Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

Drie maanden na zijn ontslag als trainer van Lokeren doet Ariël Jacobs een boekje open over de club van voorzitter Roger Lambrecht en spelersmakelaar Willy Verhoost.

Tja. “Iedereen zei me : waar begín je aan ?”, herinnert AriëlJacobs zich de reacties op zijn terugkeer naar het trainersvak vorige zomer bij Lokeren. “Mensen waarschuwden me dat het een rare club was. Dat bleek ook snel : het was nooit goed. Wonnen we, dan was de manier niet goed ; speelden we gelijk, dan hadden we moeten winnen. Dat stoorde de spelers enorm. Ze zegden mij dat de ploeg was verzwakt tegenover vorig seizoen en dat de verwachtingen veel te hoog gespannen waren in verhouding tot de kwaliteit. Als ik dat zei tegen Lambrecht, antwoordde hij dat het niet waar was.”

Jacobs maakte kennis met een spelersgroep waarin elk evenwicht zoek was, of het nu routine versus jeugd betrof, aanvallers versus verdedigers of linksvoetigen versus rechtsvoetigen. “Uit ervaring weet ik dat je zoiets niet één-twee-drie opruimt, maar ik had het gevoel dat er iets van te maken was. Onze start was redelijk, met negen op vijftien, maar één groot probleem was nog altijd niet opgelost : de vervanging van Drulic, Bouchouari en Bancé, drie aanvallers die vorig seizoen goed waren voor 77 procent van de Lokerse doelpunten.”

Willy Verhoost, op papier de directeur sportzaken, bewoog niet. En buiten hem wás er niemand om te bewegen. “Tot mijn verbazing stelde ik vast dat Lokeren helemaal geen scoutingstructuur heeft”, vertelt Jacobs. “Ik moest in de voorbereiding zelf mensen zoeken om spelers of wedstrijden te gaan volgen. Alle cassettes die binnenkwamen, moest ik zelf bekijken. Nu vind ik cassettes een hulpmiddel, maar in Lokeren waren ze het enige beoordelingscriterium. Niemand had Maznov zien spelen, maar hij zat in de deal met Bancé, toen die naar Metallurg Donetsk werd getransfereerd. In zeven seizoenen profvoetbal had hij amper zestien doelpunten gemaakt. We zetten een enorme stap in het onbekende, maar als ik dat zei tegen Verhoost, antwoordde hij dat een spits die kan scoren tegen een land dat op het WK zit, toch iets moet kunnen. Dat land was Ecuador.”

“Onze tweede spits”, vervolgt Jacobs, “was Tambwe. Die had pas een paar maanden proef gelopen in de tweede ploeg en kwam er ineens bij in de veronderstelling dat Bancé zou blijven, waardoor hij rond een targetman kon spelen. Maar Bancé ging weg. Ze hebben dan Traore, met wie ze niet wisten wat te doen, en nog een andere jonge Afrikaan snel een contract gegeven. En zo had ik ineens zogezegd vier spitsen. Jongens die voor het eerst in Europa voetbalden en nog alles moeten bewijzen.”

Doe het zelf !

De trainer viel van de ene verbazing in de andere. “Op zeker ogenblik wordt ons Olufade aangeboden. Reactie van Verhoost ? ‘Kunnen we niks mee doen.’ Létterlijk ! Olufade had maar een halfuur gespeeld op het WK en volgens Verhoost was dat te weinig. Ja, je lacht, maar zo gaat het echt in Lokeren. Uiteindelijk zijn we het rijtje spitsen gaan aflopen dat in België weinig aan de bak kwam. Ik dacht dat Mbo Mpenza toch geen slechte opportuniteit zou zijn voor Lokeren, maar weer ondernam niemand iets. Toen ik de voorzitter daarop aansprak, antwoordde hij : ‘Maar gij kent Van Holsbeeck toch ? Hoor zelf eens.’ Moest ik het allemaal zelf doen. Ik vind dat geen normale gang van zaken.”

