Ze delen dezelfde ploeg en manager, werden beiden op jonge leeftijd Belgisch kampioen, maar zijn bovenal boezemvrienden én schoonbroers. Weinig puzzelstukken in het wielerpeloton die zo in elkaar klikken als Jens Debusschere (25) en Jürgen Roelandts (29). Een dubbelgesprek.

Op de avond van 30 september 2012, nadat Jürgen Roelandts de eindzege in het Circuit Franco-Belge op zak heeft gestoken, tikt Jens Debusschere hem tijdens een etentje met de ploeg op de schouder. Hij moet – na een tijdje zoeken naar het juiste moment – iets zeggen. “Ik ben sinds enkele maanden samen met je zus Kelly.” De lichte vrees voor de reactie van de grote broer, blijkt – hoewel die niks gemerkt had – onterecht. “Als ze met één coureur een relatie begint, dan mag het met jou zijn”, grapt Roelandts.

Twee en een half jaar later moeten beiden nog altijd lachen met de anekdote. “Jürgens positieve reactie was eigenlijk niet verrassend”, zegt Debusschere. “Al sinds de EnecoTour van het seizoen ervoor, toen ik nog neoprof was, deelden we steevast een kamer. Het klikte meteen – zelfde slaap- en eetgewoontes, humor, interesses… Bovendien hielp Jürgen me bij de integratie in de ploeg en het peloton, met onder meer advies over voeding, steunzolen, positionering in het peloton… Zaken waar een debutant weinig bij stilstaat.”

Op de koers leerde de West-Vlaming ook Kelly (22) kennen, want zij supporterde vaak voor haar broer. “Ik vroeg haar gsm-nummer en van het een kwam het ander. Aan Jürgen heb ik niets laten merken, omdat hij nogal waakte over zijn zus. Ik wilde Kelly eerst beter leren kennen. Na enkele maanden leek die avond van de Franco-Belge het ideale moment om het Jürgen te vertellen. Na zijn zege zou hij zeker goedgezind zijn, hé.” (lacht)

Sindsdien werd de band tussen ‘de schoonbroers’ – zoals ze bij Lotto-Soudal nu worden genoemd – alleen maar hechter. “Omdat Jens dikwijls bij mijn ouders in Sint-Martens-Bodegem bleef slapen, trainden we geregeld samen in het Pajottenland”, vertelt Roelandts. “Ik was intussen wel verhuisd naar Peutie – mijn vriendin Agnes is airhostess en moet binnen het halfuur in Zaventem kunnen zijn – maar we reden elkaar tegemoet.”

En nog altijd, want Debusschere, afkomstig van Dadizele, woont sinds begin dit jaar samen met Kelly op een appartement in Itterbeek (deelgemeente van Dilbeek). “Dicht bij haar ouders, de luchthaven… Dat bespaart me veel uren in de auto. West-Vlaanderen is ver, hé”, zegt Debusschere, die slechts één nadeel ziet. “Als Jürgen en ik na een training bij zijn ouders stoppen en de bakkersvrachtwagen van zijn ma (waarmee ze elke donderdag en in het weekend op de markten van Halle en Jette staat, nvdr) niet uitverkocht is. Zó verleidelijk, die taartjes.” “Daar kan ik wél aan weerstaan hoor”, lacht Roelandts. “Na 29 jaar heb ik alles geproefd.”

Cruciaal seizoen

Ondanks de verhuizing heeft Debusschere sinds Nieuwjaar al meer nachten met zijn schoonbroer dan met zijn vriendin doorgebracht. Eerst een ploegstage in Mallorca, gevolgd door de Challenge Mallorca, en na een week thuis gingen de twee met ploegmaat Stig Broeckx op trainingskamp in Zuid-Portugal. Dat diende als aanloop naar de Ronde van de Algarve (die vorige week plaatsvond) en vooral naar de Omloop Het Nieuwsblad en Kuurne-Brussel-Kuurne. Een openingsweekend van een cruciaal seizoen voor Roelandts. Eindelijk wil hij de hoge verwachtingen helemaal inlossen die hij wekte sinds hij in zijn debuutseizoen (2008) Belgisch kampioen werd.

