Na de zesde opeenvolgende WK-kwalificatie mag niemand in zelfgenoegzaamheid vervallen. Op de kronkelige weg naar het herstel liggen nog een aantal obstakels.

Voor één dag, vond bondsvoorzitter Jan Peeters woensdagnacht op de luchthaven van Praag, mocht hij best euforisch denken. En de getogen nederigheid die veel Belgen kenmerkt van zich afschudden. “Maar vanaf morgen,” sprak hij, “moet dat gevoel weer plaatsmaken voor nuchterheid en reflectie.”

Een uur voordien ging ook de in de voorbije weken zo geplaagde en belaagde bondscoach Robert Waseige de relativerende toer op. Of dat nu het absolute hoogtepunt uit zijn carrière was, wilde een Nederlandse journalist weten. De Luikenaar kwam verrassend uit de hoek en toonde ook in dit moment van triomf hoe hij zijn beginperiode als trainer nog altijd romantiseert : “Het is een mooi ogenblik. Maar even graag denk ik terug aan mijn periode in Winterslag toen ik mijn eerste stappen zette in dit vak. In een verouderd stadion, in een niet zo hedendaagse structuur. Maar met heel warme mensen.”

Geassisteerd door zijn trouwe gabber Vince Briganti slofte hij vervolgens weer naar de kleedkamer. Tussendoor wilde ook de assistent nog even ongevraagd zijn analyse geven. Rustig en bedachtzaam in de koude Praagse nacht : “Na een uur wist ik dat we ons geen zorgen meer moesten maken. Dat was vanaf het moment dat de Tsjechen met vier aanvallers gingen spelen. Nederland heeft ons voorgedaan dat je een wedstrijd zo nooit kan winnen.” Robert Waseige knikte bevestigend : “Op een gegeven ogenblik speelden ze met zes aanvallers. Dan loop je mekaar gewoon voor de voeten. De Tsjechen werden hier gewoon het slachtoffer van hun offensieve weelde.”

Ze blijven een onaantastbare twee-eenheid, Waseige en Briganti. Net zoals voordien ook de bondscoach en de bondsvoorzitter verbonden waren door een merkwaardig gevoel van solidariteit. Nog voor de nationale ploeg het vliegtuig opstapte naar Praag liet de anders altijd bedachtzame Jan Peeters horen dat hij ook bij een niet-kwalificatie met Waseige wilde doorgaan. Dat was een persoonlijk standpunt, benadrukte hij, maar hij had niet het gevoel dat iemand in het glazen huis daar anders over dacht. “Negen kwalificatiewedstrijden en slechts één nederlaag, dan heb je het goed gedaan”, sprak hij. En ook Karel Vertongen, de voorzitter van de Technische Commisie, liet zich in dezelfde terminologie uit : “Niemand kan Waseige iets verwijten. Ook als er een nieuwe ploeg opgebouwd moet worden is hij de ideale stuurman.” Verhalen over fricties tussen de bondscoch en de spelers worden door Peeters snel weggewuifd : “Iedere trainer heeft zijn manier om een groep scherp te zetten. De ene komt daarbij al wat botter over dan de andere. Maar geen moment hebben wij de indruk gehad dat het optreden van Waseige voor de groep een bron van irritatie is geweest. Wij willen onze politiek niet laten afhangen door de uitslag van een wedstrijd.”

De voetbalbond als haard van vertrouwen, als tempel van continuïteit ? Of waren het gewoon kreten om vooraf een gevoel van rust te scheppen ? Intern werd de voorbije maanden in ieder geval al gefilosofeerd over de kwaliteiten die een bondscoach tegenwoordig vooral moet hebben : een groot psychologisch doorzicht, zo klonk het, was meer dan ooit van essentieel belang.

D

at heeft Robert Waseige na het bijtende cynisme van de voorbije maanden kennelijk net op tijd kunnen aanwenden om het WK-ticket binnen te slepen. Na de ontluisterende afgang in Finland leek het erop dat de radeloosheid van de bondscoach werd gevolgd door redeloosheid : hij veegde enkele spelers de mantel uit en ging openlijk de strijd aan met de journalisten die hem stekelige vragen stelden.