Verhoost, helaas, verzette nu eenmaal geen poot. Jacobs : ” Sonko ( ex-Anderlecht, nu Roda JC, nvdr) werd ons aangeboden. Ik wist dat hij uit een zware blessure kwam, maar toch wilde ik hem aan het werk zien. Dus vroeg ik : wie gaat er mee ? Niemand. De reserven van Lokeren speelden en voor Verhoost was het blijkbaar belangrijker om daar te zijn. Dus ben ik alleen naar Nederland gereden. Hetzelfde is gebeurd voor een spits uit de Franse competitie. Ik moest mijn plan trekken. In spelers die hij niet kende, was Verhoost totaal niet geïnteresseerd.”

“Máár,” verheft Jacobs de stem, “als er Afrikanen moesten worden getest, dan waren we present ! Twee keer is er een vracht toegekomen, wat leidde tot de meest onvoorstelbare discussies. Een van die spelers trainde een paar weken met ons mee, tot hij plots naar Griekenland werd getransfereerd : hij was gewoon zijn conditie wat komen onderhouden. Twee anderen zijn hier, volgens de dokter, geblesseerd aangekomen. Ik weet niet hoe de club het heeft klaargespeeld, maar die mannen zijn allebei in België geopereerd, terwijl ze volgens mij geen verblijfsvergunning of wat dan ook hadden. Die hebben hier twee, drie maanden rondgepikkeld en van zodra ze geopereerd waren, zijn ze naar Afrika teruggestuurd. Dát soort spelers moest ons probleem oplossen.”

Of nog : Honoré Kabongo. Geen diepe spits, maar een linksmidden. “Omdat Filipovic volgens Verhoost geen voldoening gaf. Die heeft hier wat gespeeld bij Maasmechelen en op de bank gezeten in de tweede klasse in Turkije. Hij had ook getest in Gent en volgens Verhoost waren ze daar wíld van hem. ( fijntjes) Maar ze hebben hem toch niet genomen, hé. Bij ons kreeg hij wel een proefcontract, ondanks een unaniem negatief advies van de technische staf.”

Bancé ontevree

Het kampioenschap was al bezig toen Bancé een paar keer in de tribune zat op Daknam. Verteerd door heimwee in Oekraïne, waar hij amper speelde. Jacobs zag een nieuwe kans. “Maar toen ik voorstelde om hem misschien terug te halen in de winterstop, was dat géén optie. ‘Geen sprake van !’, klonk het. Ik heb er het raden naar waarom.”

Mady, Bancés landgenoot in Lokeren, was al eens eerder verhaal gaan halen bij Verhoost toen hij op het internet een interview met Alfred Raoul had gelezen. Daarin nam de Afrikaanse spelersmakelaar het Lokerse zwaargewicht stevig op de korrel en riep hij dat Bancé tegen zijn zin was getransfereerd. Op Daknam circuleert het hardnekkige gerucht dat Metallurg 2,5 miljoen euro betaalde voor de transfer, maar dat slechts 1,5 miljoen in de Lokerse boekhouding terechtkwam. “Ik heb dat ook gehoord”, zegt Jacobs, zonder zich er verder over uit te spreken.

Benieuwd is hij of het spitsenprobleem ondertussen is opgelost. Toen hij werd ontslagen, had Lokeren zeven doelpunten gemaakt. Een week later klopte het Club Brugge met 3-2. Het kwaad leek bezworen, maar in de volgende zes duels won het niet één keer meer en maakte het maar één goal. “Steeds vaker draait een trainer ook op voor de beleidsfouten van een club”, luidt de aanklacht van de werkloze trainer. “Lambrecht heeft die fouten ondertussen toegegeven, wat een primeur is volgens sommigen, maar het stoort me dat er nooit actie is ondernomen om er iets aan te doen. Van bij het begin was er weinig samenwerking of dialoog. Integendeel : ik voelde me voor schut gezet. Na de bekeruitschakeling tegen Antwerp verklaarde Verhoost dat ik een aangeslagen indruk maakte. Voor de journalisten was dat gesneden koek. Verhoost heeft de deur voor mijn ontslag daar wagenwijd opengezet. Ik til daar zwaar aan, want voor de rest hoorde of zag ik hem niet.”

