Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Begaafd met een wonderlijke techniek, maar te licht in de duels en niet snel genoeg. Emilio Ferrera was nog maar 23 en begreep al dat hij het als voetballer niet zou maken.

Een wandeling door het voetballeven van Emilio Ferrera kan niet zonder zijn oudere broer Cisco, trainer van de Brusselse eersteprovincialer Maccabi en handelaar in sportmateriaal. Ooit het idool van zijn jongere broer, vervolgens zijn vertrouwenspersoon en scout. Zijn verhaal dient als kader waarbinnen andere andere getuigenissen de recue passeren.

“Emilio was een middenvelder,” steekt Cisco Ferrera van wal, “tweevoetig, technisch heel sterk. Zet hem in een circusarena, geef hem een bal en hij vermaakt moeiteloos het publiek met zijn kunstjes. Zijn probleem was dat hij vrij traag was en niet van fysieke contacten hield. Als hij zijn voet moest zetten, was het voorbij. Maar geef hem een bal en van de tien passen komen er acht aan.

“Wij woonden in Schaarbeek, in de buurt van het park. Als de school uit was, zwierden we onze boekentassen in een hoek en gingen we voetballen, tot het te donker werd. We speelden interlands, Spanjaarden tegen Turken of Albanezen… Op de kleine ruimte, daar kreeg je vanzelf techniek van. Vandaag mogen kinderen niet meer dribbelen : als ze een bal bijhouden, worden ze afgemaakt. Het resultaatis dat ze op hun twintigste goed kunnen lopen en stevig staan in de duels, maar dat ze niet kunnen voetballen.

“Ik ben 48 nu, Emilio 35. Hij was de jongste thuis – er was nog Manu en een oudere zus. Wij drieën groeiden nog een tijdje op in Spanje, Emilio niet. Niet dat we er in honger leefden, maar zulke toestanden van relatieve ontbering heeft Emilio niet gekend. Hij was een nakomelingske, het verwende jongetje. En nu de vedette van de familie.

“Crossing was voor ons allemaal de eerste club, dicht bij huis. Toen die club verdween, waren alle spelers jonger dan vijftien plots vrij. Ik kende wat mensen in Anderlecht, zoals Hippolyte Vanden Bosch, en ben met hen gaan praten. Ze zijn Emilio komen bekijken en hij mocht een kaart tekenen.”

Pierre Hanon was er zijn trainer, maar een onuitwisbare indruk maakte de kleine Ferrera niet op de gewezen Anderlechtvedette. “Heeft hij u mijn naam doorgegeven? Guy Marchoul, die herinner ik me nog, maar Ferrera ? Neen. Tot ziens, meneer.” Cisco: “Pierre was nochtans zijn trainer. Emilio was goed, kon best mee met de rest. Zonder techniek moesten ze in die tijd ook niet van je weten op Anderlecht. Vandaag echter moet je kunnen tackelen ter hoogte van de oren, lijkt het wel.”

Twee seizoenen probeerde kadet Ferrera het, maar daarna verliet hij Anderlecht en trok naar Aalst. “Opnieuw ons achterna”, zegt Cisco. “Manu heeft me overal gevolgd en Emilio ook. ( Begint te lachen :) Ik ben de enige die in eerste klasse heeft gevoetbald, met Crossing, maar ik ben de enige over wie nooit wordt gesproken. Wij waren alle drie spitsen, maar Emilio wel de minst specifieke. Om u te illustreren dat hij zeker geen sukkelaar was: op een bepaald moment wilde Arie Haan hem. Haan was trainer van Antwerp en zag een wedstrijd van de Uefa’s van zijn ploeg tegen Aalst, waar hij onder de indruk kwam van het talent van Emilio. Omdat Aalst moeilijk deed en geld wilde zien, ging het niet door. Meneer Matthijs, de voorzitter, wilde van Emilio zijn Enzo Scifo maken, want zonder chauvinistisch te zijn : technisch was Emilio minstens zo goed als Enzo. Alleen was de mental niet dezelfde.”

