Zaterdag start Jurgen Van Goolen in zijn tweede Vuelta. Voorlopig nog zonder al te veel klassementsambities, maar : ‘Als ik zo kan blijven evolueren, moet de top-10 in de Tour erin zitten.’

“P roficiat Jurgen, jij waart de beste.” In onvervalst Aarschots staat het op de weg gekalkt ter hoogte van de woning van de vice-Belgische kampioen. Want daar doelt de tekst op, op het Belgisch kampioenschap eind juni in Vilvoorde. Daar vonden velen, en niet alleen zijn buren en supporters, Jurgen Van Goolen de sterkste renner van het pak. Maar de driekleur liep de renner van Quick Step-Davitamon mis. Van Goolen moest zich tevredenstellen met de meest ondankbare plaats van allemaal.

Ook in de Ronde van Denemarken ruim veertien dagen geleden eindigde Van Goolen als tweede. De veelwinnaar in de jeugdcategorieën (en niet de minste koersen), en zonder twijfel een van de grootste talenten van het Belgisch wielrennen, behaalde dit seizoen al enkele mooie ereplaatsen, maar net als in zijn debuutjaar bij de profs slaagde hij er ook dit seizoen vooralsnog niet in als eerste over de streep te komen. En ondanks zijn nog jonge leeftijd (22) en zijn aangeboren nuchterheid begint dat hem stilaan te ergeren. “Als ik écht renner wil worden, moet ik dringend eens een koers winnen.” Waarom niet in de Ronde van Spanje, die zaterdag in Gijón van start gaat ?

Je liet je vorig jaar in de Vuelta al enkele keren opmerken, onder meer met een lange vlucht. Kies je deze keer opnieuw van bij het begin voor de aanval ?

Jurgen Van Goolen : “Nee, ik ga proberen niet te veel krachten te verspelen tijdens de eerste dagen. Zolang er een behoorlijk klassement in zit, kan ik me daar enigszins op richten. Maar ik besef dat zoiets heel moeilijk wordt, daarom geef ik er ook geen absolute prioriteit aan. In de eerste plaats ga ik trachten een rit te winnen. In de zware bergritten zal ik hoogstwaarschijnlijk niet meekunnen met de besten, maar in de zogeheten overgangsetappes moet dat wel lukken.”

Je staat in elk geval scherp. Zo’n vier kilo minder dan bij het begin van het seizoen ?

“Ja, misschien zelfs vijf ( grijnst). In het Internationaal Wegcriterium in maart moest ik tijdens de laatste kilometer van de slotklim lossen. Dat zou me nu niet meer gebeuren. In de Ronde van het Waalse Gewest merkte ik dat ik een stuk beter bergop reed. Ik kon meestal aanklampen bij Dave Bruylandts, dat zou me vorig jaar niet gelukt zijn. Het maakt een verschil, die extra kilootjes die ik niet meer moet meesleuren bergop.”

Maar je mist ze misschien wel op het vlakke ? Op het Belgisch kampioenschap tijdrijden kwam je toch wat kracht tekort om je rol als medefavoriet waar te maken.

“Aanvankelijk voelde ik me teleurgesteld met die zesde plaats, maar de ploegleiding praatte op me in en ondertussen moet ik ze gelijk geven dat die uitslag nog niet zo slecht was. Het klopt dat je samen met je gewicht ook wat snelheid en kracht verliest op het vlakke. Bovendien bleek het parcours niet selectief genoeg voor mij.”

Een probleem dat je ook meemaakte op het wegkampioenschap ?

“Ja, temeer omdat de wedstrijd lang gesloten bleef. De drie vroege vluchters werden gegrepen op zestig kilometer van de aankomst en pas toen ontplofte de koers. Ik denk zonder valse bescheidenheid te mogen zeggen dat ik voor een groot deel de koers gemaakt heb. Maar als je op een Omloop stuit die in topvorm zit, weet welk wiel hij moet houden en over snelle benen beschikt, dan… Tja, dan is het spijtig om op zo’n manier te verliezen. Ik voelde me die dag de sterkste.”

De sterkste, maar niet de slimste ?

“Goh, ik weet het niet. Als ik niet aanval, finish ik wellicht niet als tweede. We zaten met twee renners uit de ploeg in de kopgroep. Sven Vanthourenhout rekende op zijn snelheid, ik moest proberen weg te rijden. Ik heb aangevallen en er is één renner in mijn wiel blijven hangen, dus… Ik zou niet weten dat ik dom gereden heb.”

