Te midden van een wisselvallig Feyenoord timmert Thomas Buffel verbeten verder aan zijn weg naar de top. ‘Van dit soort ervaringen word je alleen maar sterker.’

Gewillig schikt Thomas Buffel zich naar de wensen van onze fotografe. Na een training van twee en een half uur (“Best wel pittig, ja”) en een lichte lunch met de ploeg (“Dat is verplicht”) wurmt hij zich zonder morren in Feyenoordshirt, short én schoenen (“Dan ben ik wat groter”). Onder het tengere, bijna broze lijf komen twee enorme kuiten tevoorschijn. Feyenoordscouts F rans Bouwmeester en Wim Wissen wisten deze gouden beentjes naar waarde te schatten en haalden Thomas Buffel van Cercle Brugge naar Rotterdam. Na vijf jaar rustig groeien ging het vorig jaar plots snel voor de spits. Vechtlust en flitsen van grote klasse bezorgden hem een vaste stek in het eerste elftal van Feyenoord, waar Buffel bedankte met achttien doelpunten. In België ontstond ondertussen een ware Buffel-mania na zijn succesvolle debuut in de EK-kwalificatiewedstrijd tegen Andorra.

Dit jaar wacht de drieëntwintigjarige spits de aartsmoeilijke opdracht om al dat moois te bevestigen. De omstandigheden zitten niet mee : met Pierre van Hooijdonk, Paul Bosvelt, Bonaventure Kalou en Brett Emerton vertrokken eind vorig seizoen de meest ervaren rotten en de sterk verjongde kern wisselt op dit moment mooi voetbal nog te vaak af met absolute dieptepunten. Thomas Buffel blijft er uiterlijk onbewogen bij. Na het interview toont hij met zichtbare trots de Kuip, waar hij moet presteren voor vijftigduizend uitzinnige toeschouwers. Onderweg houdt hij even halt bij de poetsvrouw : “Hoe is het met uw man ?” “Goed, het gaat al veel beter”, luidt het antwoord. Of hoe een eenvoudige jongen uit Ruddervoorde zijn tweede thuis vond in het grote Rotterdam.

Thomas Buffel : “Voor mijn ouders was het een heel moeilijke beslissing om mij op mijn zestiende naar Feyenoord te sturen, hun enige kind zomaar laten gaan. Ze kwamen wel iedere wedstrijd kijken, namen me mee naar Brugge en brachten me op maandagochtend terug. Toen ik mijn rijbewijs haalde, reed ik nog vaker over en weer, maar op een bepaald moment moet je keuzes maken. Fysiek is het niet bevorderlijk om zo vaak lang in de auto te zitten. Ik ken spelers die iedere dag veel kilometers rijden, maar als je na een zware training twee uur in dezelfde houding zit, doen zich snel allerlei kwaaltjes voor.”

Ook Kristof Snelders kwam als vijftienjarige naar Feyenoord, maar hij heeft nooit kunnen aarden omdat hij als beleefde Belg keihard werd aangepakt door de spelersgroep. Hebben ze jou als verlegen jongen ook uitgetest ?

“( Peinzend.) Verlegen jongen, ik weet niet of ik dat wel was. In het begin keek ik wel een beetje de kat uit de boom, maar bij vrienden trapte ik altijd graag lol. Ik weet dat Gill Swerts het ook moeilijk had in het begin, maar zelf paste ik me direct aan. Sportief liep alles goed, ik telefoneerde vaak met mijn ouders en vrienden en kon goed opschieten met de jongens in huis. Dan heb je niet zo snel last van heimwee. Qua mentaliteit is het natuurlijk wel een heel andere wereld. Nederlanders zeggen nog steeds iets sneller hun mening dan Belgen. Dat geeft wel eens botsingen, voornamelijk op het veld, maar achteraf is het ook weer snel vergeten.”

Klopt het dat in jouw contract letterlijk stond : ‘Als Thomas zich niet thuis voelt, mag hij onmiddellijk naar huis terugkeren’ ?