Ex-trainer Jean-Paul Van Liefferinge ving de kleine Ferrera op bij de Uefa’s van Eendracht Aalst.

“Emilio”, vertelt hij, “kwam met de trein naar Aalst en ging van daar te voet naar het stadion. Hij was mijn nummer tien en ik zeg het niet om hem te vleien, maar hij had wel iets van Scifo. Hij was daar niet blij mee, met die vergelijking, want dan antwoordde hij altijd dat Scifo méér had. Maar hun stijl was vergelijkbaar. Aanvankelijk verliep de communicatie met de rest wat stroef – hij was nieuw en Franstalig -, maar dat verbeterde snel omdat hij de ploeg iets bijbracht. Hij sprak altijd Nederlands tegen ons, en ik antwoordde dan in het Frans. Nooit zou hij je in zijn taal tegemoet gekomen zijn : hij wilde bewust de drempel laag houden en besefte dat hij in Vlaanderen was.

“Ik geloofde wel in Emilio. Ik herinner me dat ik ooit een verslag over hem opmaakte, waarin ik stelde dat als hier niks uitkwam, jeugdwerking nog weinig zin had. Zijn twee zwakke punten – de balrecuperatie en snelheid – zijn echter zijn zwakste punten gebleven. Hij was ook geen doelpuntenmaker, ondanks zijn heel goede traptechniek. Op training heb ik nooit moeten klagen over zijn inzet, hij was een van de hardste werkers, maar tijdens de wedstrijd had hij graag de bal en mensen rond zich. Iets waarin hij, dat geef ik toe, af en toe wat overdreef, wat al eens resulteerde in balverlies, wat hem dan weer kwalijk werd genomen door de ploegmaats. Het verbaast me wel dat hij het als speler niet heeft gemaakt in derde klasse.”

Joel Crahay, vandaag trainer van Union, speelde destijds in tweede klasse in de A-ploeg aan de zijde van Manu.

“Ik geloof dat Emilio enkele wedstrijden voor de beker van Vlaanderen heeft meegespeeld. Hij teerde op zijn techniek, miste wat agressiviteit en kracht om tot de A-ploeg door te dringen. Hij was jong toen ik hem leerde kennen, vrij timide ook. Gepassioneerd door voetbal, die bezetenheid las je in zijn ogen. Zijn studies als onderwijzer in Bosvoorde hebben hem wellicht over die timiditeit heen geholpen. Als trainer moet je uiteindelijk toch zo’n dertig mensen kunnen in de hand houden, net als op school.”

Van Liefferinge zag dat ook: “Het is met de voetballer nooit iets geworden, omdat hij, denk ik, zich heel snel voorbereidde op iets anders : het begeleidende werk. Ook op het veld had hij al die neiging tot coachen. Lopers hebben dat niet in zich, Emilio dus wel. Hij was heel leergierig, praatte op de bus ook veel over voetbal. Soms kwam hij voor de training een kwartiertje vroeger naar mijn kleedkamer om te babbelen. Zonder opdringerig te zijn had hij toch graag zijn inbreng. Misschien had hij wel graag, of hóópte hij dat ik dingen zou gebruiken in mijn voor- of nabespreking, maar openlijk heeft hij dat nooit zo gezegd.

“Emilio is ook iemand die niet graag vijanden maakt, maar er geen problemen mee heeft om zijn mening te geven. Valt het mee, goed; valt het tegen, dan heeft hij het toch maar gezegd. Zo zal hij het altijd blijven doen, daar ben ik zeker van. En het zal hem hoe langer hoe minder kwalijk worden genomen, omdat de mensen hem steeds meer om zijn mening respecteren. Ik denk dat hij ook zelfverzekerder geworden is. Destijds kon hij twijfelen na een blessure : pas als hij helemaal fit was, wilde hij terugkeren. Misschien dat hij later ook zijn vele balbezit heeft bekocht, want op lager niveau tackelen ze niet altijd fijn op de bal.