In Praag overheerste de rust en de sereniteit. Ontspannen en goedlachs leidde Waseige één dag voor het duel in het Letnastadon de laatste oefensessie. Terwijl vier in authentieke Rode Duivels uitgedoste supporters de vriestemperaturen en de snijdende wind trotseerden, hoefde hij tijdens de training niet één keer te corrigeren. De gretigheid bleek heel groot.

Heel rustig ook bood hij zich nadien aan voor de laatste persconferentie, in de buik van de moderne voetbalarena van Sparta Praag, waar aan de muur tussen tal van wimpels van internationale topclubs ook een merkwaardig vaantje hangt : dat van het ter ziele gegane VG Oostende. Het vertrouwen in een goede afloop bleek toen onwrikbaar : “We zijn op alles voorbereid, ook op het nemen van strafschoppen. Iedereen heeft erop getraind. Tenminste, degenen die spelen.” Hij lachte om de grap. En sprak : “We gaan heel georganiseerd voetballen. Zoals we dat ook in Kroatië wilden doen. Maar het gebeurt dat je als trainer moet constateren dat sommigen blokkeren door stress.”

Vervolgens stapte hij de bus in. Met een door de vriestemperaturen getekend gezicht. Buiten straalde Praag, dat als stad imponeert door zijn merkwaardige mengeling van pracht en weemoed, ook in het donker nog veel van zijn grandeur uit. Een vernuftig aangebracht lichtspel accentueerde nog feller de architectonische rijkdom van de stad. Ook in het stadion bleven de schijnwerpers branden. Josef Chovanec nam zijn manschappen voor de laatste keer onderhanden. Tijdens die training weerklonk één keer een luid gelach. Het was duidelijk dat niemand van de zelfverzekerde Tsjechen aan een goede afloop twijfelde. De tijd van de onderdanigheid is in dit land al lang voorbij.

E

én dag later maakte dit ongebreidelde optimisme plaats voor ontnuchtering en frustratie. De vertwijfeling over de manier waarop de Tsjechen zich stuk hadden gebeten op de taaie Belgische defensie zat in de ongecontroleerde en overhitte manier waarop vedette Pavel Nedved, die uiteindelijk niet meer bleek te zijn dan een veredelde werker, en het aankomende talent Milan Baros hun woede koelden. Zij kregen een tweede gele kaart en mochten gedesillusioneerd afdruipen. Het was een stuk onmacht dat de kracht van het Belgische blok treffend illustreerde.

Eigenlijk moet Robert Waseige zich na de memorabele triomf van Praag maar één zaak beklagen : dat hij de ploeg in Kroatië niet in een andere vorm goot. Het zou de dubbele barragewedstrijd overbodig hebben gemaakt. De ingreep om op twee cruciale posities voor spelers van Club Brugge te kiezen die fris in het hoofd zitten, opende de weg naar Japan en Zuid-Korea. Meer dan ooit voorheen in de geschiedenis teerde de nationale ploeg in Praag op het Brugse blok. Philippe Clement speelde vlekkeloos in de verdediging, Timmy Simons opereerde op het middenveld nog maar eens met een opmerkelijke sobere onbevangenheid, en de zwoegende Gert Verheyen heeft in de nationale ploeg nooit beter gespeeld dan in die twee interlands waarin hij de aanvoerdersband droeg. Weinig voetballers in dit land die zo goed weten wat ze wel en niet kunnen als Verheyen. Sommige anderen kunnen er zich aan spiegelen. Glen De Boeck, bijvoorbeeld, die in Praag uitstekend speelde maar zichzelf één enkele keer overschatte : als een soort Franz Beckenbauer probeerde hij halverwege de tweede helft vanuit het eigen strafschopgebied uit te voetballen en leed dom balverlies. De schade bleef gelukkig uit.

Het was een zeldzame hapering in een geoliede ketting, in een collectief sterke ploeg waarin alleen Eric Deflandre en Johan Walem bij momenten verzopen. De rechtsachter, die met een bepaalde Vlaamse krant niet meer wil praten omdat die zich op deze positie voor Jacky Peeters had uitgesproken, toonde vooral in de beginfase dat tactisch inzicht niet bepaald zijn sterkste wapen is. En Walem heeft sinds de thuiswedstrijd tegen Schotland, waarin hij critici na zijn ontluisterde prestatie in Finland de mond snoerde, in de twee opeenvolgende interlands niet meer kunnen bevestigen. Het is een te gewaagde gok om het creatief vermogen in het middenveld op zijn schouders te leggen. Ook al bleek in Praag dat de typisch Belgische wapens nog altijd volstaan om te overleven. En ook al krijgt de ploeg in de toekomst ongetwijfeld iets meer mogelijkheden. Als Wesley Sonck op het internationale podium wat meer maturiteit en finesse krijgt, als Emile Mpenza weer zichzelf wordt en meer diepgang brengt, en als Marc Wilmots weer helemaal fit geraakt.

