Twee stenen op een kerkhof in Aalter: Alex Van Tornhout (16-07-2012) – Regine Tanghe (09-08-2013). Hun zoon Dieter Van Tornhout, ex-international bij de beloften en profvoetballer bij KSV Roeselare, getuigt. ‘Ik heb nog één droom: gezond en gelukkig zijn.’

De regen valt met bakken uit de hemel, het oefenveld naast het Schierveldestadion is verzopen, de stormwind geselt bomen en spelers. Een mistroostige dag voor een intrieste monoloog van Dieter Van Tornhout (28), gevormd en gekneed bij Club Brugge en bijna vier seizoenen in de spits bij Roda JC, die op amper dertien maanden tijd afscheid van zijn vader en moeder moest nemen. “We zijn nu vijf maanden verder en het begint te slijten, ja. Je móét verder, want als je blijft piekeren kan je in een zware depressie belanden. Mijn grote geluk was dat ik profvoetballer ben. Met de jongens op het veld staan heeft me enorm geholpen.”

Hoe het begon…

Stephanie en ik zouden in juni 2011 trouwen. Begin januari zei mijn vader dat hij wilde vermageren. ‘Ik wil er goed uitzien voor je trouw…’ Natuurlijk moest ik lachen, het was niet de eerste keer dat hij beloofde op zijn gewicht te letten. En na een paar weken was daar meestal nog maar weinig van te merken… Maar deze keer vlogen de kilo’s eraf. Niet ongewoon, vonden we, want hij lette goed op zijn voeding, fietste vrij veel, dus… Chapeau.

“Maar op ons huwelijksfeest at hij bijna niets. Heel vreemd. Een paar weken erna, toen ik al opnieuw in Cyprus was, belde mijn ma om te zeggen dat hij zich niet goed voelde en gele vlekken had. De huisdokter dacht aan hepatitis, maar stuurde pa voor alle zekerheid toch naar het ziekenhuis. Op een scan vonden ze een kleine tumor op een of ander kanaaltje, maar na verloop van tijd kregen we te horen dat hij pancreaskanker had. En zwaar vermageren was blijkbaar een van de voornaamste symptomen…

“In augustus werd pa geopereerd, bijna tien uur lang, maar de dokters waren heel hoopgevend. De kanker was lokaal gesitueerd, ze hadden alles kunnen wegnemen. ‘Volledig kankervrij’, klonk het na een maand. Maar toen pa twee maanden na zijn operatie opnieuw op controle ging, bleek de kanker volledig uitgezaaid.

“Ik kon me amper concentreren, mijn prestaties leken nergens op en na twee of drie maanden werd ik door mijn nieuwe club – Nea Salamis Famagusta – niet meer betaald, iets wat me ook al bij Paralimni overkomen was. Moeilijke periode, ook al omdat het niet vanzelfsprekend is om van Cyprus even naar België te vliegen. Gelukkig was er interesse van Kilmarnock, dat bij een Schotse ex-ploegmaat van bij Paralimni – Mark Burchill – naar mij geïnformeerd had. Ideaal, want in een half-uur stond ik aan de luchthaven van Glasgow, in drie uur in Aalter.”

Terugkeren naar België

“Papa was enorm graag naar onze bekerfinale tegen Celtic gekomen, maar hij was toen – midden maart – al te zwak om nog te reizen. Ik maakte het winnende doelpunt, achteraf belden we met elkaar. Hij had de match op internet gevolgd, was enorm blij en zei dat hij tegen zijn ziekte zou blijven vechten. Alleen heb ik pas achteraf gehoord dat hij me niet alles vertelde. Mijn vrouw was wel op de hoogte, maar mocht niets zeggen. ‘Dieter moet zich op het voetbal concentreren.’

“Heel zwaar voor Stephanie, maar op dat vlak kon pa nogal dwingend zijn. Hij wist ook wel dat ik, mocht ik geweten hebben hoe erg hij eraan toe was, meteen het vliegtuig genomen zou hebben. Eigenlijk heb ik pas na dat seizoen beseft wat er écht aan de hand was. In zekere zin wilde hij me beschermen. Ik moet dat respecteren, want het was zijn keuze.

