Wanneer Hans Vanaken de bal beroert, lijkt het alsof het leven zichzelf in vertraging afspeelt. Poetry in (slow) motion. ‘Ik vind het geen blunder dat de topclubs me niet opmerkten in tweede klasse’, zegt de spelmaker van Sporting Lokeren, komende zomer grof wild op de transfermarkt.

Van alle clubs in play-off 1 is Sporting Lokeren wellicht diegene met de minste star quality aan boord, maar ook op Daknam koesteren ze hun vedetten. Op weg naar het trainingsveld is Hans Vanaken de speler die het vaakst aangeklampt wordt. Een foto, een omhelzing, een handtekening. De 21-jarige Limburger is er na een klein jaar eersteklassevoetbal al aan gewend.

De voorbije maanden werd meermaals de vraag opgeworpen waarom Vanaken vorige zomer pas weggeplukt werd bij tweedeklasser Lommel United. Een pak trainers en clubscouts hadden hem nochtans al geruime tijd op de radar staan… maar ze twijfelden. Zo ook Harm van Veldhoven, die hem namens KV Mechelen volgde. “De eerste keer zag ik zijn mogelijkheden, maar ik had tegelijk twijfels over hem op de nummer tien. Dat korte draaien heeft hij niet”, verklaarde Van Veldhoven enkele weken geleden nog in dit magazine.

Hans Vanaken: “Tja, een spurtbom zal ik nooit worden, maar moet je iemand niet nemen omdat hij trager draait? De meeste spelers hebben wel een of meerdere punten waarin ze minder goed zijn – op Messi en Ronaldo na misschien. Omdat ik groot ben, oogt alles sloom. Terwijl ik heus wel kan wegdraaien van mijn tegenstander. Het is in balverlies, als ik druk ga zetten en uitgekapt word, dat mijn gebrek aan wendbaarheid wellicht het meest tot uiting komt. En twijfelden ze daarom.”

Was je zelf verbaasd dat het zo lang duurde voor men jou een kans op het hoogste niveau gunde?

“Neen, ik voelde me zeker niet te goed voor tweede klasse. Het is maar omdat ik nu zo een sterk seizoen beleef dat mensen die vraag stellen. Eigenlijk vond ik het een logische evolutie: doorbreken bij Lommel, het volgende jaar bevestigen en toen kwam Lokeren. Ik vind het geen blunder van de topclubs dat ze me bij Lommel niet opmerkten. Trouwens, misschien was ik nooit doorgebroken als ik meteen naar een topclub was verhuisd.”

Je dacht zelfs dat Lokeren te hoog gegrepen zou zijn. Charleroi leek een betere optie.

“Lokeren speelt play-off 1, hé. Ze hebben me echt moeten overtuigen om de stap te zetten. Achteraf bekeken is Lokeren toch een stabielere omgeving dan Charleroi of Beerschot, de twee andere clubs die een aanbod deden.”

In tweede klasse was je een naam. Tegen Tubize en Westerlo maakte je wondergoals, uit de dribbel, iets wat we nu niet meteen met jou associëren.

“Die tegen Westerlo (te bekijken op www.sportmagazine.be, nvdr) is nog altijd de mooiste goal die ik ooit gemaakt heb. Na die actie dacht ik ook: wat heb ik net gedaan? Dat is instinctief. Maar voor hetzelfde geld verlies je de bal en krijg je op je donder van de trainer.” (lacht)

Zou zo een actie nog kunnen in eerste klasse?

“Ik denk het wel. Alles hangt af van de omstandigheden. En als ze mij neerleggen is het strafschop.” (grijnst)

Je debuut bij Lommel maakte je op je zeventiende. Viel het mee om als ranke, technische speler je speelstijl te vinden in de ruwere tweede klasse?

“De eerste wedstrijd zit je na een kwartier stikkapot, maar dat ritme bouw je stelselmatig op. Wat me vooral bijblijft waren die eerste trainingen bij de A-kern, met mannen als Robin Henkens en Harald Pinxten. Ik kon niet bevatten dat ze mijn passes altijd onderschepten.

“Dat is iets dat je snel leert: dat voetbal in hoofdzaak draait om het vooruit denken. Inschatten wat de tegenstander zal doen en daarop anticiperen. Zelf zie ik dat nu ook als er een jonge gast voor het eerst meedoet met de grote mannen: ze zijn te voorspelbaar. Alleen al om die reden is het belangrijk dat je op jonge leeftijd kan meetrainen met de A-kern, daar leer je uiteindelijk het meest.”

