‘Mijn vader zei: brave jongens eindigen altijd als tweede’

© BELGAIMAGE

Hoe komt het dat iemand de beste wordt in zijn sport? In deze zomerreeks gaan we na welk ingenieus samenspel van omstandigheden daarvoor zorgt. In de laatste aflevering duiken we het zwembad in met Michael Phelps, de grootste olympiër aller tijden.

‘Mama, ik heb het koud. Mag ik uit het water?’ Met blauwe bibberende lipjes vraagt de 7-jarige Michael Phelps (1985) of hij uit het zwembad mag. Het zwembad waar hij in navolging van zijn uiterst getalenteerde zussen Hilary (1980) en Whitney (1978) mee naartoe was getroond. Die eerste les was bepaald geen succes. Niet alleen had kleine Michael het zo koud dat hij meermaals naar de toiletten vluchtte, hij durfde niet eens met zijn gezicht onder water. De eerste slag die zwemjuf Cathy Lears de latere zwemkampioen zou aanleren was dan ook de rugslag.

Niets wees erop dat Michael het verder zou gaan schoppen dan zijn twee oudere zussen. Hilary verbrak het ene record na het andere op Richmond University en Whitney toonde zich een van de beste vlinderslagzwemsters van de Verenigde Staten. In 1996 nam ze zelfs deel aan de trials voor de Olympische Spelen. Niet veel later stopten de zusjes Phelps door blessureleed en een gebrek aan motivatie met zwemmen. Hun belangrijkste taak hadden ze dan evenwel al vervuld: het was dankzij hun hobby dat Michael zowat zijn hele jeugd in en rond een zwembad doorbracht.

Gebouwd om te zwemmen

Michael Phelps was een overactief kind. Het type dat men zelfs in de jaren negentig al in het ADHD-vakje stopte. Voetbal, honkbal, lacrosse, de jonge Phelps probeerde het allemaal en combineerde het zelfs een tijdlang met zwemmen. Tot hij op zijn elfde ene Bob Bowman ontmoette. Een middelmatige ex-zwemmer – Bowman zwom tussen 1983 en 1985 voor Florida State University – die zich al snel opwierp als een van de beste zwemcoaches van de Verenigde Staten. ‘Bob zag meteen aan mijn lichaamsbouw dat ik een uitstekende zwemmer zou worden’, zei Phelps later over die ontmoeting. ‘Ik was toen al gezegend met heel grote handen en voeten, en ook de verhouding tussen mijn romp en benen was perfect voor een zwemmer.’

Nu beschikken de meeste topzwemmers wel over een aantal uitzonderlijke lichamelijke troeven – denk maar aan schoenmaat 52 van Ian Thorpe – maar Michael Phelps verenigt echt elk fysiek voordeel dat een zwemmer maar kan hebben in één lichaam. De 1,93 meter grote Phelps heeft brede schouders, een smalle taille en de romp van iemand met een lengte van 2,04 meter, maar de benen van iemand met een lengte van 1,80 meter. Dankzij die gigantische romp kan hij hoog in het water zweven, terwijl zijn korte krachtige benen voor een minimum aan weerstand in het water zorgen. Voeg daar nog aan toe dat Phelps uitermate flexibele enkels, knieën, ellebogen en schouders heeft. Op zich niet ongebruikelijk voor zwemmers die al op jonge leeftijd op hoog niveau trainen, maar Phelps’ dubbelgelede gewrichten – een familietrek, want ook Hilary en Whitney zijn zo flexibel – buigen gemiddeld vijftien graden verder door dan die van de doorsnee zwemmer. Dat geeft hem zowel meer stuwkracht met zijn benen en voeten als extra slagkracht met zijn armen en romp.

