou, riep de manager. Mijn fout was het niet, ik wou graag spelen. Dan ben ik maar naar België gegaan, waar ze zeiden dat ik geopereerd moest worden. Oooh, weer een operatie ! Eerst wou ik niet. Ik zat kapot, want ik was van de vorige operatie al drie maanden aan het revalideren. In Kroatië had ik nochtans als een gek een trainingsprogramma gevolgd en nog hielp het niks.”

D

rie operaties aan zijn buik- en liesstreek heeft Strupar inmiddels achter de rug. Powell, de ploegmaat die hem net als veel anderen uit de entourage in de gym een hart onder de riem komt steken, is aan dezelfde blessure geopereerd in München. “Omdat hij zo snel herstelde, heb ik mij daar ook laten opereren. Maar met mij liep het helemaal verkeerd. Iedere keer als ik klaagde over pijn, zeiden ze dat het gewoon stijfheid was van na de operatie. Vijf dagen na de operatie : alles geïrriteerd ! Daarom is het zo zwaar om terug te komen. Oooh, oooh, pijn ! Altijd was er dat gevoel van pijn. Onbalans tussen de linker- en de rechterkant, zeiden ze.

“Over de medische begeleiding in Derby wil ik niet praten. Lars Bohinen heeft op een Noorse website eens iets verkeerds gezegd over de manager en is op het matje geroepen. Hij heeft nooit meer voor de eerste ploeg gespeeld. Maar ik kan wel zeggen dat ze me in de zware momenten die ik had nooit alleen hebben gelaten. Er was altijd iemand en de sfeer is goed. Met iedereen heb ik een goeie relatie. Maar alles bijeen is het oké. Wij hebben alleen geen experts die meteen zien wat het probleem is met deze of gene speler. Mijn vrouw zegt altijd dat ze in Engeland maar twee oplossingen kennen : een injectie of een operatie ( lacht).”

Op 3 maart raakte Strupar voor het laatst een bal in een wedstrijd, tegen Tottenham. Dat hij al twee doelpunten had gemaakt, deed hem ertoe besluiten ondanks de niet te harden pijn in zijn lies toch aan de tweede helft te beginnen. De lokroep van de hattrick. Slechte keuze. “De laatste tien minuten van de eerste helft voelde ik dat bewegen moeilijker werd. Alles werd stijf en ik voelde me echt slecht. Tijdens de rust, en dat was het probleem, heb ik een injectie gekregen diep in de buik. Cortisonen. Ik had gezegd dat ik dat niet wou. Maar ze zeiden dat het een mix van vitamines was. Als ze hadden gezegd dat ik binnen twee maanden zou sterven, ik had geantwoord : geef mij maar om het even wat. Maar ik ben er zeker van dat het cortisone was. Het werd nog erger en alles ging nog moeilijker. Alles zat geblokkeerd voor een paar weken. Mijn benen werden zó zwaar. In België was ik bijna nooit geblesseerd en kijk nu : wat heb ik verkeerd gedaan ? Iedereen kan geblesseerd raken, maar zó lang…

“Ik bel vaak met Hasi om hem te vertellen wat ik allemaal doe. Ik ben gek, zegt hij. Jongens, jongens ! Als Oyen pijn voelt, mag hij onmiddellijk stoppen, hij moet niks forceren. Hier is het : meer en meer. En ik doe wat ze zeggen omdat ik weet dat ze mij veel betalen en ik nog maar weinig terug heb kunnen doen. Ze weten dat ik een goede werker ben. Hasi kon niet geloven dat ik zo vlug na de operatie weer begonnen ben. Maar ik voel de druk van de club. We hebben iemand nodig die kan scoren. Ik wíl, maar kán ik nog : dat houdt mij bezig. Uiterlijk zie je alleen een beetje littekens, maar je weet nooit wat er van binnen zit. Soms voel ik iets. Ik probeer er niet te veel aan te denken. Vroeger kon ik bijna niet uit mijn auto stappen, dat duurde vijf minuutjes. Dat gaat toch al makkelijker, dat is een pluspunt ( lacht).”