De ziekte van Osgood-Schlatter

Je vader, Vital Vanaken, speelde in de jaren negentig in eerste klasse bij Lommel en KV Mechelen. Hij nam jou en je broer Sam mee naar zijn wedstrijden. Heb je daar herinneringen aan?

“Van zijn periode in Lommel helemaal niets, van KV Mechelen vaag, enkel van Overpelt herinner ik me echt nog zaken. Niet zozeer van de wedstrijden, maar wel hoe mijn broer (Sam Vanaken, verdediger bij Lommel United, nvdr) en ik daar na de match het veld op liepen. Ik weet ook dat mijn pa een goed schot had, want als er een strafschop of vrije trap was, mocht hij die altijd nemen. Ik durfde dan nooit te kijken – voor een ander heb ik altijd meer stress gevoeld dan voor mezelf.”

Je beschikt zelf ook over een uitstekende traptechniek: van je vader geleerd?

“Niet echt. Mijn broer trapt op kracht, zoals mijn vader, bij mij is het eerder gecontroleerd. Ik gebruik zelden mijn wreef en ik trap ook zelden van verder dan twintig meter. Misschien moet ik dat toch eens vaker proberen. Mijn techniek is altijd mijn sterkste punt geweest, zeker na mijn periode bij PSV, waar er constant getraind werd op techniek. Meer dan in België. Ik speelde ook dikwijls op mijn eentje: tegen het muurtje passen of naar een leeg doel trappen.

“Met mijn vader trokken mijn broer en ik wel geregeld naar het veld van Lommel, waar we oefenden op controles, passing, voorzetten, afwerken, zelfs loopbewegingen. Ik besef nu dat het een luxe was om uitgebreid te kunnen trainen op bepaalde aspecten van het voetbal, en dan nog met iemand die zelf ervaring had op het hoogste niveau.”

Je begon bij Lommel, maar zette op negenjarige leeftijd de stap naar PSV. Waarom?

“Ze stelden een goed plan voor. Genk was ook geïnteresseerd, ik trainde er zelfs enkele keren mee, maar uiteindelijk kozen we voor PSV. Ik kon gewoon naar school in Lommel blijven gaan, ze kwamen me daar telkens met het busje ophalen. Tegen 21 uur ’s avonds was ik weer thuis.

“Een jaar nadien maakte ook mijn broer de overstap, maar na twee seizoenen keerde hij terug naar Lommel. Een jaar later deed ik hetzelfde.”

Was PSV een plezante periode?

“Natuurlijk. Plezier staat altijd voorop: als dat er niet meer is, stop je beter met voetballen. Mijn vader heeft me ook nooit gedwongen om te voetballen. Ik speelde bijvoorbeeld ook tennis – ik was C13.4 – en moest op een bepaald moment kiezen. Ze beweren nu dat ik het ook in die sport ver had kunnen schoppen, maar daar ben ik niet zo zeker van.”

Na vier jaar vertrok je bij PSV. Je ouders hebben er nog altijd het raden naar waarom je op een dag plots verklaarde terug te willen naar Lommel. Leg jij het eens uit…

“Ik begon mijn vijfde jaar bij PSV, maar in de voorbereiding kwam ik weinig aan spelen toe en ik had geen zin om een heel jaar op de bank te zitten, daar heb je niets aan. De trainer daar wilde me ineens als verdedigende middenvelder gebruiken, hij wou absoluut een andere jongen als spelmaker – een zekere Antonie, later nooit meer iets van gehoord. Ik zag niet in waarom. Na een maand in de voorbereiding was ik het beu, ik was kwaad dat hij me geen enkele keer probeerde op de tien. Dan zette ik liever een stapje terug naar Lommel om daar voluit mijn kans te krijgen.”

Bij PSV heb je ook eens een half jaar niet kunnen voetballen.

“Dat was rond mijn twaalf jaar, toen ik een serieuze groeischeut kreeg. Daardoor sukkelde ik met de patellapees, de zogeheten ziekte van Osgood-Schlatter. Ik ging wel elke dag naar de club, in de hoop even te kunnen trainen, maar de kinesisten hielden me telkens tegen. Dan zat ik daar twee uur te wachten tot het busje weer naar Lommel reed. Er viel weinig aan te doen, ik moest rusten. Ik ben in die periode af en toe gaan zwemmen, maar dat was mijn ding niet.”