“Ik zou het niet weten, want ik heb dat contract nooit gelezen. Vond ik niet belangrijk op dat moment. Natuurlijk hoor je wel wat details, maar die zin kan ik me niet direct herinneren. Mijn vader en een vertrouwensman hielden zich daarmee bezig, voor mij stond mijn ontwikkeling als voetballer voorop.”

Na je periode op Varkenoord sloot je even aan bij de Feyenoordse A-kern, maar in 2000 raadde Bert van Marwijk je aan om wedstrijdritme op te doen bij satellietclub Excelsior. Een teleurstelling ?

“Vooral voor de mensen op het thuisfront, want daar waren de verwachtingen natuurlijk hooggespannen. Zelf twijfelde ik ook, want ik had al een paar keer op de bank gezeten en dan denk je toch dat je kans binnenkort komt. Maar ik sukkelde op dat ogenblik al wat met blessures aan mijn knieën en wilde gewoon constant wedstrijden spelen, niet slechts af en toe. Bij Excelsior stond ik in de centrale as van een goed elftal dat aantrekkelijk voetbal speelde. En het is echt niet zo dat je daar plots alle kansen krijgt, daar moet je ook presteren, hoor. Ik ken spelers die van Feyenoord naar Excelsior stapten en daar óók niet geslaagd zijn. Ik draaide de knop makkelijk om: als ik een wedstrijd speel, wil ik altijd tot het uiterste gaan.”

Je hebt gezegd dat je in die rauwere competitie van de eerste divisie geleerd hebt om fysieker te voetballen.

“Het is een pittige competitie, allemaal jonge kerels die zich willen bewijzen, vaak duels op het scherp van de snee. De vonken spatten er vaak vanaf. Daardoor ben ik een stuk sterker geworden. Dat ontbrak er nog aan en het kan nog steeds beter, maar ik zit niet alle dagen in het krachthonk. Daar liggen mijn kwaliteiten ook niet.”

Je bent inderdaad vrij tenger. Speelt dat je vaak parten in duels ?

“Soms, maar vaak is het gewoon een kwestie van hoe je mentaal een duel ingaat. Als je vertrekt met de instelling : ik hoop dat ik de bal krijg, dan is dat een hemelsbreed verschil met echt voor die bal gáán. De sterkste wint niet altijd, want er zijn best veel technische trucjes om toch aan die bal te komen. En zelfs al is je tegenspeler twee koppen groter en wint hij het duel, dan kan je er misschien nóg voor zorgen dat de bal bij een medespeler terechtkomt. Wie slap in een duel gaat, geeft zijn tegenstander veel meer tijd om een ploeggenoot aan te spelen. Door mijn bijgewonnen kracht leg ik nu wat meer afwisseling in de duels en gebruik ik af en toe mijn lichaam om de actie te maken. Een klein extra duwtje is vaak al voldoende om sneller te zijn dan je tegenstander.”

Begin 2002, toen Jon-Dahl Tomasson naar AC Milaan vertrok, mocht je weer aansluiten bij het eerste elftal. Kwam je in een goede groep terecht ?

“De sfeer was heel goed, maar bij Excelsior beleefde ik ook twee fantastische jaren in een echte vriendenploeg. Bij Feyenoord zat ik tussen de toppers en dan weet je wel : nou moet het gebeuren, dit is mijn kans om bij die top aan te sluiten. Met Pierre van Hooijdonk vormde ik direct een goed koppel, we wisten wat we aan elkaar hadden. Het maakte ook niet uit wie van ons scoorde. Hij gaf mij assists en ik hem.”

Wat maakte dat jullie een soort magisch duo vormden ?

“Pierre werd vaak onderschat. Hij vormde een goed aanspeelpunt en verloor van daaruit maar heel weinig ballen. Omdat Pierre niet de snelste was, vulde ik hem met mijn snelheid en actie goed aan. We voelden van elkaar wat we gingen doen, wie welke kant opging. Pierre stond altijd diep en bewoog daar ietsje naar links of rechts, zodat ik wist welke baan ik moest vrijhouden. Van daaruit kon ik makkelijk mijn bewegingen maken. Met een meer beweeglijke spits loop je elkaar wel eens voor de voeten.”

