Het was ergens in september 2000, in het sfeervolle Café de Paris in Nieuwpoort, op een steenworp van de vismijn. Vier jaar ervoor hadden we Rudolf Vanmoerkerke voor het eerst gebeld. “Kom maar langs op kantoor.” Het werd een stroef gesprek. Twee onbekenden die elkaar in een klinisch kantoor van Sunair besnuffelden. Auto’s raasden over de E40 en leidden bij momenten de aandacht af, Vanmoerkerke raasde met dezelfde snelheid door het vragenlijstje. De secretaresse bracht koffie en werd met een minzame ‘dank u’ naar de deur begeleid. Mister V, baas der bazen. In het bedrijf én in de basketbalclub.

Ton Boot had Sunair Oostende, na zes opeenvolgende titels voor erfvijand Racing Maes Pils Mechelen, een paar maanden ervoor naar zijn achtste kampioenschap geleid, maar Vanmoerkerkes aangeboren achterdocht ten opzichte van coaches vulde de ruimte. Hij volgde twee tot drie trainingen per week, zei hij, als een haan die over zijn erf waakte. “Er zijn mensen die zeggen: Vanmoerkerke? Ça c’est un type qui marche sur des cadavres, iemand die over lijken gaat… Die naam héb ik, maar niets is minder waar.” Het interview werd uitgetikt, verscheen in De Zeewacht en een paar dagen erna, na een thuiswedstrijd, zei hij dat we ‘dringend’ nog eens moesten afspreken.

Dringend werd vier jaar later, in een van de betere visrestaurants van Nieuwpoort. Op tafel stonden ongepelde grijze garnalen. “Moet je eens proberen. En je moet hier zeker een stukje vis nemen. Witte wijn, zeker?” De sfeer was ontspannen, hij leek minder gejaagd en had úren tijd, alsof hij toen – 76 jaar – zijn sportief testament leek op te maken.

In die vier jaar was er veel veranderd. De basketbalclub was achtereenvolgens in ‘Orange Oostende’ en ‘Telindus Oostende’ herdoopt, de ambitieuze Johan Vande Lanotte keek over zijn oude, brede schouders mee. “Mijnheer Vande Lanotte is mijn beste transfer van de laatste jaren.” Maar, wist hij ook: “Waar hij komt, wil hij de baas zijn.” Er werd die namiddag nog amper over basketbal gesproken, mentaal had hij afscheid van ‘zijn’ Sunair genomen. De zomer erna zou hij, na 31 jaar, als voorzitter opstappen.

De pionier van het massatoerisme leefde al jaren gescheiden van zijn echtgenote en was met pensioen. Zijn toerismegroep Sun International was verkocht en had de familie verdeeld toen zijn oudste zoon Mark het bedrijf wilde overnemen maar van vader geen groen licht kreeg. “We hebben nog weinig contact met elkaar.” Zijn tweede zoon Bernard had zich van het leven beroofd, hij worstelde met vragen. “Ik heb me lang afgevraagd of ik wel genoeg gedaan had. Ja. Denk ik.” Ook het contact met zijn dochter Sofie was verwaterd. Het waren zijn grootste dieptepunten, herhaalde hij een paar keer.

Gebogen over een heerlijke grietfilet vertelde Mister V over zijn tweede leven, waar kunst en muziek (“Ik kan zelf niet zingen…”) een prominente plaats hadden. Hij woonde opera’s in De Munt en Bozar bij, hij kon wegdromen bij het Slavenkoor, de Biënnale van Venetië wilde hij voor geen geld ter wereld missen en in de kerstperiode stond opnieuw een bezoek aan de Berliner Philharmoniker op het programma. “Zulke voorstellingen geven mij inhoud, daar kom ik altijd beter van terug.” En, klonk het: “Met basket had je soms niets anders dan miserie.”

Hij bestelde nog een glaasje wijn, de uren waren voorbijgevlogen. “Maak er iets goeds van”, gaf hij bij het afscheid mee. Het waaide en regende, hij keek met lichte weemoed naar de zee, zijn levenselixir. “Weet je wat je eens moet doen? Op blote voeten op het strand lopen, terwijl het water opkomt. Geluk zit soms in de kleine dingen.”

DOOR CHRIS TETAERT

“Opera en muziek geven mij inhoud. Met basket heb je soms niets dan miserie.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content