“Met Pasen, kort na de bekerfinale, ben ik nog twee dagen in Aalter geweest en hij zag er heel goed uit. Ik dacht: papa komt er zeker door. Maar in de weken die volgden, is het heel snel gegaan. In het tussenseizoen was ik een paar weken in België en zag ik het absoluut niet zitten om naar Schotland terug te keren. Ik had nog een contract voor twee seizoenen, maar ik wilde vooral dicht bij mijn vader blijven, een beslissing die het bestuur van Kilmarnock respecteerde.

“Op 16 juli is mijn vader overleden. Ik wist meteen: ik blijf voor altijd in België. Op mijn negentiende, begin 2006, was ik naar Sparta vertrokken en heb ik altijd in het buitenland gevoetbald. Bijna acht jaar, waarin ik veel moest missen. Kleine dingen, zoals familiefeestjes bijvoorbeeld… Ik heb van geen enkele keuze spijt, maar in die week besefte ik: ik ben mijn vader kwijt, dus moet ik er nu zijn voor mijn moeder, voor mijn zus, voor familie en vrienden.

“Op de begrafenis heb ik niets gezegd. Onmogelijk. Dat zou me nooit gelukt zijn, neen. Ik toon mijn emoties niet snel, maar op dat vlak heb ik een heel klein hartje. Die eerste weken leef je in een soort trance: alles moet geregeld worden, praktische zaken slorpen alle tijd en energie op. En toch wilde ik zo snel mogelijk weer voetballen. 27 jaar, dan kan je moeilijk dagenlang thuis zitten. Het leven gaat verder. En mijn vader zou het niet anders gewild hebben. (stilte)

“Papa is altijd enorm met mijn carrière bezig geweest. Úren samen in de auto gezeten, toen hij me van Aalter naar de trainingen in Brugge moest brengen. Na mijn vertrek naar Nederland en later Cyprus zagen we elkaar natuurlijk veel minder, maar we belden, sms’ten of skypeten geregeld, minstens om de twee dagen hadden we contact met elkaar. En toen ik nog bij Roda voetbalde, kwamen mijn ouders altijd naar de thuiswedstrijden. Mijn ma kende niet veel van voetbal, maar zo kon ze mijn vader in de auto gezelschap houden. En na mijn vertrek naar Cyprus, in 2009, kwamen ze twee keer per jaar op vakantie.” (lacht)

Voetbal als therapie

“Twee weken na de begrafenis heb ik bij Antwerp getekend, maar het begin was heel moeilijk. Eigenlijk had ik geen zin om te voetballen, maar anderzijds was het goed om een uurtje of twee mijn gedachten te kunnen verzetten, opnieuw onder de mensen te komen en eens met iemand te kunnen praten. Voetbal als therapie, ja. En: Dennis van Wijk heeft me schitterend opgevangen. Een veeleisende trainer, die het beste uit zijn spelers wil halen. Bij mij duurde dat, door de omstandigheden, een tijdje, maar hij heeft nooit het vertrouwen in mij verloren. Ook door hem heb ik al bij al nog een redelijk seizoen gespeeld. Maar toen er een nieuwe investeerder en een pak nieuwe spelers kwamen, had ik al vrij snel door dat ik wellicht niet veel meer zou spelen.

“Ik was heel blij dag ik naar Roeselare kon komen, toch een stuk dichter bij Aalter. Op woensdag 7 augustus getekend, twee dagen erna de eerste training en ’s avonds kreeg ik het bericht dat mijn moeder zelfmoord gepleegd had… (stilte) We wisten dat mama het heel moeilijk had om alleen verder te gaan, want ze waren altijd samen. Zeker toen ze hun job opgaven (Alex Van Tornhout was turnleraar in Oudenaarde, Regine Tanghe verpleegster, nvdr) en samen huisjes begonnen op te kopen en te renoveren. Soms zei ze wel eens dat ze het niet meer zag zitten, maar niemand die daar echt bij stilstond. Zoiets is rap gezegd, hé… En uiteindelijk waren er al bijna dertien maanden verstreken. Mijn zus en ik hadden nochtans de indruk dat haar pijn begon te slijten. Er waren – dachten we – meer goede dan slechte momenten, maar blijkbaar deed ze zich beter voor dan ze zich voelde. Net zoals papa, ja… We waren er nochtans altijd voor haar, hielpen waar we konden, maar blijkbaar konden wij onze pa niet vervangen. (stilte)

“We hebben in het huis nog naar een afscheidsbrief gezocht. Niets… Ik denk dat ze vermoedde dat we wel zouden weten waarom… Papa was onvervangbaar… En ze wist ook dat haar twee kinderen het goed hadden. We mogen ons geen schuldgevoel aanpraten, want uiteindelijk hebben we alles gedaan om te helpen. Het was haar keuze en dat moeten we op een of andere manier respecteren. Maar ze aanvaarden of goedkeuren, is nog iets anders.