Rotte appel(s)

De tegenwerking vanuit de club manifesteerde zich ook in vervelende bemoeienissen. Stelde hij Besnik Hasi of Runar Kristinsson op, laat staan allebei, dan had Jacobs het gegarandeerd verkorven bij Roger Lambrecht.

“Met Hasi speelde ik zogezegd te verdedigend. ‘Voorzitter,’ zei ik, ‘natuurlijk heeft hij zijn leeftijd en een beperkt loopvermogen, maar hij is wel de man die nog een beetje voor evenwicht zorgt.’ Volgde dan altijd weer het verhaal dat Hasi een nutteloze transfer van Aimé ( Anthuenis, nvdr) was geweest. Zijn positie was duidelijk voorbestemd voor Vukomanovic. Waarom ? Weet ik niet. De laatste vijf jaar had Vukomanovic bij al zijn clubs bijna niet gespeeld. Hij was de lijder – met ij – van de groep. Een alibivoetballer, had Rudi Cossey me direct gezegd en ik kan dat alleen maar beamen. De man met het grootste woord in de kleedkamer, maar die nooit zijn verantwoordelijkheid opnam. Ik kon weinig met hem doen.”

Wellicht speelt ook hier een makelaarskwestie. Vukomanovic is, net als de overige Slavische spelers, een speler van Dejan Vjelkovic, ondertussen de huismakelaar van Lokeren genoemd. Behalve Hasi : de voormalige Anderlechter is een buitenbeen en gedraagt zich ook zo. Tussen hem en Vukomanovic is het koude oorlog. Onder Slavoljub Muslin, die al weg was toen hij halfweg vorig seizoen naar Lokeren kwam, valt hij meestal naast de ploeg. En hij zwijgt.

Dat was anders onder Jacobs, met wie hij een paar stevige aanvaringen had. “Ik wisselde hem in Roeselare, waarna we een achterstand ombogen in 2-2. Besnik nam me dat bijzonder kwalijk en weigerde na afloop de supporters te gaan groeten. Zo emotioneel was hij dat er niks met hem aan te vangen viel. Tijdens de week kwamen we er op terug, maar hij kon er nog steeds niet mee leven. Hij verweet me een gebrek aan respect. Van dan af is hij zich speciaal gaan opstellen. Ik vraag me af hoe hij met zijn huidige situatie kan leven. Volgens mij wéét hij dat Lambrecht hem niet echt apprecieert.”

Meester Denis

Hetzelfde geldt voor Runar Kristinsson. “Lokeren was Runar liever kwijt dan rijk”, aldus Jacobs. “Het onderhandelde met verscheidene spelers voor zijn positie. In mei vlogen Lambrecht en ik naar Turkije om Marcel Mbayo te zien. Toen zijn club promoveerde, mocht hij plots niet meer weg en bleef Runar over als de oplossing van de laatste hoop. Het bewijs is dat hij op 1 juli, het begin van het nieuwe seizoen, nog altijd geen nieuw contract had getekend. We speelden een oefenmatch tegen een Nederlandse amateurploeg en Runar kwam bij mij : ‘Ik speel niet,’ zei hij, ‘ik heb geen contract en ben niet verzekerd.’ Ik ben naar Lambrecht en Verhoost gegaan : of het is gedaan en dan hebben we niemand voor zijn positie, of hij krijgt een contract. ‘We regelen dat wel’, klonk het. Ik heb toen duidelijke afspraken met Runar gemaakt en hem nog redelijk vaak opgesteld.”

Voor Jacobs is het duidelijk dat Kristinssons speeltijd er nu helemaal opzit. “Ze willen hem niet meer. Met Ivan Jovanovic, wellicht niet toevallig een Serviër, haalden ze een spelverdeler en ook Mbayo heeft nu toch getekend. Hij was drie maanden niet meer betaald door Sakaryaspor, dat wist ik, en Laurent Denis moest hem proberen vrij te krijgen. ( lacht) Dat is hem blijkbaar gelukt.”