Sinds Van Hooijdonk vertrokken is, lijk je nog niet echt een nieuwe partner gevonden te hebben.

“In het begin van het seizoen liep het niet zo goed en werd er wat geswitcht. Een paar wedstrijden speelde ik wat meer op de rechterkant, met de vrijheid om naar binnen te komen, een beetje zoals Sonck dat doet. Tegenwoordig veranderen trainers constant van systeem en gebruiken ze overal weer andere spelers. Je kan dan tonen dat je daar niet rendeert door er met je pet naar te schoppen, maar ik vind dat je altijd je best moet doen en opnieuw je favoriete positie moet afdwingen. Zelf ben ik in de loop van het seizoen weer meer als tweede spits gaan spelen. Ik vind goed de aansluiting tussen middenveld en spits. Misschien verricht ik nu nog iets te veel werk, waardoor ik wel eens te veel krachten verspil om mijn eigen acties te maken. Daar moet ik nog wat meer in schaken.”

Is het probleem niet dat je soms net iets te hard wíl ?

“Ja, en vorig jaar wist je natuurlijk meer wat er van je verlangd werd. Nu ben ik de voornaamste speler om de aansluiting te zoeken. Je wil graag belangrijk zijn voor de ploeg en als het dan niet goed loopt, stop je te veel arbeid in het elftal en dat gaat ten koste van je eigen spel. In de tweede helft van het seizoen wil ik dat meer doseren. Ik moet proberen de positie te voelen waar ik in balbezit kan komen, en dan krijg je nog veel ballen zonder dat je echt veel hoeft te lopen. Maar natuurlijk verricht je het meeste werk bij balverlies.”

Pierre van Hooijdonk liet zich vorig jaar ontvallen dat je een beetje meer klootzak moest worden.

“Ik denk dat hij erop doelde dat ik wat vaker voor mijn eigen succes mag gaan. Als iemand beter staat dan ik, probeer ik hem toch altijd de bal te geven. Logisch, maar af en toe moet ik mijn eigen acties proberen af te ronden. Misschien moet ik ietsje egoïstischer worden.”

Waar komt die onbaatzuchtigheid vandaan ?

“Dat heb ik altijd zo geleerd, voor het elftal spelen.”

Weegt de druk om het af te maken soms ook niet te zwaar ?

“( Verontwaardigd.) Neen joh, anders zou ik vorig jaar en bij Excelsior toch ook niet zoveel gescoord hebben ? Ik ben gewoon een speler die anderen ook veel laat scoren. Ik ben ook niet de spits die voor dertig doelpunten zal zorgen.”

Je had wel met een vriend voor een etentje gewed dat je dit seizoen twintig keer ging scoren. Voor de winterstop zei je al : ik zal geld kwijt zijn.

“Het is zoals ze zeggen : een hijgende spits scoort nooit. Bovendien draait het gewoon minder in de ploeg sinds het vertrek van ervaren jongens als Bosvelt en Van Hooijdonk. We lieten al fantastisch voetbal zien, maar het bleef nog te wisselvallig.”

Vorig jaar maakte je een superjaar mee. Nu moet je bevestigen terwijl je ploeg een kwakkelseizoen neerzet.

“Dat is natuurlijk een moeilijke situatie. In het begin was ik ook belangrijk voor het elftal, maar het heeft veel krachten gekost, zeker met de nationale ploeg erbij. En dan gaat het kaarsje op een gegeven moment gewoon uit. Vlak voor de winterstop heb ik me wel wat herpakt en nu ben ik helemaal fit om de tweede seizoenshelft te spelen. Toen ik bijtekende, wist ik ook niet dat de ploeg zoveel zou inboeten.”

