Bijna dagelijks trekt Jean-Pierre Detremmerie zich een halfuur terug in een kapel in Noord-Frankrijk, maar niet om God succes in de bekerfinale af te smeken. “Daar dient Hij niet voor. Godsdienst is geen opium voor het volk.”

“Neen, ik ben niet iemand die zich snel gelukkig voelt. Ik wil altijd verder, altijd meer. Niet voor mijn persoonlijke rijkdom, maar voor het welzijn van anderen. Voor de stad, die toch de armste van de streek was. Misschien is er in Moeskroen niet veel rijkdom, maar wel heel veel enthousiasme om samen te werken en op te bouwen. Eigenlijk ben ik nooit honderd procent tevreden, heb ik een beetje une insatisfaction permanente, omdat ik steeds weer nieuwe projecten voor een nog betere toekomst van deze streek wil realiseren.

“Wat mij ook heel erg bezighoudt, is trachten die sociale gevoeligheid bij de jeugd te zaaien, zodat zij het lot van Moeskroen en de streek in handen nemen. The struggle for life, maar not only for your own life, snap je. Altijd weer sta ik in bewondering voor het enthousiasme en de sociale bewogenheid in onze gemeenteraad van kinderen en jongeren. Dat idealisme moeten we kunnen onderhouden. Ik denk dat het een natuurprodukt is, maar misschien wordt het vaak door het leven verdoofd, of stilgelegd.

“Hetzelfde geldt op mondiaal vlak, tussen Noord en Zuid. We zullen moeten veranderen, want dit kan niet blijven duren : het kan niet dat mensen stikken in het geld en het comfort, terwijl anderen op straat sterven. In het belang van onze eigen Westerse wereld is het nodig dat er een zeker evenwicht komt tussen arm en rijk, in Europa en tussen de continenten.”

k sta bekend als een workaholic, ja, maar het is wat verbeterd. Veel tijd is er nog altijd niet, maar hij wordt wel zeer rijk benut. Mijn vrouw vindt er haar evenwicht in, dat we elke dag – laten we zeggen – een uur samen zijn en kunnen spreken én zelfs af en toe ook eens een dag of twee. Dat geluk hebben we in ons leven niet zo vaak gekend, want we hebben zeer veel gewerkt.

“Als je zo vaak afwezig bent geweest, vraag je je natuurlijk ook af : heb ik genoeg tijd geïnvesteerd in mijn kinderen ? Die vraag heb ik hen ook gesteld. Jà, zeggen ze, en ik denk niet dat ze hypocriet zijn.

“Het belangrijkste in het leven is, vind ik, beschikbaar zijn, tijd vrij maken als je voelt dat mensen je nodig hebben. Als ik om middernacht thuiskwam en voelde dat mijn kinderen mij wilden spreken, heb ik niet gezegd : ik ben moe, dat zullen we uitstellen. Dan moest ik soms op blijven tot drie, vier uur, wat fysiek misschien wel een beetje lastig was, maar ik deed het omdat ik vond dat het noodzakelijk was.

“Het voorbeeld geven, vind ik ook veel belangrijker dan al de rest, dan straalt het vanzelf uit. Het is niet door woorden, maar door daden dat we mensen overtuigen; niet door te zeggen hoe het moet, maar door het zo te doen. Volgens mij heeft dat nog altijd de beste invloed op kinderen.

“Ik denk ook dat de vrouwen in onze maatschappij een grotere rol spelen dan de mannen, dat de moeder doorgaans een grotere invloed heeft op haar kinderen dan de vader. Dikwijls zeg ik : stel dat er in onze maatschappij geld te kort is om onze kinderen groot te brengen en er daarom iemand opgeofferd moet worden, dan moeten we de mannen opofferen, want de vrouwen zullen het verder brengen. Zij zullen een andere mannengeneratie goed maken. Van nature uit staan vrouwen dichter dan mannen bij hun kinderen, denk ik, en spelen ze een grotere rol in de opvoeding.

“Deels komt mijn drive van wat ik in mijn jeugd heb meegemaakt, denk ik. Straatarm waren we, er lag thuis niet eens een vloer. Toen ik zeven was verloor ik mijn moeder, drie jaar later ook mijn vader. Twee jaar verbleef ik in een weeshuis in Aartrijke, daarna werd ik intern op het college. Wie honger heeft geleden en een tijd van het OCMW leefde, weet wat de echte waarden in het leven zijn. Deels komt daar mijn dynamiek en sociale reflex vandaan, denk ik. Je wil iets terugdoen.

