Mocht er een herfsttitel voor trainers toegekend worden, dan was Lorenzo Staelens een van de favorieten geweest. Zondag reist hij met Cercle Brugge naar Anderlecht, de club waar hij als speler de Gouden Schoen won. Een gesprek over het trainersvak.

Het behoud verzekeren is het doel en aanvankelijk leek Cercle tot niet meer in staat. Tegen Bergen, Lierse, Oostende en Leuven pakte de vereniging wel punten, zes op twaalf, maar tegen Anderlecht (0-4), Lokeren (3-0) en Standard (0-5) werd het van de mat gespeeld. Een lange degradatiestrijd leek weer onvermijdelijk, maar net dan zette groen-zwart een opmerkelijke reeks neer: winst op KV Mechelen, gelijk tegen Zulte Waregem en bij AA Gent, winst tegen Club Brugge, winst op Waasland-Beveren en winst tegen KV Kortrijk. Halverwege de reguliere competitie stond Cercle zowaar achtste en was het leven als hoofdtrainer voor Lorenzo Staelens weer aangenaam.

Wat is er na het dieptepunt tegen Standard gebeurd dat jullie plots zo’n mooie serie neerzetten?

Lorenzo Staelens: “’s Anderendaags ben ik er met de grove borstel doorgegaan. De psychologie en de persoonlijke begeleiding voor een keer aan de kant geschoven en over alles en nog wat keihard mijn gedacht gezegd.”

Wat hield dat in?

“Onder meer dat we op het veld venten nodig hebben die vechten voor elke bal.”

Hoe reageerden de spelers?

“Een speler, van wie ik de naam niet zal noemen, zei dat het geen schande is om tegen Standard te verliezen.”

Frederik Boi!

(lacht) “Mijn antwoord was: ‘Neen, dat is geen schande, op voorwaarde dat je er alles aan gedaan hebt.’ Maar ze stonden erbij en keken ernaar. Ze lieten hen een retro doen in de zestien meter en lieten spelers weglopen uit de muur zonder dat er iemand volgde… Ik was razend. De ploeg hing als los zand aaneen, terwijl we goed getraind hadden en de wedstrijd grondig voorbereid was.”

Waarom gebeurt het toch?

“Moeilijk te verklaren.”

Een mentale kwestie?

“Dat is het probleem, ja: jongens die onzeker zijn, niet echt in zichzelf geloven en er in hun hoofd te veel mee bezig zijn. Terwijl je het allemaal van je moet afzetten en gewoon moet strijden voor wat je waard bent. Een speler zei zelfs: ‘We hebben een nog veel slechtere ploeg dan vorig seizoen.’ Het begon al in de zomer met de spitsen die ook op training bijna nooit een goal maakten. Het idee leefde in de groep dat er geen kwaliteit genoeg was. Ze geloofden niet dat ze punten konden pakken tegen topzesploegen.

“Intussen is dat helemaal omgeslagen. Je ziet veel meer durf en initiatief. Ze rapen ook steken van elkaar op, spelen in blok… Arnar Vidarsson en Bart Van Lancker werkten extra namiddagen met de spitsen, op afwerking en op looplijnen, en dat levert op. Ze wegen op een verdediging. Junior Kabananga scoorde nog maar één keer maar deelde wel al zeven assists uit. En Michael Uchebo maakte al drie goals. Die is topscorer. Ik heb hem al gezegd dat we zijn trui met de stier erop aan het maken zijn.” (lacht)

Hoeveel punten telden jullie na de heenronde meer dan verwacht?

“Vijf. Mijn doel was vijftien punten, gemiddeld één per match, omdat je met dertig punten gered bent. We werken met challenges. Normaal geef ik in een weekend zonder wedstrijd twee dagen vrij. Ook al eens drie, maar na Standard zei ik: ‘Als je nu niet reageert, pak ik die dagen terug.’ Tijdens de interlandbreak kregen ze er vier.

“Ik heb ook gezegd: bij elke uitoverwinning is er champagne van de trainer. Intussen wonnen we al twee keer op verplaatsing. Ik hoop toch dat we vooral onze thuiswedstrijden winnen.” (lacht)

Zijn er spelers die je verrast hebben?