Phelps’ armen zijn ook nog eens acht centimeter langer dan je van iemand met zijn gestalte zou verwachten. Die verhouding van armlengte versus lichaamslengte wordt weergegeven in de zogenaamde Gorilla Index. Daar waar de standaardverhouding exact 1 is – wat zoveel betekent als het feit dat een man van 1,85 meter ook een spanwijdte van 1,85 meter heeft – meet Phelps van middelvingertop tot middelvingertop 2,01 meter. Dat levert hem een Gorilla Index van 1,04 op. Een verwaarloosbaar voordeel? Niet als je weet dat Phelps de Hongaar Milorad Cavic op de Olympische Spelen in 2008 een honderdste van een seconde te snel af was in de finale van de 100 meter vlinderslag. Cavic is vier centimeter groter dan Phelps, maar Phelps’ armen zijn beduidend langer. Of hoe het verschil tussen goud en zilver deels van een aangeboren voordeel kan afhangen. Al was er volgens Phelps nog iets wat hem geholpen heeft bij de spannendste finish uit zijn carrière: ‘Ik heb in de laatste meters een paar technische slimmigheden uitgehaald die Cavic in het heetst van de strijd vergat. Mijn hoofd lag naar beneden, dat van hem niet. Mijn voeten waren recht, die van hem kwamen omhoog. Snel zwemmen is een horizontale gebeurtenis en Cavic had moeten weten dat zelfs de kleinste verticale bewegingen in de laatste meters het verschil kunnen maken tussen winst en verlies.’

Phelps’ fenomenale uithoudingsvermogen heeft een dubbele herkomst. Enerzijds is ze het resultaat van een meer dan rigide trainingsregime op jonge leeftijd, wat een bewezen invloed heeft op de ontwikkeling van de hart- en longcapaciteit. Op zijn negende zwom Phelps vier keer 75 minuten per week. Later werd dat vijf keer negentig minuten per week. En op zijn elfde zwom kleine Michael dagelijks tweeënhalf uur. Anderzijds vaart Phelps’ uithouding wel bij het feit dat hij minder dan de helft van de hoeveelheid melkzuur van zijn tegenstanders aanmaakt. Gevolg? Phelps recupereert veel sneller dan zijn tegenstanders en heeft dan ook minder last van de snelle opeenvolging van races op de grote toernooien. Dat aangeboren voordeel verklaart deels waarom Phelps in 2008 in Peking probleemloos zeventien keer in negen dagen kon aantreden, voor een totaal van 3400 competitiemeters. Ter vergelijking: toen Mark Spitz in 1972 tijdens de Spelen van München de wereld verbaasde met zeven gouden medailles diende die slechts 1800 competitiemeters af te malen en amper dertien keer in acht dagen aan te treden.

Altijd presteren

Fenomenale fysieke troeven of niet, ‘in een olympische finale sta je tussen allemaal mannen met uitzonderlijke fysieke kwaliteiten’, weet Phelps. ‘Op zo’n moment maakt het mentale het verschil. En hoe hard je getraind hebt.’ Laat dat nu exact zijn wat Phelps sinds 1992 gedaan heeft met coach Bowman: trainen als een beest, zowel op fysiek als op mentaal vlak. Twee jaar na de scheiding van zijn ouders – Phelps bleef bij zijn moeder wonen en zag zijn vader jarenlang niet – had kleine Michael het geluk dat Bob Bowman niet alleen zijn talent opmerkte, maar ook nog eens de juiste man op de juiste plaats bleek. Coach Bowman groeide al snel uit tot een vaderfiguur die Michael blindelings vertrouwt. ‘Ik ben Bob altijd gevolgd, omdat hij me niet alleen als zwemmer, maar ook als mens heeft gevormd.’