Heeft dat de lat voor jou niet te vroeg te hoog gelegd?

Jürgen: “Neen, die druk heeft me nooit parten gespeeld. Door een zwaarder programma – minder kleine koersen, meer WorldTourwedstrijden – won ik minder, maar daardoor kon ik jaar na jaar wel mijn niveau optrekken. Alleen zag je dat niet aan mijn resultaten. Onder meer omdat ik in 2011 in dienst moest rijden van de toen onklopbare Philippe Gilbert, maar vooral door valpartijen en zware blessures: in 2009 een rugwervelbreuk in Dwars door Vlaanderen, het hele voorseizoen van 2012 naar de knoppen na een gebroken halswervel en hersentrombose in de Tour Down Under, vorig jaar weer een zware val in de Ronde van Vlaanderen, daarna tandproblemen, chronische sinusitis… Weet je dat ik in zeven profseizoenen slechts driemaal Parijs-Roubaix gereden heb?”

Dat de buitenwereld zoiets vlug vergeet, ergert je dat?

Jürgen: “Sinds die trombose in 2012 trek ik me daar geen bal meer van aan. Mijn carrière was toen niet belangrijk, wél mijn gezondheid – ik wist niet eens of ik ooit nog een trap zou kunnen oplopen. Dat verandert een mens. Ik kan alles veel meer relativeren, zeker onterechte kritiek.”

Was je dan niet gefrustreerd toen vorig seizoen de pech zich bleef opstapelen?

Jürgen: “Dat wel, ja. Zeker in het najaar – toen niet duidelijk was wat er scheelde – twijfelde ik aan alles. Ik begon zelfs aan mijn schoenplaatjes te sleutelen. Gelukkig hebben ze toen die sinusitis ontdekt. Een opluchting, al heeft dat me wel mijn hele najaar gekost. Na een rustperiode ben ik zelfs pas half november kunnen herbeginnen.”

Je hebt toen je contract bij Lotto-Soudal verlengd tot 2017. Aan verminderde voorwaarden, maar wel met de toezegging dat je niet meer ingeschakeld wordt in de sprinterstrein van André Greipel.

Jürgen: “Correctie: geen verminderde, maar ándere voorwaarden. Het hangt nu (via premies, nvdr) meer van mezelf af. Op een bepaald moment moet je voor zekerheid kiezen. Drie jaar bijtekenen is lang hoor. Geven en nemen dus, want dat aangepaste programma – volledig op mezelf gericht – was een nadrukkelijk verzoek, ja. Door de laatste jaren telkens de Tour Down Under te rijden, als wagonnetje in de trein van André, verspilde ik te vroeg op het seizoen te veel energie. Fysiek – mede door de verre reis – én mentaal, want zo’n massasprint voorbereiden is enorm stresserend. Die procentjes hoop ik te winnen wanneer het er straks écht om gaat: in de Ronde en Parijs-Roubaix. Nu al voel ik welk verschil dat maakt in het hoofd, alleen op mezelf te kunnen focussen.”

Vanwaar die klik en dat uitdrukkelijk verzoek? Was je geaffronteerd door jouw nominatie voor de Kristallen Zweetdruppel (de trofee van Het Laatste Nieuws voor beste Belgische helper, nvdr)?

Jürgen: “Enerzijds begreep ik dat wel – gezien mijn werk voor André -, anderzijds hoefde ik die trofee écht niet te winnen. Liever de Kristallen Fíéts… Als een affront heb ik het wel niet ervaren. Zoiets motiveert me niet. Ik haal mijn motivatie alleen uit mezelf.”

Meer zegekansen als sprinter

Jens, jij gaf al aan dat je twee, drie jaar op de sprint wil richten, meer dan op het klassieke werk.