“Ja. Stephen Buyl, die wel nóg wat meer durf mag tonen. Karel Van Roose ook, die ik in de ploeg zette om de stabiliteit voor de verdediging te verhogen en die nu een van de belangrijkste schakels van dit team is. En ook onze keeper is een meerwaarde.”

De laatste tijd benadruk je haast na elke wedstrijd het belang van Joris Delle.

“Hij pakt alle hoge ballen in de zestien meter en schakelt ook vlot om naar de aanval. De verdedigers stralen meer vertrouwen uit met hem. Ik denk dat ze nu weten: als die bal over mijn hoofd gaat, dan staat Joris daar, héérst hij daar. Ook op stilstaande fasen is dat belangrijk. Vroeger moesten wij nog iemand in de tweede zone zetten om daar ballen weg te koppen. Nu laten we die vrij en komt hij daar.”

Wist je dat hij goed was?

“Neen, maar Eric Deleu (keeperstrainer, nvdr) kende iemand die bij Metz nog met Joris gewerkt had en die had hem aanbevolen.”

Wilde jij een andere doelman?

“Ik vroeg een bétere. BramVerbist is een goeie lijnkeeper, maar het voetbal evolueert en ik vind dat hij niet genoeg uit zijn doel komt op hoge ballen. Met de grootte van de spitsen tegenwoordig ben je nu als doelman het best groter dan 1m90. Kijk naar de ex-keepers van Racing Genk: ThibautCourtois, KoenCasteels, Jo Coppens bij ons…

“Joris Delle zegt trouwens dat hij nooit met een betere doelman trainde dan met Jo. Dat zegt ook veel. Aan Jo om rustig te blijven en dat ook in wedstrijden te brengen.”

Hoe vervelend vond je het om Verbist te passeren?

“Dat gaf mij een heel ambetant gevoel, vooral omdat Bram hier nog is en niet meer aan de bak komt. Maar dat gebeurt nu eenmaal. Het is een keiharde wereld. Als ik na Standard nog twee of drie keer verlies, dan heeft er ook niemand medelijden met mij. Ik moet kiezen voor de ploeg waarmee ik de best mogelijke resultaten kan behalen, want daar worden wij als staf op beoordeeld. Dat bepaalde zaken hard zijn, dat kan ik begrijpen. Maar zo is het in het leven ook.”

Wandelen

Hoe was het om hoofdtrainer te zijn in de periode dat jullie slaag kregen?

“Niet plezant. Je voelt je verantwoordelijk voor wat er aan het gebeuren is. Ik denk dat je als trainer hoe dan ook altijd zo veel mogelijk het positieve moet proberen te benadrukken. Maar op een bepaald moment kan je dat niet meer en moet je eens oorlog maken om er beter uit te komen.”

Als speler van Club Brugge en Anderlecht won je meestal. Hoe moeilijk was het om te leren verliezen?

“Heel moeilijk. Ik begon als trainer bij Moeskroen met twee zeges: 0-3 bij Standard en 2-1 tegen AA Gent. Ik dacht: dat is toch niet zo moeilijk, trainer zijn. Ondertussen weet ik al beter. Ik ben ook veranderd van aanpak. Vroeger was ik veel drastischer. Voor wie één keer tegen mijn schenen gestampt had, was het over en uit.”

Je was rancuneus?

“Ik was koppig. Ik dacht ook dat ik het beter wist dan iedereen. Maar intussen leerde ik: de trainer weet het niet altijd beter. Als speler heb je ook zo geen kijk op hoe de relatie met het bestuur in elkaar zit. Of de ene dan wel de andere speler wordt opgesteld, kan om bepaalde redenen heel gevoelig liggen bij sommige bestuursleden. In de jaren daarna bekleedde ik zowat alle functies: speler-trainer bij Poperinge, sportleider bij Kortrijk en assistent-coach bij Roeselare en Cercle. Daar leerde ik veel van. Wat ik zeker niet meer doe, is na zo’n wedstrijd als tegen Standard meteen in de kleedkamer gaan. Omdat de emotie van het veld dan nog te veel aanwezig is.”

Wat brengt je na zo’n match tot rust?

“Mijn avond na de wedstrijd ziet er bijna altijd dezelfde uit: even binnen in het spelershome, nooit lang, en dan naar huis om voetbal te kijken tot soms twee uur. Meestal begint dat om halftwaalf met Match of the Day.”

Wat doe je anders nog om te ontstressen?