Na zijn ontslag kwamen de tongen los : de Slavische connectie zou aan zijn poten hebben gezaagd, volgens Vjelkovic was het Hasi, volgens Lambrecht Kristinsson, ook de naam van hulptrainer Cossey werd erbij gesleurd. “Je hoort van alles”, vat Jacobs het filosofisch op. “Als je daar te lang over nadenkt, word je geestesziek. Bij een ontslag heb je altijd mensen die zaken lanceren om zichzelf in te dekken of anderen te beschermen. Ze hebben Runar proberen zwart te maken als de man die mij buiten had gewerkt. Toen hem dat ter ore kwam, heeft hij zelf contact met mij opgenomen. Hij was verbolgen. Ik denk dat Runar nu ten volle beseft dat hij intern niet meer zo goed ligt. Gezien zijn mentaliteit en zijn sportieve verleden bij de club vind ik dat onbegrijpelijk.”

Sauce mousseline

Pas twee keer had Jacobs met Lokeren verloren, of Lambrecht en Verhoost zaten al te dineren met Muslin toen die voor het UEFA Cupduel van Lokomotiv Moskou tegen Zulte Waregem enkele dagen in België was.

“Zo voedden zij de speculaties, zonder dat daar al aanleiding toe was”, vindt Jacobs. “Toen Moskou Muslin even later ontsloeg, viel zijn naam steeds vaker. Dat verwonderde mij, want al op de eerste dag was mij verteld dat Muslin niet zonder slag of stoot uit Lokeren was vertrokken. Lambrecht wilde hem helemaal niet laten gaan, maar Muslin had geen goed woord meer over voor de voorzitter. Hij kon pakken geld gaan verdienen in Moskou en om zijn vertrek te forceren, heeft hij dan maar alles op zijn beloop gelaten de laatste maanden. Zo is de bekeruitschakeling met 5-1 op Beveren te verklaren : dat heeft Lambrecht me zelf bevestigd. Uiteindelijk is er een minnelijke schikking getroffen waarbij Muslin een deel van zijn verdiende loon heeft moeten terugbetalen.”

Het valt Jacobs op dat vanuit Lokeren niemand reageerde op dit eerder uitgelekte bericht. Het valt hem ook op hoeveel voeten Muslins Russische ontslagregeling en zijn terugkeer uiteindelijk in de aarde hadden. Ook hier zou Laurent Denis een bemiddelende rol hebben gespeeld. En dat allemaal tegen de zin van meer dan één speler. Toen een terugkeer van de Serviër in de lucht hing, kwamen verscheidene spelers – geen Slavische, uiteraard – Jacobs zeggen dat dit wel het laatste was wat ze wilden. “Ze waren er tegen. Iedereen stoorde zich aan de grote Slavische gemeenschap in de kleedkamer en het feit dat zij ook daar hun eigen taal gebruikten. ‘Misschien hebben ze het wel over u of over ons’, zeiden andere spelers me vaak.”

Lokeren-Club Brugge was Muslins eerste wedstrijd. Zei hij achteraf, toen het 3-2 was geworden. Op de bank hadden Rudi Cossey en Wlodek Lubanski gezeten. De ploeg hadden zij niet opgesteld : dat zou “een comité” doen, was Lambrecht hen komen zeggen. Dus speelde Vukomanovic. Na één helft hadden Cossey en Lubanski genoeg gezien : Vukomanovic eraf, Hasi erin.

“Het is mij nog altijd een raadsel hoe de band tussen Lambrecht en Muslin zo innig kan zijn”, besluit Jacobs. “Misschien maar goed dat we daar het fijne niet van weten. Het leek wel het verhaal van Ti-ta-tovenaar. Muslin krijgt carte blanche, ik had carte noire, maar qua punten is er niet veel veranderd. Na weer een nederlaag kreeg ik een sms van een vriend : la mayonaise ne prend pas encore, c’est de la sauce mousseline. Mooi gezegd, vind ik ( lacht).”

JAN HAUSPIE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content