De ouderen onder ons, zoals ik, hebben een uitermate romantisch beeld van het Braziliaanse voetbal. We herinneren ons het WK van 1958 met de kind-vedette Pelé en de ongrijpbare Garrincha. De Wereldbekers van 1970 en 1982 staan in ons geheugen gegrift. Gerson, Tostão, Rivellino, Jairzinho, Falcão, Zico en Socrates zijn voor ons jeugdhelden, die onafgebroken om hun tegenstander dansten. Vertegenwoordigers van het hemelse ‘futebol arte‘, het ‘jogo bonito‘ vol onweerstaanbare dribbels en verbijsterende hakjes.

Voetbal en samba, de combinatie is echter een mythe. In het leven geroepen door de onvolprezen voetbaljournalist Mario Filho (Maracanã heet officieel Estadio Jornalisto Mario Fihlo) en de antropoloog Gilberto Freyre. Zij zongen de lof van het voetbal dat de ketens van de slavernij verbrak en legden de nadruk op de inbreng van de gekleurde spelers, die met hun natuurlijke flair de sport tot kunst verhieven.

Het beeld werd eind jaren 90 opnieuw aangezwengeld dankzij de weergaloze promofilmpjes van Nike met de spelers van de Seleção, die werden neergezet als de voetbalversie van de Harlem Globetrotters. De theorie van Fihlo en Freyre was een reactie op het racisme dat ook in het voetbal welig tierde. In 1914 schaamde de mulat Carlos Alberto van Fluminense zich dusdanig voor zijn huidskleur dat hij zijn gezicht insmeerde met rijstpoeder. Toen hij begon te zweten, kregen de toeschouwers door wat hij gedaan had en scandeerden ‘po de arroz‘ (een beetje rijst). Het is nog steeds de bijnaam van de club uit Rio.

In 1950 kregen de zwarte spelers Juvenal, Bigode en vooral doelman Barbosa de schuld in de schoenen geschoven voor het missen van de wereldtitel. Acht jaar later wilden de bondsleiders eigenlijk niet weten van Pelé en Garrincha, omdat ze zwart waren. Het waren de andere spelers die aandrongen om hen op te stellen.

De smeltkroes Brazilië heeft nog steeds raciale problemen zat. Alleen op het voetbalveld en op het strand is er geen verschil meer. Vijfenveertig procent van de bevolking is gekleurd, maar in het parlement is deze bevolkingsgroep zwaar ondervertegenwoordigd en zestig procent van de Afro-Brazilianen leeft in armoede.

Nog altijd zijn er professoren die de stelling van Fihlo en Freyre aanhangen. Zoals Mauricio Murad, prof voetbalsociologie aan de Universidade do Estado in Recife. Zijn collega George Helal, hoogleraar sociologie aan de Pontificia Universidade Catolica in Rio de Janeiro, noemt het echter een sprookje. Hij kreeg het voetbal met de paplepel aangereikt, want zijn vader was voorzitter van Flamengo, de populairste club van Brazilië.

De WK’s van 1958 en 1970 waren eigenlijk uitzonderingen. Het Braziliaanse team was telkens niet alleen de fysiek de best voorbereide ploeg van het tornooi, maar de selectie had zoveel individueel talent dat de ploeg het zich kon permitteren om ‘futebol arte‘ te spelen.

Het duurde tot 1982 vooraleer er weer voldoende talent op het veld stond om aanvallend voetbal te brengen. “De bal heeft in jaren niet meer zo veel plezier gehad of liefde ontvangen”, schreef een Braziliaanse journalist.

Vandaag bestaat het Braziliaanse elftal uit Neymar, die zich nog moet ontwikkelen tot een wereldster, en tien modale voetballers. Neem jongens als en Fred, die in Europa door de mand vielen en voortijdig naar Brazilië terugkeerden. Ga er maar aan staan als je met dit materiaal ‘jogo bonito‘ moet brengen.

In de Campeonato Brasileiro wordt ook helemaal geen ‘futebol arte‘ gespeeld. Integendeel. Winnen is er belangrijker dan waar ook ter wereld en trainers die geen succes hebben, worden zonder genade en heel snel aan de kant geschoven.

“Brazilianen houden eigenlijk niet van voetbal”, beweert Tim Vickery, de Engelse correspondent van The Guardian die al jaren in het land van de caipirinha woont. “Ze houden van overwinningen. Als hun club het goed doet, puilen de stadions uit. Als het minder gaat, kan je de toeschouwers op één hand tellen. Ze weigeren zich te identificeren met een stel losers.”

DOOR FRANÇOIS COLIN

“Brazilianen houden eigenlijk niet van voetbal.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content