Maar het vijftig kilometer voor het einde al alleen wagen…

( Pikt onmiddellijk in.) “… Dat deed ik uiteraard met de bedoeling om enkele andere renners in het spoor te krijgen. Op voorhand tipten ze mij als een van de favorieten, iedereen hield me dus in het oog. Diegenen die konden, zouden bijgevolg wel achternakomen.”

In het kopgroepje koos je vervolgens verscheidene keren voor de aanval. Als je je de sterkste voelt, bundel je dan niet beter alle krachten in één alles-of-niets-poging, één machtige uithaal waar geen kruid tegen gewassen is ?

“Daarvoor – en dan komen we weer bij het begin – moet het parcours selectiever zijn. Ik mis er trouwens de explosiviteit voor ook. Ik koos er daarom voor om de anderen af te matten door meerdere keren aan de boom te schudden. Bovendien wist iedereen dat ik het zou proberen op dat laatste heuveltje. Wilde ik verrassen, dan moest ik gewoon vroeger aanvallen. Als er nog een andere favoriet vooraan zit, kan je speculeren. Nu ging dat niet.”

Gevolg : een tweede plaats. Meer nog dan in een andere wedstrijd is dat op een kampioenschap balen, zeker ?

“Daar ben je even slecht van, hoor – vooral de eerste momenten na de wedstrijd. Daarna betert het, maar de eerste keer dat ik Omloop met die trui zag rijden, stak het toch weer serieus.”

Zie je niet liever een regenboogtrui ? Op je pas geopende website (www.jurgenvangoolen.be) lezen we bij ‘Favoriete wedstrijd’ : het wereldkampioenschap.

“( Lacht.) Hoe dat daarop komt, weet ik niet, hoor. Supporters staan in voor die website. Maar het klopt dat ik graag aan het WK zou deelnemen.”

In welke rol ?

“Misschien in dienst van Bruylandts, misschien in een vrije rol… Ik weet het niet. Ik hoor en lees dat het parcours lastig is. Renners zoals ik zullen ze kunnen gebruiken, denk ik. Maar veel zal afhangen van de vorm op dat moment.

Laten we eens terugkeren naar vorig jaar. Van januari tot oktober reed je meer dan negentig wedstrijden. Vind je dat niet een beetje veel voor een neoprof ?

“Wellicht wel, ja. Maar we zaten met een heleboel zieken en geblesseerden in het begin van het seizoen, waardoor ik veel moest inspringen.”

Was je daar op dat moment al klaar voor ?

“Eerlijk gezegd denk ik het niet. Maar ik wil de ploegleiding geen verwijt maken, want ik wilde er vooral zélf iets te hevig invliegen. Bij de profs gaat een heel nieuwe wereld voor je open en ik wist niet goed hoe ik alles moest aanpakken. Ik moest mijn eigen weg vinden, want in mijn familie komt er niemand uit het wielermilieu. Daarbij kwam nog dat ik sowieso nooit echt sterk presteerde in het voorjaar, toch zeker niet in de eerste voorjaarswedstrijden. Al die dingen samen maakten dat ik de gedurende drie, vier maanden aanpassingsmoeilijkheden kende.”

Die andere grote belofte, Tom Boonen, scoorde wél meteen in zijn eerste profmaanden. Wat betekende dat voor jou ?

“Kan je een derde plaats halen in Parijs-Roubaix, dan verdien je het om in de belangstelling te staan. Maar ik moet toegeven dat het af en toe wel stak dat alle aandacht naar hem ging, normaal toch als je altijd de evenknie geweest bent en op sommige momenten zelfs beter. De prestaties van Tom Boonen vormden voor mij een gezonde stimulans om door te zetten. Bovendien wist ik dat hij meer een renner is voor het voorjaar dan ik.”

Je haalt dat al voor de tweede keer aan. Waarom ben je zo ‘bevreesd’ voor het voorjaar ?

“In wedstrijden in Spanje, zoals de Ruta del Sol en de Ronde van Valencia, zou ik wél een rol van betekenis kunnen spelen. Maar hier in België heb ik te veel last van de koude, vooral aan mijn voeten en handen. Misschien kan ik daar over enkele jaren beter tegen.”

Staat Tom Boonen op dit moment nog altijd iets verder dan jou ?