“De ochtend van de match ga ik graag wandelen, met de vrouw en de hondjes.”

De hondjes?

“Twee chihuahua’s, niet om bang van te zijn. (lacht) Dan wandelen we twaalf tot twintig kilometer, twee, drie tot zelfs vier uur. Daarna eet ik, maak ik mijn tactiek in het net om die aan de spelers te tonen en vertrek ik rustig naar de match.”

Ben je bijgelovig?

“Blijkbaar wel, want sinds die nederlaag tegen Standard wil ik om te coachen niets anders meer dragen dan een trainingspak. Daar is veel kritiek op van de vrouwen. Maar zo voel ik mij meer een deel van de groep. Zo toon ik meer dat ik er mee voor wil vechten en zelf ook bereid ben om mij vuil te maken. Met een kostuum lijkt het alsof je erboven staat. Cercle laat mij daar vrij in. Maar ze zeiden mij wel al dat ik de scheidsrechters met rust moet laten.” (lacht)

Na de wedstrijd tegen Zulte Waregem vertelde je boos: “Ze staan erbij, ze kijken ernaar, ze zien het niet en ze worden er nog voor betaald ook.”

“Dat laatste was eruit voor ik het wist. (lacht) En het was ook de eerste keer dat mij dat overkwam. Los daarvan, vind ik dat ook de ref met kritiek moet kunnen omgaan. Op die fase stond de vierde scheidsrechter het best geplaatst. Maar er zijn er weinig die vanuit die rol info doorgeven aan de scheidsrechter. De meesten houden vooral de trainers in de gaten. PeterVervecken bijvoorbeeld niet, die was onlangs tegen FrederikGeldhof constant aan het babbelen: ‘Ze zijn aan het duwen’, ‘Hands’, ‘De bal is buiten’. Zo moet het toch? Maar ik hoor dat het niet bij elke scheidsrechter mag.”

Facebooken

Je bent ook vrij actief op Facebook.

“Zo veel zet ik daar niet op en ik reageer ook niet vaak op iets. Maar ik bedank bijvoorbeeld wel de achthonderd supporters die ons in Gent gesteund hebben. Noem het een moderne versie van een bezoek aan een supportersclub.”

Gebruik je Facebook ook om spelers te controleren?

(lacht) “Stephen Buyl stond de avond na de zege tegen Oostende, toen hij geblesseerd was, op Facebook mooi in beeld met een pint in de hand. Dan zeg ik hem dat een geblesseerde speler beter meteen naar huis gaat en zich verzorgt. Ik heb niets tegen uitgaan, maar alleen op een gepast moment. Daarom wil ik altijd de dag na de wedstrijd trainen. Dat heb ik onthouden van GeorgesLeekens. Die zei: ‘Als je dat niet doet, gaan ze weg tot vijf à zes uur. Met een training de volgende ochtend zitten ze twee, drie uur vroeger in bed, en dan lopen ze die vermoeidheid er ook weer uit. ‘”

Na de overwinning tegen KV Kortrijk dankte je op Facebook dezelfde avond ook je volledige staf. Je schreef: “Allemaal toppers!”

“Absoluut. We zijn een team. Ik ben eindverantwoordelijke, dat is alles. Ik vind zelfs dat mijn staf meer lof verdient dan ik. Fysiektrainer Wim Langenbick stond vorig seizoen niet voor niets in de belangstelling van Anderlecht. Gelukkig konden we hem behouden. Arnar Vidarsson staat heel dicht bij de spelersgroep en is verantwoordelijk voor de stilstaande fasen. Samen dan met keeperstrainer Eric Deleu, een heel rustige mens die al zijn waarde bewees met Joris Delle. En Bart Van Lancker is een encyclopedie aan oefeningen. Wanneer ik op omschakeling wil trainen, geeft hij mij meteen vier of vijf mogelijkheden. Een echte veldtrainer en bovendien een analist met de computer die vijf keer zo snel werkt als ik vorig seizoen.”

Wat doe jij? De tactiek en de ploeg samenstellen?

“Ja, maar ook altijd in overleg. Voor de wedstrijd tegen Kortrijk heb ik zelfs aan Ronny Desmedt (ex-assistent-trainer, nvdr) gevraagd hoe hij het zou aanpakken. Waarom niet? Hij is een oude rat die het heel goed ziet en hij geeft hier af en toe nog een training aan de beloften. Ronny zei: ‘Je moet spelen zoals Kortrijk, met drie mensen centraal achterin.’ Dat was wat ook wij dachten.”