Verdiend verliezen

Eind juli maakte je je debuut in eerste klasse. Meteen twee goals op het veld bij landskampioen Anderlecht. Hoe heb je die dag beleefd?

“Ik was vooral verbaasd over de grote media-aandacht. Al bij aankomst in Anderlecht stonden er een pak cameraploegen klaar. En dan al die supporters wanneer je het veld betreedt… Ik keek rond in het stadion om te weten waar mijn familie en mijn vriendin zaten, ik heb dat nodig. Toen ik ze zag zwaaien was ik gerustgesteld. Uiteindelijk bleek het de match die mij lanceerde: na Anderlecht werd alles anders.”

Was je verrast dat je zo veel ruimte kreeg in die wedstrijd?

“Tegen topclubs speel ik doorgaans beter, omdat die zelf ook willen voetballen en dus ruimte weggeven. Veel hangt af van het eerst balcontact. De eerste tien minuten tegen Anderlecht raakte ik geen bal, maar het eerste contact was wel goed. Vanaf dat moment durfde ik meer de bal te vragen. Ivan Leko had me vooraf ook op het hart gedrukt: blijf in je positie, speel simpel, dan kom je vanzelf in de wedstrijd. Na twintig minuten scoorde ik en dan kon het niet meer stuk.”

Frederik Vanderbiest, coach van KV Oostende, onthulde de tactiek om jou lam te leggen: kort dekken en de linies dicht bijeen houden, zodat je verplicht wordt in het duel te spelen. Wat zeg je daarop?

“De laatste maanden krijg ik geregeld een mannetje op mij geplakt, waardoor ik vaker naar de flanken moet uitwijken, maar tegen Oostende viel dat wel mee, hoor. Vooral in de bekermatch tegen Westerlo vond ik het frappant: Kevin Geudens volgde me werkelijk overal, zelfs tot bij onze keeper. Ik geef toe: ik vind dat heel vervelend… en eigenlijk een beetje zielig voor mijn tegenstander. Wat heeft die daar nu aan?”

Die haalt voldoening uit het feit dat jij geen bal raakt en dat hij daar achteraf ook complimenten voor krijgt van zijn trainer.

(blaast) “Akkoord, maar als ik dan toch scoor, heb ik soms zin om langs hem te lopen en te zeggen (maakt wegwerpgebaar): hier zie! Als een ploeg zo speelt, verdient die het van te verliezen. Dan mag je van mij echt niet winnen. Zoals Chelsea twee jaar geleden won tegen Barcelona, daar kan ik geen respect voor opbrengen. Je moet van je eigen sterkte uitgaan, dat doe ikzelf ook altijd.”

Als jij vastgezet wordt, krijg je dan aanwijzingen van de coach of de ploegmaats over waar je moet lopen?

“Niet echt. Vooraf wordt er wel besproken wat de mogelijkheden zijn om mandekking te omzeilen of daar gebruik van te maken zodat anderen vrij komen, maar op het veld beslis ik meestal zelf hoe ik daarmee omga. Als ik naar de buitenkant uitwijk, moet de flankspeler bijvoorbeeld naar binnen trekken. Of soms moet ik net de flanken vrij laten voor de opkomende backs.”

Je zoekt meestal de linkerflank op.

“Onbewust. Eigenlijk logisch: als rechtsvoetige kan je dan naar binnen komen en ligt de bal meteen goed voor je beste voet. Er is mij in analyses al op gewezen dat ik soms meer centraal moet blijven.”

Peter Maes roept minder op jou dan op sommige anderen. Hoe zou je eigenlijk reageren als hij je op een tirade zou trakteren zoals hij soms bij Harbaoui of De Pauw doet?

“Ik ben het type dat zoiets over zich heen laat gaan, ik zal nooit reageren. Tenzij misschien binnensmonds, als ik echt overtuigd blijf van mijn gelijk.”

Is er dan echt niets was jou uit evenwicht kan brengen?

“Ik laat me toch niet snel opjagen, neen. Ik kan niet boos zijn op iemand. Als iemand mij kwetst, dan verkies ik daar niet langer aandacht aan te besteden. Liever negeren dan reageren.”