Bepalend moment in de band tussen leerling en leermeester kwam er in de aanloop naar een lokaal zwemtoernooi. ‘Ik had grote oren, was graatmager en werd vaak gepest. Was het niet dat ze mijn pet uit het raam gooiden, dan probeerden ze me wel op een andere manier te raken. Op een zwemtoernooi vonden enkele oudere jongens het nodig om me met mijn hoofd in de wc-pot te duwen en me een swirlie te geven. Tot er iemand de kleedkamer binnenkwam: Bob. Ik rende huilend weg, maar hij heeft me in de weken en maanden nadien geleerd hoe ik de woede ten opzichte van die pestkoppen kon omzetten in motivatie. Ik ben er tot op de dag van vandaag van overtuigd dat die gebeurtenissen me geleerd hebben hoe ik mijn emoties in mijn voordeel kan ombuigen.’ Bob Bowman beaamt. ‘Het strafste aan Michael vind ik dat hij altijd presteert. Zelfs wanneer hij slecht in zijn vel zit. Ik ken geen enkele andere atleet die daarin slaagt.’

En zo zijn er nog wel factoren die Michael tijdens de loodzware trainingen van coach Bowman van pas kwamen. ‘Voor mijn ADHD nam ik Rilatine en dat hielp wel, maar ik was toch geen geweldige student. Gelukkig was mijn moeder heel streng. Ze keek iedere avond mijn huiswerk na en als het niet goed was, scheurde ze het gewoon in tweeën. ‘Ga naar je kamer en maak het nog een keer. Je stopt pas als het perfect is.’ Dat was een van de belangrijkste lessen die ik ooit van mijn moeder kreeg. En voor hij uit mijn leven verdween, had mijn vader me al ingepeperd dat brave jongens altijd als tweede eindigen. Aan welke wedstrijd ik ook deelnam, hij wilde dat ik alles gaf en dat ik de grenzen van de sportiviteit opzocht. Na de wedstrijd kon je weer vrienden zijn, maar tijdens de match draaide alles om winnen.’

Zo functioneerde de kleine Phelps zijn hele jeugd lang. ‘Ik ben altijd enorm actief en competitief geweest. Zelfs in het dagelijkse leven. Wie zat als eerste in de auto? Wie zat het snelst aan tafel? Het was nooit een wedstrijd tegen de anderen, maar altijd tegen de klok.’ Het talent was aanwezig, hij had het geluk gezegend te zijn met een uitzonderlijk zwemlichaam en groeide op in de perfecte omstandigheden. Nu the hard part nog: werken, trainen, zwoegen en ontdekken dat je zelfs in een zwembad kunt zweten.

Niets is onmogelijk

Bowmans motto was even simpel als veeleisend: maak er een gewoonte van dingen te doen die anderen niet willen doen. ‘Er zijn genoeg mensen die veel talent hebben, maar de vraag die je jezelf moet stellen is of je bereid bent harder te werken dan die anderen’, voegde Bowman daar nog aan toe. Een vraag waar Phelps volmondig ‘ja’ op antwoordde. En dus trainde hij tussen zijn dertien en zijn achttien iedere dag. Zo’n 550 trainingen per jaar, wat neerkwam op 3750 kilometer per jaar zwemmen. Op Kerstmis werd er gewoon getraind. Op Thanksgiving Day waren Phelps en Bowman in het zwembad te vinden. Zelfs op 11 september 2001 cancelde Bowman de training niet. Vanaf 2005 kwamen daar nog drie loodzware krachttrainingen per week bovenop. Een spartaans trainingsregime dat geen normaal mens zou volhouden. Maar Phelps deed het met de glimlach. Niet louter uit loyauteit, maar ook omdat hij van jongs af aan in slechts één ding geïnteresseerd was: ‘Het was nooit mijn doel om de beste zwemmer aller tijden te worden, ik wilde gewoon alles uit mezelf halen wat erin zat.’

Om dat te bereiken is het mentale nog belangrijker dan het fysieke. Dat besefte Bowman al heel snel. En dus speelde hij mindgames met Phelps. Zo gaf hij hem de zwaarste trainingsschema’s en net wanneer hij dacht dat de training erop zat, zei Bowman ‘doe er nog maar een kwartier bij’. Noem het een tikje treiterend, maar zo kweek je mentale hardheid. Op een dag vroeg Bowman aan Phelps: ‘Wil je wachten met het hebben van de juiste ingesteldheid tot na het winnen van een gouden medaille?’ Phelps schudde van nee. ‘Inderdaad niet jongen, dus vanaf nu beginnen we te trainen met de ingesteldheid van een olympisch kampioen.’ Daarvoor bedacht Bowman een leuk spielereitje. Wie elke training met succes afrondde, mocht een blauwe badmuts dragen met als opschrift ‘100 %, minder is niet goed genoeg’. Phelps had altijd zo’n blauwe badmuts op.

