Over acht maanden vinden in Athene de Olympische Spelen plaats. Voorlopig bepalen verkeerschaos, basketbal, voetbal en nog eens voetbal nog het stadsbeeld. Een rondgang.

Op de splinternieuwe luchthaven Elifterios Venezelios, in maart 2001 met het oog op de Olympische Spelen geopend in het twintig kilometer ten oosten van de hoofdstad gelegen Spata, is de veiligheidscontrole alvast messcherp, maar de sfeer nog gemoedelijk. De twee shops waar merchandising van de Spelen wordt aangeboden, verheugen zich in de eerste nieuwsgierigen. De oude, voorbijgestreefde luchthaven Ellenikon, aan de kust even ten zuidwesten van Athene, is al afgebroken en wordt omgevormd tot een olympische site : in Helliniko wordt straks gebasketbald, gehandbald, gehockeyd en geschermd.

Vanaf de luchthaven is men volop bezig met de constructie van de treinsporen die straks het stadscentrum en het olympisch hoofdkwartier ten noorden van de stad met elkaar moeten verbinden. Ook via de weg mag de rit van luchthaven naar Olympisch Stadion dan nog precies 35 minuten in beslag nemen. Voorlopig rijdt er nog een lijnbus naar het dichtstbijzijnde metrostation, op een half uurtje van de luchthaven. Die nieuwe metro, met sinds 2003 drie lijnen, is snel en superefficiënt : een revolutie voor de chaotische verkeerssituatie in de Griekse hoofdstad.

Met het oog op de Spelen worden er overigens nóg enkele metrostations bijgebouwd. Op de oude lijn die havenstad Piraeus verbindt met het hoger gelegen, chique Kifissia in het noorden, worden alle stations grondig verbouwd. Dat zorgt voor bijkomende vertragingen, omdat de stations tijdens de verbouwingen aan één kant gesloten blijven. Sportjournalist Stephanos Broussalis van de krant Eleftheros mist hierdoor onze afspraak. Drie dagen geleden was het metrostation naast zijn deur nog open, maar vandaag niet. Pech. Eigenlijk ziet hij maar één oplossing om te voorkomen dat een totaal verkeersinfarct de Spelen in de war stuurt : de vijf miljoen inwoners uit de mega-agglomeratie voor de duur van de Spelen de stad uit sturen.

Athene wilde de Olympische Spelen eigenlijk al organiseren in 1996, precies honderd jaar nadat de eerste moderne Spelen er plaatsvonden. Atlanta echter, gesteund door de Amerikaanse multinationals, haalde het toen. Dat de keuze nu toch op de Griekse hoofdstad viel, danken de Grieken alvast niet aan welke vordering dan ook in de infrastructuurwerkzaamheden.

Insiders wijzen erop dat er niets meer gebeurde sinds de vorige kandidatuur. Pas na de toekenning schoot Athene weer in gang, en dan nog relatief laat. Zijn hele infrastructuur moet het bijna vanuit het niets uit de grond stampen. Van de olympische accommodatie uit 1896 blijft weinig bruikbaars over. Het oude Panatinalkostadion in het centrum van de stad heeft geen grasmat op het middenplein en zal daarom alleen gebruikt worden voor het boogschieten en de aankomst van de marathon.

Het epicentrum van de Spelen wordt het Olympisch Stadion. Dat werd in 1983 opgetrokken ter gelegenheid van de Mediterrane Spelen. Nadien werd het, tot twee jaar geleden, bespeeld door de voetbalclubs Olympiakos en Panathinaikos. Het ligt in de noordelijke wijk Maroussi, op de oude metrolijn van Piraeus naar Kifissia. Momenteel wordt er op het Olympisch Stadion, dat naast het tenniscomplex, de wielerpiste en het olympisch zwembad ligt, door de Spaanse architect Santiago Calatrava een dak gelegd : een primeur in de olympische geschiedenis. Nu is het nog een bouwwerf, maar volgens alle betrokkenen zullen de werkzaamheden “net op tijd” klaar zijn wanneer op 13 augustus 2004 de Spelen aanvangen.