“Ik ben een paar weken niet op de club geweest, maar Sergiy (Serebrennikov, de trainer, nvdr) en de mensen van het bestuur hebben mij schitterend opgevangen. Niemand die iets verlangde, ik mocht mijn tijd nemen. Toen ik opnieuw begon te trainen, merkte ik heel goed dat de jongens niet goed wisten hoe ze moesten reageren, maar ik heb hen heel snel duidelijk gemaakt dat ze normaal moesten doen. Want anders wordt dat verdriet altijd maar weer opgerakeld.

“Ik heb ook weer moeten leren genieten, want ik ben ervan overtuigd dat mijn ouders dat zo gewild zouden hebben. Toen ik mezelf erop betrapte dat ik altijd met mijn hoofd naar beneden liep, zei ik tegen mezelf: ‘Waar ben je eigenlijk mee bezig?’ En na de match tegen Tubeke, iets meer dan drie weken na haar dood, heb ik me met vrienden en familie eens goed geamuseerd. Een ontlading, ja. Ik heb, op aanraden van een goede vriend, een keer met een psycholoog gepraat, maar dat was niets voor mij. Het was niet zo dat ik buiten stapte en dacht: nu voel ik me een stuk ‘lichter’.”

Meer relativeren

“Sta ik nu anders in het leven? Ja, in de eerste plaats omdat ik mezelf minder druk opleg en van de kleine dingen probeer te genieten. Vreemd dat je daarvoor eerst zulke trauma’s moet meemaken. Pa was 56 jaar, ma amper 50, eigenlijk hadden er nog veel mooie momenten moeten komen: het huwelijk van hun dochter, kleinkinderen zien opgroeien… Heel je leven werken voor een pensioentje, maar er dan zelf veel te weinig van kunnen genieten. Ze hadden nog dertig jaar met zijn tweetjes gelukkig moeten zijn… (stilte) Een jaar voor mijn vader ziek werd, zei hij dat hij zou stoppen met werken en eindelijk van het leven zou beginnen te profiteren… (zucht)

“Ik probeer positiever te zijn, want uiteindelijk hebben Stephanie en ik in onze eerste drie huwelijksjaren toch veel miserie meegemaakt. En als ik eens een slechte match speel en we toch de drie punten pakken, denk ik: het is maar voetbal. Vroeger, voor dit allemaal gebeurde, kon ik dágen piekeren over een slechte match. Nu niet meer. ‘De volgende wedstrijd wordt beter.’

“Jonge gastjes dromen ervan om profvoetballer te worden. Ik vroeger ook, maar na alles wat er gebeurd is, heb ik maar één droom meer: gezond en gelukkig zijn, tussen mijn familie en mijn vrienden. Ik heb het geluk gehad dat ik van voetbal mijn job heb kunnen maken, maar nu vind ik het belangrijker dat ik aan elke training of match plezier beleef en niet meer elke dag moet ‘vechten’ om carrière te maken.

“Ik ga twee keer per week naar het kerkhof, zeker op de dag van de match. Waarom? Uit respect, zeker? Uiteindelijk sta je daar toch maar naar een steen te staren, maar toch… In onze living staan hun twee foto’s, ik kan daar ook naar kijken, en toch zijn die bezoekjes aan het kerkhof een vast ritueel geworden. En de vele goede herinneringen blijf ik koesteren. Ik ben nu zelf een huis aan het renoveren, waar ik mijn ziel in kan leggen. Terwijl ik aan het bricoleren ben, denk ik weleens: wellicht waren we nu met z’n drieën bezig.”

DOOR CHRIS TETAERT – BEELDEN: JELLE VERMEERSCH

“Na het overlijden van mijn vader wilde ik zo snel mogelijk weer voetballen. Papa zou het niet anders gewild hebben.”

“Ik ga twee keer per week naar het kerkhof, zeker op de dag van de match. Waarom? Uit respect, zeker?”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content