Heb je soms spijt dat je je contract tot 2006 verlengd hebt ?

“Neen, absoluut niet. Ik tekende met mijn volle verstand bij omdat ik het hier heel goed naar mijn zin heb en dat is een heel belangrijke factor om prestaties neer te zetten. Er zit potentieel in de spelersgroep, we moeten nu redden wat er nog te redden valt en hopelijk volgend jaar opnieuw een fantastisch jaar spelen. Gelukkig heb ik met een aantal mooie wedstrijden bij het Belgisch elftal toch nog iets van de eerste seizoenshelft kunnen maken.”

Feyenoord werd in de eerste seizoenshelft regelmatig hard aangepakt in de Nederlandse pers. Kan je goed met kritiek om ?

“Wat is hard aangepakt ? Het blijft wel redelijk. In het begin van de competitie haalde ik nog hetzelfde niveau als het jaar ervoor en kreeg ik als een van de weinigen nog lovende kritieken. Daarna ging het minder, maar je moet je steeds voor ogen houden wat je gepresteerd hebt en je door niemand op het verkeerde spoor laten brengen. Gewoon doorwerken en zorgen dat je er weer bovenop komt. Ik beschouw deze periode trouwens even goed als een belangrijk moment in mijn carrière, het maakt je alleen maar sterker.”

Je zegt dat je kaars op een bepaald moment uitging. Wat was precies het probleem ?

“Ik had een heel zware periode achter de rug en ik ben natuurlijk nog een jonge kerel. Prestaties op dit niveau vergen enorm veel van je lichaam. Je voelt dat op het veld dat je energie tekortkomt, soms mis je al van in het begin van de wedstrijd scherpte. Op zulke momenten ben je ook heel blessuregevoelig, maar buiten die periode met mijn knieën heb ik gelukkig nog geen zware blessures gehad ( klopt op de houten tafel).”

Weet je waar je fysieke grenzen liggen of ben je iemand die blijft doorgaan en niet op tijd ‘stop’ zegt ?

“Als ik het nu voel, zou ik het wel kenbaar maken. Voorheen deed ik dat niet omdat ik te graag wou doorbreken. De chronische onsteking die ik lang aan mijn knieën had, is daar een goed voorbeeld van. Ik heb geleerd dat ik iemand ben die zijn rust nodig heeft, ook mentaal.”

Volgend seizoen wordt Ruud Gullit jullie nieuwe trainer. In het Algemeen Dagblad stelde iemand dat hij te veel showbizz is voor een arbeidersclub.

“Nou ja, overal waar die man komt, wordt hij natuurlijk geëerd. Ik moet afwachten wat het voor een trainer is, want ik volgde hem nooit echt als coach in Engeland. Als hij iets van wat hij zelf als voetballer heeft meegemaakt, kan overbrengen op de ploeg, dan kunnen we daar beter van worden. Binnen de groep zijn we er absoluut nog niet mee bezig.”

Bij je aantreden in de nationale ploeg werd je zowat gebombardeerd tot de redder des vaderlands. Was je zenuwachtig ?

“Als je al in een topclub met vedettes speelt, is het makkelijker. Als je ziet in welke situatie we hier moeten spelen, dan raak je niet zo snel meer overstuur. Er zijn best wel spelers die in de Kuip faalangst kennen. Het heeft wel een aardige impact en als je dan een paar foute beslissingen neemt en het publiek gaat erop in, dan wordt het lastig. Zelf denk ik daar nooit aan op het veld, iedereen maakt fouten.”

Aimé Anthuenis zei dat je in het begin enigszins verrast leek door de intensiteit van de ploeg, de snelheid van denken en handelen.

“( Verbaasd.) Snelheid van denken en handelen ? Nou, die dingen moest ik bij Feyenoord ook doen. Alleen kwam ik in een zware periode bij nationale ploeg terecht : we hadden net Champions League gespeeld en daarna moesten we meteen tegen Estland en Andorra. Ik herinner me dat er echt pittig getraind werd en op dat moment porbeer je wel je krachten te doseren. Misschien was het op dat moment wel te zien dat ik mijn eigen lichaam wat spaarde voor de wedstrijden.”