“We zijn twee verschillende renners. Hij blinkt uit in de klassiekers, ik moet het hebben van de rittenwedstrijden. Maar ik denk dat ik de achterstand op hem van vorig seizoen zo goed als volledig ingelopen heb. Qua niveau verschillen we niet zoveel meer. Tom kan rekenen op een achterban die uit het wielrennen komt. Daarom allicht paste hij zich sneller aan.”

Wat vormde voor jou de grootste aanpassing bij je overstap naar de profs ?

“Training, voeding, alles een beetje. Mentaal maakte ik ook een moeilijke periode mee. Toen de start tegenviel, begon ik toch wat te twijfelen. Op het moment dat de resultaten beterden – de periode van de Route du Sud, het BK -, nam ook mijn zelfvertrouwen toe. En dit jaar natuurlijk nog meer.”

Er ontbreekt nog één ding, hé : winnen !

“( Grijnst.) Ja, dat is waar. Ik rijd nu mijn tweede jaar bij de profs en ik behaalde nog geen enkele overwinning, terwijl renners van een minder niveau wél al wonnen. Maar rijd je zoals ik bijna altijd grote wedstrijden, dan lukt dat iets minder gemakkelijk.”

Heeft het ook niet te maken met de manier waarop je rijdt ? Patrick Lefevere noemde in dit magazine koersdoorzicht jouw zwakste punt.

“Ik moet mezelf nog wat meer leren sparen, ja. Binnen de ploeg kreeg ik ook de kritiek, tussen aanhalingstekens, dat ik meer de kat uit de boom moest kijken, dat ik een beter klassement moest kunnen rijden. Sinds de Ronde van het Waalse Gewest neem ik een iets meer afwachtende houding aan en dat werpt stilaan zijn vruchten af.”

Je zal niet meer, zoals in de Ronde van Zwitserland, aanvallen in de enige rit die op een massasprint kan eindigen ?

“( Glimlacht). Daar kwam ik eerder toevallig vooraan. Ik zat de hele tijd achteraan in het peloton, maar toen ik even naar voor reed, demarreerde de renner voor mij. Intuïtief sprong ik mee en dan kan ik niet zeggen : ik rem hier efkes en ik laat me inlopen. ( Denkt na.) Misschien had ik het vroeger, in de jeugdcategorieën, wat te gemakkelijk. Ben je bij de beloften minder, dan moet je tactischer rijden. Ik kan op dat vlak nog progressie maken.”

Bij de beloften liet je je verleiden tot de uitspraak : ‘Aan trainingen heb ik een hekel, ik rijd liever veel koersen.’ Geldt dat nog altijd ?

“Vroeger moest ik wedstrijden rijden om in vorm te raken, nu kan ik evenzeer conditie opbouwen zonder te koersen. Wielrennen is nu mijn beroep, mijn trainingsritme is met andere woorden toegenomen. Maar als jonge renner mag je ook niet overdrijven, denk ik. Ook daar kan ik nog vooruitgang boeken.”

Om dan te beantwoorden aan de voorspellingen van onder meer bondscoach José De Cauwer, die jou over enkele jaren in de top-10 van de Tour verwacht ?

“Het is een mooi compliment en als ik in dezelfde zin kan blijven evolueren, moet het erin zitten. Ik ben iemand die niet snel tevreden is.”

Bij Quick Step-Davitamon ben je wel tevreden, want je tekende er voor twee seizoenen bij. Nochtans toonde ook US Postal interesse.

“Als jonge renner zit je volgens mij best in een Belgische ploeg. Ik voel me trouwens goed in dit team, ik zie dan ook geen redenen om te veranderen.”

Slotvraagje : hoe zwaar valt het jou als ‘jonge kerel’ om bepaalde zaken te laten ?

“Tja, ik leerde mijn vriendin Natalie kennen in een discotheek. ( Snel.) Toen was ik nog belofte, hé, nu zou het niet meer kunnen. Hoewel we in de winter onze schade wel ruimschoots goedmaken, hoor ( grijnst). Anderzijds : zak je dan eens een paar weken stevig door, dan heb je daar snel je buik van vol. En de laatste keer dat ik frieten gegeten heb, dateert ook al van vlak na het BK. Als Belg mis je dat wel een beetje. Voor ik naar de Vuelta vertrek, ga ik toch nog eens een groot pak eten, denk ik ( grijnst).”

Laat het je smaken.

“Dank je.”

door Roel Van den broeck

‘De eerste keer dat ik Omloop met die trui zag rijden, stak het toch serieus.’

‘Qua niveau verschillen Tom Boonen en ik niet zoveel meer.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content