“Het feit dat ik diepgelovig ben, helpt bij het opbouwen. Bijna iedere dag gaan mijn vrouw en ik naar de mis. Samen bidden brengt ons in sommige moeilijke omstandigheden een andere kijk bij, nuancering, de hoop adequate oplossingen te zullen vinden ook. Zo ga ik dus bijna dagelijks naar Noord-Frankrijk, een halfuurtje bidden in een kleine kapel in Tourcoing. A l’abris des regards indiscrets. Zeer verrijkend, voor de kijk op mezelf en op het leven. Het gebeurt ook dat ik mij een hele dag terugtrek, om mij te concentreren, om te mediteren, te bidden. Ik heb het meer en meer nodig om mijn eigen evenwicht te vinden, denk ik, en om de zaken een beetje nuchter, genuanceerd en op termijn te zien. Als je té dicht op het werk zit, bestaat het gevaar dat je het niet goed doet en slechte beslissingen neemt.”

ochtans, vele jaren ben ik ver van de kerk en van alle praktijk verwijderd geweest. Ik was revolutionnair, zeer anti-klerikaal, tegen de structuur van de kerk en de manier van doen. Zelfs nu nog. Als je gedurende acht jaar op internaat hebt geleefd, met vele priesters, iedere dag naar de mis hebt gemòeten, alles bent opgedròngen… misschien was dat vom Guten zuviel ( glimlacht). Het is ook niet omdat we in God geloven, dat we het eens moeten zijn met alles wat de Kerk doet en de manier waaròp zij het doet. Geloven is niet alleen naar de mis gaan, of bidden, of een ritus hebben.

“Ik denk dat we in onze hedendaagse wereld een tekort hebben aan cultuur in de brede zin van het woord. Mensen die bijvoorbeeld van muziek of literatuur houden, hebben daar in moeilijke momenten een houvast aan, denk ik, kunnen daar een antwoord op hun verdriet krijgen, een andere wijze om ertegenaan te kijken. Die cultuur, of die ziel van de maatschappij, denk ik, hebben we tekort.

“Wie louter voor het lichamelijke, het materiële en het geld leeft, zal daar het echte geluk niet in kunnen vinden. We brachten meer en meer geld en comfort in onze maatschappij, maar ik ben er niet zeker van dat mensen nu gelukkiger zijn dan vroeger. Integendeel, denk ik, dus moeten mensen toch op zoek naar iets anders. Het leven heeft toch een zìn, denk ik; wij zijn niet op aarde gekomen om te verdwijnen zonder dat dat een betekenis heeft.

“Gelukkig heb ik iemand ontmoet die me daarbij helpt. God, ja. Die ontmoeting heeft mijn leven veranderd, mij een andere kijk op het leven en andere prioriteiten gegeven. Sedert die ontmoeting voel ik mij persoonlijk heel klein. Ieder mens kan beter, wel, sedertdien doe ik het minder slecht, denk ik. In mijn intiemste binnenste ben ik een beetje verbeterd.

“Er zijn mensen die niet in God geloven voor wie ik heel veel respect heb. Mooie mensen, met mooie gedachten en mooie gebaren. Sommige mensen die in de mens geloven en goed trachten te doen van binnenuit staan misschien zelfs dichter bij God dan ikzelf, die misschien maar een slecht christen ben of toch alleszins een nog veel beter christen zou willen zijn.

“Sommige mensen, vind ik, kregen van nature uit zoveel mee, terwijl ikzelf het met vallen en opstaan heb gedaan. Ik heb moeten vechten tegen mezelf om een beetje meester te zijn, terwijl ik vaststel dat er mensen zijn die van nature een hart als een koekenbrood hebben. Je ontmoet ze en voelt meteen dat het werkelijk rasechte goeie mensen zijn. Héél mooi. Helaas ben ikzelf zo niet geboren. Zéker niet ( glimlacht).”

isschien komt het door mijn leven, door het feit dat ik enkele jaren op straat heb geleefd, dus zowel in het kwade… Toen mijn moeder stierf, was ik alleen, thuis of op straat, want mijn vader, die honderd procent gehandicapt was, had nooit tijd, moest altijd werken, is dan ook ziek geworden en overleden. In die tijd leefde ik dus als een wild kind, op straat. Iemand om mij op te voeden was er niet.

“Maar het was een gelukkige tijd. Ik voelde me zeer vrij, en daar heb ik zeker wat van behouden. Ik kan mij moeilijk laten imponeren. Van buitenaf discipline aanvaarden, daar heb ik het nog altijd zeer moeilijk mee. Ik ben zeer reactionair, zeer revolutionair. Destijds op school was ik een beetje ànti – een communist, vonden sommigen. Maar wel al sociaalminded, zeggen mijn vrienden mij. Toen al hadden ze dat gevoeld, terwijl ik de indruk had van niet. Ik deed het toen blijkbaar toch ook al niet voor mezelf.

“Een mens, denk ik, kan moeilijk alléén gelukkig zijn. Geluk is iets dat gedeeld moet worden met andere mensen. Al heb je alles, woon je op de mooiste en de rijkste plaats ter wereld… Neen, ik denk niet dat je op je eentje gelukkig kunt zijn. Ik heb ook nog nooit een lijkwagen gezien met een brandkast erachteraan, dus tot wat dient het ? Geld is voor mij benzine, die ik nodig heb om mijn familie op te brengen, maar verder interesseert het mij niet.