H

et is een ochtend waarop de lucht blauw en kou is. Weer waarvan je weet dat het de hele dag hetzelfde blijft. Boven Derby County’s oefenterrein heeft een vliegtuig in stilte de landing voor Birmingham ingezet. Op het veld dampen de monden.

In een ijzig stilzwijgen sjokt Stroops na zijn fitnessbeurt rondjes aan de zijde van de strenge snor. Waggelend sleept hij zijn logge lijf over het gras. Een handvol geblesseerde spelers wordt door de hulptrainer ter zijde onder handen genomen; de rest van de kern traint in het enkele mijlen verder gelegen stadion voor de wedstrijd op Manchester United van ’s anderendaags. Man United mag dan wel verzwakt in de middenmoot hangen, Derby County loopt er met een op twee na laatste plaats ook niet goed bij dit seizoen. De degradatie wenkt.

Strupar : “Zelfs al staan wij onderaan : aan de sfeer is hier niks veranderd. Het is hier nog altijd plezant. In Genk zat ik na een verloren wedstrijd in de put. Verliezen we hier drie, vier keer na mekaar : iedereen houdt hetzelfde vriendelijk gezicht. Derby krijgt vaak goals tegen door individuele fouten en als we achter komen, gaat het vertrouwen weg en kunnen we nooit terugkomen. Er zit schrik in de ploeg dan. Maar bang dat we gaan degraderen ben ik niet. Toen ik hier kwam, stonden ze nog slechter ( lacht). Als je ziet hoe Derby-Liverpool 0-1 werd… Liverpool staat bovenaan, Derby onderaan : geen verschil ! Derby was zelfs veel beter, maar we misten een penalty en een paar kansen. Owen scoorde in de tiende minuut voor Liverpool, beetje door een fout van onze keeper, en dat was alles wat ze lieten zien. Goooh…”

Het gebrek aan ervaring en scorend vermogen dat het uitvallen van Strupar liet, werd opgevangen door onder andere Fabrizio Ravanelli aan te trekken. “Maar als ik pijnvrij blijf, heb ik van niemand schrik. Serieus. Vanaf mijn zesde jaar loop ik achter een bal, kon ik urenlang tegen de muur shotten terwijl andere jongens met autootjes speelden. Die feeling zal ik nooit verliezen. Mijn lichaam is ouder geworden, maar ik voel het niet, want ik zit meer in de gym dan vroeger.”

Maar, menen insiders, ook het verdwijnen van Taribo West uit de selectie verzwakte de verdediging. “Goeie speler, maar een rare. Gek. Vaak kwam hij niet naar de training en wist niemand waar hij zat. Of hij kwam twee uur te laat en zei in het passeren tegen de trainer : hi coach, God bless you ( lacht). Niks reden waarom. See you later ( lacht).”

M

et een kordaatheid in het links rijden die ons klamme handen bezorgt, stuurt Branko Strupar later op de dag zijn Mercedes CLK 320 automatic naar het stadscentrum. De arm soepel op het stuur, de R&B dreunend uit de boxen : het leven kan relaxed zijn. Tot we een kerk passeren, want Branko Strupar mag dan wel de Belgische nationaliteit hebben, hij blijft een Kroaat. “Ongelooflijk ! Ik kom naar Derby en ineens zag ik hier die kerk staan met een opschrift in het cyrillisch alfabet, dat behalve wij alleen de Russen nog gebruiken. Dus ik ben gaan kijken. Blijkt het een Servisch-orthodoxe kerk te zijn. Hier in Derby ! My God, als ik daar binnen ga, ligt ze tegen de grond ( lacht).”