“Het verrast me evenmin dat hij van jonge spelers veel mentale weerbaarheid vraagt. Hij is er destijds op mislukt en wellicht vindt hij dat jammer, dus wil hij het anderen besparen.”

Na een korte tussenstop bij vierdeklasser Wolvertem trok de twintigjarige Emilio Ferrera naar neo-tweedeklasser Stade Leuven. Vandaag betreurt Doug Perazic dat hij toen geen tijd had voor het talent. “Het resultaat stond boven alles,” luidt zijn verweer, “en ik kon hem moeilijk de individuele aandacht geven, die hij nodig had. Hij had talent, maar kon de richtlijnen die ik gaf niet snel genoeg uitvoeren op het terrein. Zijn fysieke mogelijkheden waren onvoldoende ontwikkeld, hij bezat te weinig agressiviteit en explosiviteit. Misschien begrijpt hij mij nu beter, nu hij zelf trainer is, dat ik toen geen tijd had. Ik had toen de indruk dat hij er wat gedeprimeerd door was, dat hij onvoldoende kon bijten om door te breken. Ik heb er lang spijt van gehad, maar nu ben ik blij dat hij het via een andere weg wél heeft gemaakt. Hij was geen moeilijke man voor een trainer. Goeie opvoeding, mooie jongen, met klasse en intelligentie.”

Twee jaar later ving Cisco, toen trainer van tweedeprovincialer Ganshoren, hem weer op. Hij bouwde zijn ploeg rond zijn broer. Cisco: “Zijn gebrek aan duelkracht loste ik op door twee verdedigende middenvelders op te stellen, die het vuile werk voor hem opknapten. Hij moest alleen de ballen verdelen. Een goede tactiek, want we werden kampioen, in één van de weinige jaren dat hij bijna alle wedstrijden speelde. Emilio was vaak geblesseerd. Normaal, als je schrik hebt om duels aan te gaan.

“Zijn leergierigheid was al heel vroeg enorm groot. Ik was zijn idool : tot hij dertien, veertien jaar was, was hij niet van mij weg te slagen. Alles moest ik hem uitleggen : hoe de wedstrijd was verlopen, waarom dit, waarom dat. Hadden er posters van mij bestaan, ze zouden in zijn kamer hebben gehangen, zo erg verafgoodde hij me. Ik bekommerde me om zijn contracten, legde de contacten, kocht zijn schoenen : op voetbalvlak was ik zijn vader.

“Emilio had een hang naar details. Een ander informeerde naar het resultaat, en of ik gescoord had, maar Emilio wilde altijd meer weten : hoe de goals tot stand kwamen, wie de fout had gemaakt en wélke fout. Ik moest alles tot in de details uitleggen, en zo leerde hij het spel doorgronden. Pas op, hij was geen makkelijke jongen, ik heb hem meer dan eens naar de kleedkamer gestuurd. Omdat hij in discussie ging, en als het dan niet klikte…In het voetbal kom je met een uitgesproken mening niet altijd ver.

“Uiteindelijk is hij al op zijn 24ste gestopt met voetballen. Hij is niet dom en zag snel in dat het voetbal hem niet ver zou brengen. Op dat niveau ken ik veel jongens die tot hun dertigste, vijfendertigste in provinciale meedraaien, zich gedragen als vedetten en de schuld altijd op een ander steken als het niet draait. Emilio begreep heel snel dat het anders moest.

“Emilio was mijns inziens niet moeilijk te coachen. Tegenover de scheidsrechters kon hij anderzijds wel moeilijk zijn emoties beheersen. Wat ik nu bij hem zie als trainer, verrast me niet : als Emilio vindt dat iets niet juist is, zwijgt hij niet. En valt dat niet in goede aarde bij de ander, tant pis. Zo is hij. Om die redenen is hij zelfs een paar keer van het veld gestuurd. Zelfs in de laatste wedstrijd van het seizoen, onze kampioensmatch, heeft hij zich nog laten uitsluiten na een woordenwisseling met de scheidsrechter. Opgelet, van de tien keer had hij negen keer gelijk; alleen zag hij niet in dat discussiëren met een scheidsrechter niet mocht.”