Speelt het feit dat je vader en Maes goede vrienden zijn soms een rol in de manier waarop jullie met elkaar omgaan?

“Neen. Als ik iets moet zeggen, zal ik dat wel doen, maar dan op een rustige manier achteraf. Zo heb ik een paar keer apart met hem gesproken over positiekeuzes en dergelijke. Ik roep ook zelden op ploegmaats. Ik ben nog jong, ik ga ervan uit dat anderen het beter weten. Maric, Scholz, Overmeire, Persoons, dat zijn leiders. Die kunnen een ploeg sturen. Ik ben niet zo mondig als zij.”

Wat betekent het vertrek van Ivan Leko voor jou?

“Het was duidelijk dat hij ooit trainer zou worden, maar zijn plotse vertrek naar OHL was toch een grote verrassing. Hij was erg belangrijk voor de hele ploeg. Voor een wedstrijd gaf hij iedereen individueel wat raad mee, hij wist ongelooflijk veel over de tegenstanders. Dat hij mijn rechtstreekse concurrent was, heeft nooit problemen gegeven. Integendeel: we waren vrienden en hij deelde zijn ervaring. Een topgast.”

Maes en Leko verklaarden al dat ze in jou een toekomstige nummer acht zien, een box-to-boxspeler. Wat vind je daar zelf van?

“Ik voel me heel goed op nummer tien, naar mijn gevoel ligt mijn rendement daar toch het hoogst. Als nummer acht kom je natuurlijk meer aan de bal, maar om die laatste pass te geven sta je toch wat te ver van doel af. Ik kan ervan genieten om de spitsen te bedienen of om geregeld zelf op te duiken in de zestien.”

Mpoku, Praet, Hazard

De weken voor de bekerfinale beleefde je een dipje. Het zou logisch zijn dat je stilaan op je tandvlees loopt na zo’n debuutseizoen.

“Met de drukke kalender en de vele midweekmatchen voelde ik inderdaad dat de vermoeidheid een beetje op kwam zetten, vooral op training. Je mag niet vergeten dat ik dit seizoen zogoed als elke match negentig minuten gespeeld heb. Die speeldag schorsing (op 8 maart tegen Waasland-Beveren, nvdr) in de aanloop naar de bekerfinale heeft me eigenlijk deugd gedaan, ik voel me weer helemaal fit.”

Volgens fysieke testen bij Lokeren zou blijken dat jij de tweede beste conditie hebt van de hele kern?

“Dat was bij de uithoudingstesten in januari, waar er gemeten werd hoe snel je benen verzuren. Alleen Denis Odoi kon betere cijfers voorleggen. Ik vind dat wel belangrijk, want altijd na zestig minuten gewisseld worden… dat hoort in feite niet.”

Er zijn in de loop van dit seizoen veel meningen over jou verkondigd. Zijn er bepaalde waar je iets aan had?

“Een gek stuk van Filip Joos: iets met veel moeilijke woorden, maar heel positief. Ik heb het nog op mijn iPad. Mijn oma houdt ook een knipselmap bij, net zoals ze dat deed toen mijn vader nog speelde.

“Ik vind wel dat er te veel over Brazilië gepraat wordt, dat hoeft niet voor mij. Het is nog veel te vroeg. Uiteraard zou ik niet neen zeggen, maar ik ben er niet mee bezig.”

Je bent ook nooit opgeroepen voor de nationale jeugdselecties. Steekt dat?

“Neen. Ik maak nu wel deel uit van de nationale belofteselectie, maar echt veel kwam ik daar nog niet aan spelen toe. Laatst tegen Servië viel ik pas een kwartier voor tijd in.”

Je speelt er samen met Paul-José Mpoku, Dennis Praet en Thorgan Hazard, drie andere beloftevolle spelverdelers. Jouw toekomstige concurrenten. Hoe verloopt die samenwerking?

“Ze betrekken me meer in conversaties dan vroeger. Ik begrijp het wel: wisten zij veel wie Hans Vanaken was. Ik voel respect nu.”

DOOR MATTHIAS STOCKMANS – BEELDEN: BELGAIMAGE

“Al bij Lommel leerde ik dat voetbal in hoofdzaak draait om het vooruit denken.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content