In het centrum van Derby gloeien de karige kerstversieringen in de vallende duisternis als Strupar wat onwennig een pub binnenstapt. Voeling met de stad heeft hij weinig. Hij is er aangesloten bij de voetbalclub, meer niet. “Het meest aangenaam is het in my house. Ik heb niks tegen de Engelsen, maar ik heb er ook niks vóór ( lachje). Ik heb me aangepast, maar ik ben altijd thuis. Serieus. Ik weet niet hoelang het geleden is dat ik zoals nu nog eens in een pub gezeten heb. Nooit gaan we buitenshuis eten, zoals in Genk. De laatste keer dat ik nog eens met mijn vrouw ben gaan eten, was zes maanden geleden, toen haar moeder hier was. Weet je, het meest heb ik over de stad hier geleerd uit artikels over mij die ik lees van journalisten die hier geweest zijn ( lachje). Tegen mijn vrouw heb ik dikwijls gezegd dat Derby mij aan Genk doet denken : één groot shoppingcenter en als dat dicht blijft, is er nog weinig te zien. Hier is het alleen een beetje groter. Genk was ook niks zonder Hasselt. Daarom ging ik vaak naar Hasselt, zoals ik hier dikwijls naar Nottingham ga.”

Daar mag Strupar dan graag winkelen. “Waardoor ik nu van alles veel te veel heb.” Want de strijd tegen de frustratie en de verveling gaat door de portemonnee. “Mijn kleerkast… goooh… Soms ben ik kwaad op mijzelf. Serieus. Ik koop veel te veel. Mijn papa is wat kleiner, maar door zijn buik heeft hij dezelfde maat. En dezelfde schoenmaat. Iedereen in mijn familie heeft ongeveer dezelfde maat. Dus als ze naar hier komen zeg ik dat ze alleen een onderbroek en wat kousen moeten meebrengen, de rest krijgen ze van mij.”

Veel kansen krijgt hij niet om zijn familie en vrienden, die hem zo dierbaar zijn, op te zoeken. Ook niet in de eindejaarsperiode, als de Engelse competitie ongestoord doorgaat. Dan knáágt de eenzaamheid nog meer en zit Branko Strupar met vrouw en kind voor de televisie. “Weet je, in Derby heb ik één winkel gevonden waar ze mijn favoriete chocolade verkopen. Zwitserse melkchocolade. Beautiful ( lacht). ’s Avonds eet ik soms heel alleen een pak op. Mijn vrouw zegt dat ik gek ben en dik ga worden. Maar dik ben ik nog nooit geworden en ik móet mijn chocolade hebben. Ik kan niet veranderen. Als ik zou kunnen, ik zou veel veranderen. Maar we zijn echt alleen. Ik ga nergens naartoe omdat we geen babysit vinden, want we willen geen vreemde bij ons kind laten. Dora is naar de kinderopvang gegaan en de eerste week was het een shock voor haar; nu gaat ze graag, maar ze begrijpt niemand. Als iemand bij ons thuis komt, wordt ze heel verlegen omdat ze alleen papa en mama gewoon is. En onze familie uit Kroatië. Ze kan niet wachten tot ze langskomen. Zelfs zij mist ze.”