Toen Phelps dertien werd, introduceerde Bowman de videotraining en verplichtte hij hem voor ieder seizoen zijn doelen op papier te zetten. ‘Maar weet wel dat als je grenzen stelt, je je mogelijkheden beperkt’, voegde hij eraan toe. En dus stelde de kleine Michael zich met opzet heel hoge doelen. Waarom ook niet? ‘Niets is onmogelijk, zei Bob toch altijd?’ Dat bleek, want tot op heden behaalde Phelps ieder doel dat hij zichzelf oplegde. ‘Bijdrage tot dat succes waren de videotrainingen waarbij Bob me vroeg om een zwemwedstrijd in mijn hoofd af te spelen alsof het een film was’, herinnert Phelps zich. ‘Dat deed ik vroeger al samen met mijn zussen en moeder. Mam had me een boek gekocht met ontspanningsoefeningen en visualisatietechnieken om als kind al met spanning te leren omgaan.’ Met succes, zo bleek jaren later. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, begint een zwemwedstrijd niet bij het startschot. De spanning en stress bouwt zich al op tijdens de voorbereiding. In die mate zelfs dat er enkele uren voor de wedstrijd al een licht verhoogde hartslag waarneembaar is en de zwemmers in kwestie al race-energie verspillen aan de spanning voor de wedstrijd. Zo niet Michael Phelps. ‘Ik heb altijd al goed kunnen visualiseren, net omdat ik het van kindsbeen af al deed.’ Die visualisatietechnieken zorgen ervoor dat Phelps op eender welk scenario voorbereid is. Een lekkende zwembril? Gewoon rustig blijven. Tegenstanders die hem voorbijsnellen in het begin van de race? Geen probleem. Het helpt natuurlijk ook voor je gemoedsrust als je zo ongeveer elke wedstrijd waar je aan deelneemt wint.

Er bestaat ook zoiets als een negatieve split. Een strategie die voor de meeste zwemmers veel te hoog gegrepen is, maar Phelps zwom zelfs op jonge leeftijd de tweede 50 meter al sneller dan de eerste 50 meter. ‘Het gezond verstand zegt dat het reuzemoeilijk is, maar ik heb het altijd zo gedaan.’

Veilige haven

Zijn impressionante fysionomie, de doorgedreven mentale training en de prima begeleiding van zowel moeder Phelps als coach Bowman hebben een niet te onderschatten bijdrage aan het immense succes van Michael Phelps geleverd. En toch is er één ding dat zo mogelijk nog belangrijker was: Phelps voelde zich zijn hele leven nergens meer thuis dan in een zwembad. ‘Als ik er nu op terugkijk, was het zwembad van in het begin een veilige haven voor me. Een muur aan ieder uiteinde, lijnen tussen alle banen en een zwarte streep voor de oriëntatie. In het zwembad waren de pesterijen en de ADHD ver weg. Ik voelde het water perfect aan, hoefde nooit tegen het water te vechten en wist instinctief hoe ik me erin moest voortbewegen. In het water had ik pas echt het gevoel dat ik de baas was.’

DOOR KRISTOF VANDERHOEVEN – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Het strafste aan Michael vind ik dat hij altijd presteert. Zelfs wanneer hij slecht in zijn vel zit. Ik ken geen enkele andere atleet die daarin slaagt.’ Bob Bowman

Michael Phelps verenigt echt elk fysiek voordeel dat een zwemmer maar kan hebben in één lichaam.

‘Ik had grote oren, was graatmager en werd vaak gepest. Ze probeerden me op alle mogelijke manieren te raken.’ Michael Phelps

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content