“Tot mijn twintig jaar wist ik niet wat een restaurant was, maar door mijn professioneel leven ben ik een echte bourgondiër geweest. Er was een tijd dat ik iedere dag tenminste één keer op restaurant zat, in de beste restaurants eerst. Het is geen kwaad van goeie dingen te willen eten en drinken, maar het moet ook niet overdreven worden, natuurlijk. Ik heb het allemaal afgebouwd. Pakjes sigaretten per dag heb ik gerookt. Gedaan. Drie jaar geleden besliste ik ook om geen alcohol meer te drinken. Wel, dat is gedaan. Alleen jammer dat ze daardoor bij Interbrew drie mensen hebben moeten afdanken. Want in die tijd… als burgemeester naar alle recepties, zo dikwijls op zwier zijn… Nu, misschien zijn die drie mensen ondertussen wel in dienst bij Chaudfontaine ( lacht).

“Als je zoals ik de mooiste job ter wereld hebt, namelijk ten dienste van de mensen staan, dan moet je, denk ik, je verzorgen zoals een voetballer. Zo fit mogelijk zijn om je talenten zo goed mogelijk te kunnen benutten, ik vind dat het deel uitmaakt van mijn missie. Ik wil ook meester van mezelf zijn; ik wil niet dat het van buitenaf moet komen, niet dat de dokter mij iets oplegt, begrijp je. Een beetje in de zin van Socrates : ken jezelf, en hoe beter je jezelf kent, hoe verder je kunt komen. De mens moet zichzelf kennen, zichzelf trachten beter te leren kennen en zo voelen wat goed en minder goed is.”

et voetbalmilieu is allesbehalve zuiver inderdaad, maar zo is ook de politiek, zo is het leven in het algemeen. Ofwel doe je dan zoals iedereen, ofwel… Misschien wil ik de zaken anders doen, maar ik wil in dat milieu blijven. Neen, ik wil mij niet terugtrekken, maar wel de zaken toch anders voelen en anders doen.

“Ik ben hoopvol, zéker, voor alles, zeker voor de voetbalwereld. Ik vind het formidabel, alleen nog maar in België die honderdduizenden mensen van vierde provinciale tot eerste nationale die ieder weekend gratis van veld tot veld lopen om de jeugd van straat te houden. Dat is uniek, een geweldige rijkdom. Misschien is het ook de rijkdom van Europa, dat er in alle landen op sportief en cultureel vlak zoveel beschikbaarheid van mensen is. Niet alleen maar money, money, maar die andere dimensie.

“In ons stadion is er ook niet toevallig een bezinningsruimte voorzien. Oorspronkelijk moest het een kapel worden, op vraag van een speler nog wel – al paste dat natuurlijk wel in mijn kaarten ( glimlacht). Na besprekingen kwam uiteindelijk het besef dat het niet een katholieke kapel moest zijn, maar meer iets oecumenisch, voor alle godsdiensten. Wij hebben hier moslims, orthodoxen, protestanten… Daarom zullen we de ruimte aanpassen zodat iederéén er zich thuis in zou voelen, ook vrijzinnigen.

“Tijdens de reizen in mijn jeugd heb ik gezien dat er niet één weg is, maar vele wegen. Ik moest toen in het buitenland gaan werken om talen te leren, want cursussen kon ik niet betalen. Toen zag ik hoe mensen die verschilden van oorsprong, van aanpak, van ideologie, van cultuur, hetzelfde doel bereikten. Dat is belangrijk, dat mensen beseffen dat het een verrijking is te aanvaarden dat iemand verschilt in denken, in taal en cultuur. Wij moeten er niet naar streven dat iedereen in dezelfde kerk zit, in dezelfde politieke partij, maar verschillen in denk- en zienswijze respecteren.

“Die bezinningsruimte in ons stadion is ook een symbool dat niet alles materie en geld is, dat er toch andere zaken zijn waarover we moeten nadenken en zien of we ze niet nodig hebben om gelukkig te zijn. Ik denk dat mensen dat meer en meer nodig hebben, bezinning, wat ook in de natuur kan of gewoon thuis in de zetel.”

atuurlijk zou ik donderdag graag de bekerfinale tegen Club Brugge winnen, want we willen met nu en dan eens een prijs een palmares opbouwen, maar God zal ik daarvoor niet gebruiken. Neen, ik zal het hem niet afsmeken. Godsdienst dient daar niet voor, dat is geen opium voor het volk.

“Misschien eindig ik mijn leven wel in het klooster. Als ik niets meer met mijn daden kan doen, dan kan ik tenminste nog bidden voor de mensen van mijn stad. Natuurlijk is dat een beslissing die ik mijn echtgenote, mijn kinderen en kleinkinderen niet mag opdringen. Ik zal daar dus een consensus over moeten vinden.”

door Christian Vandenabeele,

“Ik denk dat de vrouwen in onze maatschappij een grotere rol spelen dan de mannen.”

“Jammer dat er bij Interbrew drie mensen zijn afgedankt sinds ik gestopt ben met alcohol drinken.”

“Misschien eindig ik mijn leven wel in het klooster.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content