Ongemakkelijk schuift Branko Strupar op zijn stoel. Dora, heeft hij eerder verteld, is ziek geworden en liever nu dan straks is de spits bij zijn dochtertje. “Zij is mijn zon. Als ik thuiskom, wil Dora altijd spelen of gaan we naar buiten. Soms voelde ik me echt invalide, met alle respect voor invaliden. Soms wou Dora spelen, maar ik kon niks anders doen dan stil blijven liggen. En dan werd ze droevig. Ik werd er hopeloos van en voelde mij useless en shit. Nu voel ik me beter, maar ik moet hout vasthouden. Ik weet nog altijd niet wanneer ik met de bal kan beginnen te trainen. Laat mij hopen dat alles in orde is. Ik heb al zoveel slechte ervaringen achter de rug, dat ik twijfel tot het laatste moment : tot ik weer op het veld sta. Als ik weer op het plein sta, dan is andere liedje. Nu is nog altijd alles mogelijk : ik weet niet of ik over twee, zes of vier weken kan spelen. Ik weet zelfs niet of ik nog normaal kan functioneren. Ik ben pessimistisch geworden. Ik wil zo graag spelen, maar ik heb voortdurend schrik dat er weer iets verkeerd gaat lopen. Mentaal ben ik altijd hier ( wijst op zijn lies). Anderhalve maand heb ik niets gedaan. Toen ik opnieuw begon, kreeg ik griep en ik heb conditie verloren. Maar twee maanden geleden was ik de laatste keer in België om testen te laten doen. Topfit ! Niveau van de Belgische nationale ploeg, maar ik kon niet voetballen door mijn adductoren.”

S

oms, zegt Strupar, vraagt hij zich af hoe hij het tot nu toe heeft kunnen volhouden. “Want zoals je vandaag zag, doe ik het al een jaar. Soms gaat het wat beter, soms wat minder. Maar globaal blijft het hetzelfde. Sometimes you want to kill yourself. Serieus. ’t Is niet gemakkelijk. Ik denk niet dat ik dit nog heel lang volhou; ik hoop dat alles snel in orde komt na nieuwjaar. Dan wil ik enkele wedstrijden met de reserven kunnen spelen.”

Gevoelig als Strupar is, vervalt hij makkelijk in een oeverloze klaagzang. Maar wie hem vraagt of hij daarin niet wat overdrijft, wordt terechtgewezen. “Tegen die mensen die vinden dat ik er te veel over nadenk en klaag, zou ik willen zeggen : kom, ik geef je mijn lichaam, voel zelf maar. Ik ben niet gek. Mijn mama en papa wisten dat ik er alles voor deed, maar ze zagen mijn miserie en ze zeiden : kom naar huis, stop met voetballen, je hebt toch al genoeg geld verdiend in je leven, geniet ervan, zelfs al is de situatie in Kroatië soms zwaar. Dat is zeker de waarheid, maar ik wil zó graag op het plein staan. Als ik kon, ik ging zelfs op straat voetballen. Ik mis het… De wil om te spelen is wat het nog de moeite waard maakt. Jongen, ik ben zo woest dat ik niet kan spelen… Ik zal er alles aan doen, want na meer dan een jaar nightmare mag ik niet opgeven. Mijn mama zegt dat ik moet stoppen en ik zeg dat ik dat zal doen, maar in mezelf weet ik dat ik dat niet kan.”

Een maand geleden had Strupar een gesprek met Colin Todd, de nieuwe trainer. “Hij zei dat alles in orde komt. Deze keer, zegt hij, is de goeie keer. Ik geloof erin, anders zou ik niet kunnen trainen en zou ik beter stoppen. Soms werd ik vroeger tegen mijn zin wakker en was ik ’s morgens stijf. Als ik dan met een vies gezicht op de club aankwam, riep iedereen : oooh Struppie, where is your smile ? Dan dacht ik : fuck you, laat mij gerust ! Ik kon niet meer lachen. Maar na alles wat ik heb doorgemaakt, voel ik mij nu het meest optimistisch omdat ik geen pijn meer voel. Want vroeger, als het na de training kouder werd, kon ik zelfs nauwelijks nog gaan omdat alles stijf werd in mijn lies. Iedereen bleef zeggen dat het een normale reactie was, zodat je op den duur niks meer durfde te vragen. Na de operatie zag ik toen ik wakker werd die drie gaatjes in mijn buik en dacht ik nog : I am going to die. Serieus. But at the end of the day, finaly it’s better. Het zal spelen worden of nooit meer spelen. Daar ben ik mij van bewust… Ik hoop dat ik weer zal spelen… Ik hoop het zó.”

door Raoul De Groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content