“Emilio is zeer argwanend,” weet Cisco Ferrera nog, “hij laat weinig mensen koud. Je houdt van hem, of niet. En hij ziet vaak vijanden. In discussies met hem doe ik vaak water in mijn wijn. Ik zeg hem ook niet altijd wat ik echt denk, want ik weet dat hij dan heel kwaad kan worden. Hij is zeer gevoelig voor kritiek, ook al geeft hij soms de indruk erboven te staan.

“Misschien heeft het te maken met ons karakter. Mijn ouders hebben moeten vechten om iets te bereiken. Mijn vader werkte in Spanje in de mijnen. We zijn naar hier gekomen met één salaris. Nee, het was niet makkelijk indertijd. Hij werd geboren toen mijn moeder ook al werkte en we twee salarissen hadden. Dan leef je goed in België, komt er alle dagen eten op tafel. Dat was in Spanje niet altijd het geval.

“De familie Ferrera is een echte voetbalfamilie. Onze familiefeesten zijn feesten waar de conversatie voor negentig procent over voetbal gaat. De zoon van mijn zus speelt bij Perugia en vroeger bij Anderlecht. Mijn zoon voetbalt bij Lombeek, die van Manu bij KV Mechelen. En die van Emilio voetbalt ook al, bij de duiveltjes.

“Voetbal is zijn leven, alles. Hij ging zelden uit. Alles draaide rond het voetbal, nog steeds. Soms gaat dat ten koste van zijn privé-relaties. Dat weet hij, maar het is sterker dan hemzelf. Ik train al vijftien jaar in provinciale, maar ben lang niet zo gepassioneerd. Ik kan verzaken aan een wedstrijd op tv. Manu ook, die is meer in cultuur geïnteresseerd en leest boeken. Emilio denkt, eet en slaapt voetbal. Als hij weet dat er ergens een wedstrijd te zien is, live of op tv, dan is hij niet te houden. Bij zijn eerste vrouw heeft dat voor problemen gezorgd. Nu leeft hij samen met een meisje waarmee het makkelijker is, het lijkt stand te houden. Zij interesseert zich ook voor voetbal, en dat helpt.

“Zijn opleiding als leraar heeft hem zonder twijfel geholpen. Voor een groep kunnen praten, aandacht kunnen vasthouden, dingen duidelijk uitleggen, doelen afbakenen… Hij heeft er hard voor moeten werken, in provinciale, in bevordering, is een jaar naar Mexico moeten uitwijken. Als speler had hij geen visitekaartje, maar als trainer heeft hij dat stilaan wel. Zijn droom is om in Spanje te trainen. Geen club van de tweede rang, wel Barcelona of Real. In Italië wil hij Inter of Milan. Dát is zijn ambitie. En het lijkt te gaan : hij is pas 35, maar traint toch al vier jaar in eerste. Mét resultaten, en altijd wat hoger. Maar de weg naar het buitenland leidt, denk ik, eerst via een Belgische topclub.

“De trainer Emilio zou nooit de speler Emilio opstellen. Jamais! Hij houdt niet van dat type speler. Misschien omdat hij zeer vroeg besefte dat de manier waarop hij destijds speelde, misschien wel mooi oogde, maar weinig efficiënt was. Emilio heeft een hekel aan mensen die niet voor een bal vechten. Gek, hé, hoe een bal rollen kan ? Misschien zijn stropers toch de beste boswachters.”

door Peter T’Kint

‘De trainer Emilio zou de speler Emilio nooit opstellen.’

‘Hij teerde op zijn techniek, miste wat agressiviteit en kracht.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content