Net zoals in de Belgische hoogste klasse de Belgen in de minderheid zijn, spelen ook in de Serie A minder dan de helft Italiaanse voetballers.

Op de eerste twee speeldagen bracht Torino respectievelijk zes en zeven Italianen aan de aftrap. Zonder de blessure van spits Simone Verdi had de club helemaal haar nieuwe bijnaam ItalToro verdiend. Op het veld was 65 procent van het team inzetbaar voor de Italiaanse nationale ploeg, tegenover 39 procent gemiddeld bij de andere eersteklassers. Ook vorig jaar bracht de ploeg van trainer Walter Mazzarri gemiddeld 52 procent Italianen in de basiself.

Ook bij het inschrijven van de spelerskernen voor de CL valt bij drie van de vier Italiaanse clubs het geringe aantal landeigen spelers op. Bij Atalanta Bergamo, nochtans een club die gerenommeerd is om haar jeugdopleiding, zijn slechts 4 van de 22 spelers op de lijst Italianen, onder wie de drie keepers. Bij Napoli zijn het er 4 op 23, bij Juventus 5 op 22, terwijl het Inter van Antonio Conte met 11 op 23 het meest Italiaans kleurt.

Deze zomer arriveerden 65 nieuwe buitenlanders in de Italiaanse eerste klasse, onder wie negen uit de Premier League, zes uit de Nederlandse Eredivisie en de Spaanse Liga, vijf uit België en Denemarken. Slechts drie van de nieuwkomers zijn ouder dan 31: Lasse Schöne (Genoa), Diego Godín (Inter) en Franck Ribéry (Fiorentina), met 36 de oudste buitenlandse nieuwkomer. Torino is de enige eersteklasser die geen buitenlander haalde. Bij Fiorentina arriveerden er zes, bij Bologna vijf. Vorig jaar kwamen in de zomer 72 nieuwe buitenlanders, het jaar daarvoor 67. In 2014 waren er de meeste nieuwe stranieri van de afgelopen jaren: 80. Ooit stond Italië bekend om de kwaliteit van zijn verdedigers, vandaag haalt de Serie A veel van zijn opruimers over de grens. Ook de tijd dat massaal Uruguayanen en Argentijnen met Italiaanse voorouders naar het land van hun voorvaderen terugkeerden, lijkt voorbij, met slechts drie nieuwe Argentijnen en één Uruguayaan.