Je speelt nu samen met Wesley Sonck in de spits, ook iemand die graag ver terugzakt om ballen te gaan halen. Wat betekent dat voor jouw spel ?

“We moeten er goed op letten dat er altijd wat diepgang is en elkaar daarin afwisselen. De laatste wedstrijd was ik de persoon die iets meer de bal speelde en bleef Sonck dieper. Het is een kwestie van vertrouwen en zoiets moet groeien. Weten dat als hij naar de bal gaat, dat ik dieper moet blijven. Natuurlijk is het iets makkelijker met een spits als Van Hooijdonk, die sowieso diep blijft. Met een beweeglijke spits moet je wat vaker anticiperen.”

Sonck praat graag op het veld. Hoe ervaar je dat ?

“Bwah, ik vond hem nog redelijk rustig. Pierre praatte veel meer.”

Na een wedstrijd durf je wel eens ongezouten je mening te zeggen over de eigen ploeg. Zijn je ploegmaats daar altijd even blij mee ?

“Voorwaarde is dat je altijd eerst je eigen prestaties beoordeelt op wat beter kan. Pas als je zelf recht in de spiegel kan kijken, mag je een analyse maken van het elftal. Ik zeg zulke dingen nooit uit frustratie, het is altijd om een ander beter te maken. Ik spreek ook altijd over het elftal, nooit over individuele spelers. Dat vind ik niet gepast, over je medespelers moet je gewoon positief zijn in de media. In de Nederlandse cultuur zit dat wel ingebakken, dat je na de wedstrijd onder elkaar tal van analyses maakt over wat er fout ging.”

Over Nederlandse cultuur gesproken, zowel jij als je Belgische vriendin Stephanie zijn inwijkelingen. Konden jullie je makkelijk integreren in een grootstad als Rotterdam ?

“Zelf heb ik al vanaf mijn zestiende de stad leren kennen. Ik heb hier heel veel vrienden en voel me echt thuis. Ik vind het ook belangrijk om nog een sociaal leven te onderhouden buiten het voetbal. Sommige buitenlandse spelers hebben enkel hun appartement en het voetbal, maar ik vind het gewoon lekker om even bij vrienden binnen te springen, een praatje te maken over alledaagse dingen of eens te gaan biljarten.”

Hoe moeilijk is het om nuchter te blijven als iedereen je bejubelt ?

“Dat is een van de belangrijkste lessen die ik van huis uit meegekregen heb : gewoon met de beide voetjes op de grond blijven. Na een goede match verkeer ik wel eens in een roes, maar ik ben me er altijd van bewust dat ik de volgende wedstrijd opnieuw moet uitblinken. En dan ga je niet zweven, maar speel je gewoon door.”

Je vriendin werkt fulltime, dat kom je niet zo vaak tegen in de topsport.

“Stephanie heeft hier heel snel werk gevonden, ze is maatschappelijk assistent bij de Stichting Jeugdzorg in Dordrecht. Het huishouden verdelen we, hoewel ik moet toegeven dat zij het meeste doet, zoals koken en schoonmaken. Zelf doe ik altijd de boodschappen. Stephanie wilde echt werken om ook haar eigen leven te hebben en niet gewoon maar niets te doen. Dat vind ik wel knap van haar. Bovendien geeft het mij de kans om af en toe eens alleen te zijn. Ik ben enig kind, kwam op jonge leeftijd naar de grote stad en was hier ook vaak alleen. Dat vind ik af en toe nog fijn. Zo kom ik tot rust.”

door Loes Geuens

‘Ik heb geleerd dat ik iemand ben die zijn rust nodig heeft, ook mentaal.’

‘Ik moet proberen de positie te voelen waar ik in balbezit kan komen.’

‘Na een goede match verkeer ik wel eens in een roes.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content