Het door Waseige haast geïdealiseerde belang van Wilmots begon de afgelopen weken wat te irriteren, al mag niemand de verdiensten van de voetballer van Schalke 04 minimaliseren. Op en naast het veld, als bewaker van het gevoel van eendracht, als harde onderhandelaar als het over premies gaat, als fervente verdediger van Waseige, die een deel van zijn moreel overwicht op de groep ook aan de aanwezigheid van de loyale Wilmots dankt. Afgelopen woensdag nam hij in Praag zijn verantwoordelijkheid op door vijf minuten voor tijd een strafschop beheerst en staalhard binnen te trappen. Het valt te hopen dat het door vele aanslagen geteisterde lichaam van Wilmots nog een slopend toernooi als het WK aankan. En dat hij de mentale kracht blijft vinden om tot het uiterste te gaan. Ook dan als hij, financieel gesetteld als weinig andere voetballers, bij Schalke een contract mocht ondertekenen waarin het niet zoveel uitmaakt of hij nu wel of niet speelt.

I

n een merkwaardige bui van openhartigheid bestempelde Robert Waseige zich één dag na de triomf van Praag als een knorpot. Hoewel de bondscoach al herhaaldelijk benadrukte zichzelf minder explosief en koleriek te vinden dan vroeger, kan hij op zijn leeftijd zijn karakter niet verminken. De kans op een groot spanningsveld tussen hem en de spelersgroep blijft mogelijk, zeker gedurende een lang verblijf als dat in Azië. Veel latenter is nog het gevaar op botsingen met de media. Vanuit een bepaalde achterdocht blijft Waseige uiterst geprikkeld reageren op iedere kritische vraag. Dat heeft hier en daar al tot brokken geleid die niet meer te lijmen zijn. De bondstop, niet echt goed op de hoogte van die aanvaringen, doet er goed aan die problemen uit te klaren en zich ook op andere vlakken uitmuntend voor te bereiden op de expeditie naar het Verre Oosten. Te vaak heeft improvisatie in het verleden de bovenhand gehaald op organisatie.

Te lang ook heeft men in dit land achteruit gekeken in plaats van vooruit. Ook nu wordt de kwalificatie hier en daar aanzien als een teken dat het allemaal nog niet zo slecht loopt. In het verleden is vaak genoeg gebleken dat het succes verblindend werkte en uiteindelijk tot een kwalitatieve achteruitgang van ons voetbal leidde. Dat staat haaks op de situatie in Frankrijk, dat met een sterk beleid reageerde toen twee WK’s werden gemist. Daarvan maakte het gebruik om de voorwaarden te scheppen om een kweekvijver van talent aan te leggen.

Als het Belgische voetbal na de euforische opwelling van de afgelopen dagen iets kan missen, dan is het straks een nieuwe afgang op het hoogste platform. Maar vooral een beleidsmatige stagnatie zou op termijn tot nieuwe rampen leiden. Te veel holle woorden zijn de afgelopen jaren weggeblazen in de wind. Ook nu klopt iedereen zich weer op de borst met een zorgvuldig uitgetekend, wetenschappelijk onderbouwd en zelfs door de universitaire wereld onderzocht jeugdbeleid. Dat soort plannen zijn fraai. Op voorwaarde dat ze worden geconcretiseerd.

In die zin krijgt bondsvoorzitter Jan Peeters als bewaker van de nieuwe opties een zware last op de schouders. In een land dat niet uitblinkt door sterke voetballeiders moet hij de kans grijpen zijn stempel te drukken. Eén dag voor de wedstrijd liet de jurist weten een aantal hervormingsplannen in het hoofd te hebben. De krachtlijnen daarvan wil hij binnenkort bekendmaken. Het valt te hopen dat die niet verzanden in het succes van Praag.

door Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content