Jens: “Die tricolore trui betekent niet dat ik de beste Belgische renner ben, hé. Ik moet realist zijn. Cancellara, Sagan, Vanmarcke, Jürgen…: dat is nog buiten categorie. Als sprinter krijg je bovendien meer kansen om te winnen, terwijl die in het voorjaar dun gezaaid zijn. Wat niet wil zeggen dat ik niet ambitieus ben. Als er in Kuurne, Dwars door Vlaanderen of Gent-Wevelgem met een groep gesprint wordt, kan ik een mooi resultaat behalen. In de andere wedstrijden offer ik me op voor Jürgen. Zo word ik ook beter, en dat kan een opstap zijn om over drie, vier jaar misschien wel mee te strijden in de finale van de klassiekers.”

Jürgen: “Kijk naar Tom Steels, die won Gent-Wevelgem en werd zelfs eens derde in Parijs-Roubaix.”

Wat is jouw ambitie als sprinter?

Jens: “Me dit seizoen meten met de mannen van de tweede lijn, want het niveau van Cavendish, Kittel of Greipel ligt nog te hoog. Ik denk zelfs niet dat ik ooit hun piekwaardes zal halen. André trapt op training spelenderwijs 1900 watt, mijn record bedraagt 1700… Ik heb ook niet die ultieme versnelling, moet het veeleer hebben van een lange, lastige sprint: 300 meter gemiddeld 1300 watt duwen. De progressiemarge is wel nog groot want ik ben pas na het BK van vorig jaar daar echt op gaan werken, met krachttraining in de fitness en op de fiets. Hopelijk resulteert dat in ritzeges in kleinere rondes. En misschien in een Tourselectie, in dienst van Greipel. Maar eerst Jürgen aan een klassieke overwinning helpen.”

Jürgen, wat voedt jouw overtuiging dat jij die kunt behalen?

Jürgen: “Ik spiegel mij aan Nick Nuyens en Johan Vansummeren die in 2011 de Ronde en Roubaix wonnen. Als alles meezit, kan ik dat ook.”

Zij wonnen vooral door een gelukkige samenloop van omstandigheden, niet omdat ze de beste renner waren. Kan jij dat wel?

Jürgen: “Ik trek me op aan mijn vijfde plaats op het WK van 2011 in Kopenhagen (in een groepsprint na winnaar Mark Cavendish, nvdr), maar vooral aan die derde stek in de Ronde van 2013, toen ik tot de Paterberg meeging met Cancellara en Sagan. Fabian was toen wel buitenaards, maar daar heb ik bewezen dat ik de motor heb om tot heel diep in de finale mee te gaan. In andere koersen ook trouwens, zoals die rit in Tirreno-Adriatico van datzelfde jaar, over een muur van 27 procent. Achtste in het gezelschap van Contador, Froome, Mollema, Evans…”

Jens: “Nog indrukwekkender vond ik Jürgens etappezege in de Ronde van de Middellandse Zee, een maand ervoor. Ook een halve bergrit: een lange klim op twintig kilometer van de finish en aan het slot nog eens drie kilometer bergop. Als je als relatief zware coureur al die pocketklimmers kunt afhouden, dan heb je een héél grote motor.”

“Wat trouwens vaak onderbelicht wordt: Jürgen is heel stuurvaardig, zit altijd op het juiste moment vooraan, waardoor hij veel krachten spaart. A là Nick Nuyens ook heel koersslim. Het mooiste voorbeeld was die Omloop Het Nieuwsblad van 2013 toen een groepje met VanAvermaet, Chavanel, Paolini, Vandenbergh en co wegreed. ‘Te ver’, dachten velen in het peloton, maar Jürgen voelde (terecht) aan dat dat de beslissende ontsnapping was en knalde er in één ruk naartoe. Een staaltje van fysieke power én koersdoorzicht. Dus als je vraagt of hij de Ronde of Roubaix kan winnen, zeg ik: absoluut! Het moet alleen eindelijk eens een beetje meezitten.”

Probeer jij hem dat geloof in te pompen?

Jürgen: “Dat hoeft niet.”