“Natuurlijk. Ik weet niet of het de bedoeling van Foeke was om Ronny aan de kant te schuiven, maar hij schonk alleszins weinig aandacht aan hem en dat was pijnlijk.”

Ook de fysiektrainer laat je zijn gang gaan.

“Sommige hoofdcoaches doen dat niet, maar ik wel. Voor mijn planning en het bepalen van de rust en de belasting ga ik volledig op Wim af. Wat is anders het nut van een fysiektrainer? Hij controleert alle hartslagen en kan zien wie in het rood gaat en wie goed zit. Ik vind: ieder zijn specialiteit.”

Wat vind je de grootste verandering in het trainersvak sinds de tijd dat jij nog voetbalde?

“Dat er meer mensen in de staf zijn en dat je die mensen taken en verantwoordelijkheden moet geven om hun job te kunnen doen. Zodat ze niet alleen maar ja moeten knikken.”

Wat neem je mee van je vroegere trainers?

“Niet veel. Wel nog wat principes, zoals de discipline van Leekens en het tactische van ErikGerets.”

Maakte de trainersopleiding van jou een betere trainer?

“Neen, niet echt.”

Zonder diploma zou het ook wel gegaan zijn?

“Absoluut. Maar het is verplicht en het is zeker goed dat die opleiding er is, al zou ik er iets meer inhoud aan geven. Tijdens de Pro Licence leerde ik het meest van de buitenlandse stages bij Sporting Lissabon en bij het Juventus van MarcelloLippi. Ik zag er heel andere trainingsmethodes en vooral dat er qua individualisering op een hoger niveau gewerkt wordt dan bij ons. Zo zag ik een training van AlessandroDel Piero waarin hij alleen maar op afwerking oefende: tussen potjes dribbelen, de bal in afgebakende hoeken van het lege doel schieten. Een halfuur aan een stuk alleen maar dat. En daarna in de zestien meter een lange bal aannemen en hem in diezelfde hoeken trappen. Telkens weer hetzelfde.”

Cercle is de enige ploeg met een psycholoog in de dug-out. Is dat een meerwaarde?

“Ja. Vroeger moest de trainer ook de psycholoog zijn, maar daar ben je totaal niet voor opgeleid. Iemand als Johan Desmadryl bekijkt mijn houding in de groep en geeft mij raad hoe ik mijn opmerkingen en richtlijnen op een nog betere manier kan brengen. Ik sta daarvoor open en steek er veel van op. Nog maar een keer was het trouwens een probleem. Tijdens de rust van de wedstrijd tegen Standard had ik aan mijn assistenten al twee vervangingen doorgegeven toen Johan mij zei dat hij het psychologisch geen goed moment vond om te vervangen. Omdat je hen na zo’n slechte eerste helft beter een tweede kans geeft. Ik liet mij toen ompraten en daar zat ik achteraf zo verveeld mee dat ik gezegd heb: ‘Sorry, dat kan ik niet meer aanvaarden.’ Nu wacht Johan tot na de match om advies te geven en daar leer ik dan uit. Alle hulp kan ik gebruiken.”

Hoe is het om samen te werken met een jonge technisch directeur als Sven Jaecques, van wie het de taak is de vereniging minder afhankelijk te maken van de persoonlijkheid, de grillen en het netwerk van de hoofdtrainer?

“Ik denk dat onze samenwerking heel constructief is. We vergaderen voldoende om het niet oneens te zijn met elkaar. Hij zei mij nog nooit hoe ik de ploeg moet zetten, maar ik leg altijd wel uit waarom ik wat doe. Beiden hebben we het beste voor met Cercle. We werken binnen het budget, we zien het vrij goed en zijn het ook eens over de mogelijkheden van deze spelerskern. Wij hebben er nooit aan getwijfeld dat deze groep zich zou redden. Het waren anderen die daaraan twijfelden.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Na de wedstrijd tegen Standard ben ik er eens met de grove borstel doorgegaan.”

“Een speler zei: ‘We hebben een nog veel slechtere ploeg dan vorig seizoen. ‘”

“Facebook is een moderne versie van een bezoek aan een supportersclub.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content