Jens: “Neen, Jürgen heeft zelfvertrouwen genoeg, weet perfect waarmee hij bezig is. Er zijn coureurs die véél meer twijfelen dan hij. Onder wie ikzelf, ja. En dan moet Jürgen mij soms opmonteren. Zoals vorig jaar, toen ik me na onze hoogtestage in aanloop naar het BK niet goed voelde en hij, maar ook mijn coach Paul Van Den Bosch, me geruststelde: ‘Je hebt keihard gewerkt, wees geduldig, de vorm zal wel komen.’ En dat bleek het geval – een van de belangrijkste lessen die ik als prof geleerd heb.”

Je had voor dat BK wel lef genoeg om een beschermde rol op te eisen.

Jens: “Dan moet je wel zeker zijn dat je écht goed bent. Zo niet, dan moet je dat geen tweede keer vragen.”

De eerste maal dat je dat gedaan hebt?

Jens: “Neen, de primeur was voor het Kampioenschap van Vlaanderen in Koolskamp (september 2013, nvdr). Kenny Dehaes werd aangeduid als kopman, maar ik wist dat er weinig coureurs zo diep in het najaar zo veel hadden getraind als ik. Dus zei ik in de bus: ‘Ik zou liever zélf sprinten.’ Kenny en de ploegleiders gingen akkoord. En wie won eindelijk, na bijna drie jaar, zijn eerste profkoers? Een keerpunt in mijn carrière, want de weken erna behaalde ik door die extra scheut vertrouwen nog drie zeges. Als ik in Koolskamp mijn hand niet had opgestoken, was dat misschien nooit gelukt en had ik misschien nooit die Belgische titel veroverd.”

Zal er nu voor jou een sprinttrein gevormd worden?

Jens: “Het maakt het makkelijker, maar voorlopig heb ik dat niet nodig. Liever zit ik wat meer in de luwte, om dan in de slotkilometer met zijn tweeën naar voren te snellen, zoals met Jürgen op het BK. (zie kader, nvdr) Zelfs met die Belgische trui zal ik me eerst moeten bewijzen vooraleer ik een hele ploeg kan opeisen. Jürgen heeft intussen wel die status verworven.”

Dat verhoogt nu wel de druk, Jürgen.

Jürgen: “Ik was ook al kopman in 2013 en werd derde in de Ronde. Zelfs in het superjaar van Gilbert (2011, nvdr) eindigde ik in de E3 Prijs, toen Philippe niet meereed, als tweede na Cancellara. Met dat leiderschap heb ik dus geen moeite. Het is zelfs een extra stimulans als zeven ploegmaats voor mij de ziel uit hun lijf rijden. Dan ga ik nog dieper, bijt ik nog meer van me af.”

Onlangs schreef Karl Vannieuwkerke nochtans in een column: “Roelandts is misschien te mooi als mens om uit te groeien tot de onverbiddelijke kampioen die fysiek in hem schuilt.” Klopt dat?

Jürgen: “Niet helemaal. Ik brul inderdaad misschien niet zoals Cavendish, verwoord de zaken iets rustiger als ik boos of gefrustreerd ben. Maar in de koers laat ik mij niet doen. Integendeel: dan duw ik terug en maak ik van mijn voeten. Op de cruciale momenten kan ik zeker hard genoeg zijn. Dan drijft mijn killerinstinct wél boven.”

De laatste keer dat die killer het kon afmaken, was die rit in de Ronde van de Middellandse Zee in februari 2013, intussen twee jaar geleden. Zit je daarmee?

Jürgen: “Totaal niet. Ik hoef niet per se zo vlug mogelijk een koersje te winnen. Zolang de eerstvolgende maar een grote is. Kwáliteit telt.”

Jens heeft na die winst in Koolskamp intussen wel al evenveel UCI-zeges – zeven – als jij.

Jens: “Serieus?”

Jürgen: “Dat wist ik ook niet. Misschien moet ik dan toch dringend eens scoren, hé.” (lacht) ?

DOOR JONAS CRETEUR – FOTO’S KOEN BAUTERS

“Die nominatie voor de Kristallen Zweetdruppel vond ik geen affront. Zoiets motiveert me niet. Ik haal mijn motivatie alleen uit mezelf.” Jürgen Roelandts

“André Greipel trapt op training spelenderwijs 1900 watt, mijn record bedraagt 1700…” Jens Debusschere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content