Net als Barcelona, dat de Spelen organiseerde in 1992, maakt Athene van de gelegenheid gebruik om de hele stad op te knappen en een aantal oude kwalen grondig aan te pakken. Na de Spelen moet er een leefbare, aangename moderne stad achterblijven, met een vlotte verkeerscirculatie en efficiënt openbaar vervoer. De kleine maar mooie nieuwe appartementen in het olympisch dorp, ten noorden van het Olympisch Stadion, worden na de Spelen woningen voor 10.500 gezinnen. De ruwbouw staat al overeind, maar verder is de stad nog één grote bouwwerf : geen straat of plein zonder kraan en het indringende geluid van drilboren. Zelfs de Akropolis blijft er niet van gespaard.

Vanaf die heuvel, het historische hart van de stad, heeft men door de smog uitzicht op de dichtbebouwde agglomeratie, tot aan de haven van Piraeus, die naadloos in Athene overgaat. Griekenland telt tien miljoen inwoners, wat dus betekent dat bijna één Griek op twee in de hoofdstedelijke agglomeratie woont. De tweede stad, Thessaloniki, herbergt 1,5 miljoen inwoners.

Toen Athene in 1834 de hoofdstad werd van het onafhankelijke Griekenland, was het een vervallen dorp met wat ruïnes en de Turkse wijk Plaka, nu een toeristenkwartier aan de voet van de Akropolis. In 1923 werd beslist tot een uitwisseling met het nieuwe Turkije, waardoor meer dan één miljoen Grieken gedwongen terugkeerden van de Turkse westkust. Op een paar weken tijd verdubbelde de bevolking van Athene.

Nog altijd dragen drie vooraanstaande Griekse omnisportclubs trots hun Turkse roots. Het rood-blauwe Panionios, bijvoorbeeld, ooit nog gecoacht door Urbain Braems, verhuisde in 1923 naar Athene, waar het werd heropgericht door vluchtelingen uit het vandaag Turkse Izmir. Hun stadion heet, net als de nieuw opgerichte wijk ten zuiden van het centrum, Nea Smyrnia (Nieuw Izmir). Tegenwoordig is het één van de tien (!) eersteklassers uit de agglomeratie Athene-Piraeus. De voorzitter is een bekende Griekse zanger : Padazis. Hij is, zo wordt gezegd, een stroman voor Achilleas Beos, de ongekroonde koning van de nachtclubs die wegens fiscale problemen met de overheid geen officiële functie meer mag bekleden.

De twee andere voormalige Turkse clubs, PAOK Saloniki en AEK Athene, vonden hun roots dan weer in het huidige Istanbul, de vroegere Griekse stad Konstantinopel of Byzantium, die in de vijftiende eeuw na de verovering door de Turken tot het Ottomaanse rijk ging behoren. In zijn brochure omschrijft AEK zich trots als de Athletic Union of Konstantinopel, met als doel “atleten uit Konstantinopel samen te brengen om het werk van de vroegere sportclubs uit die stad verder te zetten”. Tegenwoordig bevindt het zich in de schaduw van Panathinaikos en Olympiakos. In tegenstelling tot deze grotere clubs hangt het niet af van een rijke eigenaar of familie, maar heeft het een onduidelijke structuur waarin de voorzitters elkaar in snel tempo opvolgen. Sinds 1998 is de meerderheid van de aandelen in handen van Engelse aandeelhouders, verenigd op de Londense beurs.

Het valt niet mee in het uitgestrekte Athene om een voetbalclub te lokaliseren. Atheense clubs verhuizen om de haverklap. Zo voetbalde AEK tot vorig jaar op een boogscheut van het nieuwe olympische coördinatiecentrum. Maar als we uitstappen in het metrostation Nea Ionia schudden de treinwachters het hoofd : we moeten terug naar het stadscentrum. Het stadion van AEK werd immers eind vorig seizoen met de grond gelijk gemaakt. De bedoeling was dat het vervangen zou worden door een nieuw complex op dezelfde plek, omgeven door een commercieel centrum. Maar prompt trokken 130 lokale handelaars met een klacht wegens oneerlijke concurrentie naar de stad. AEK mag nu een nieuw stadion bouwen op overheidsgrond rond het vroegere stadion, maar dan zonder de commerciële dimensie. Dat interesseert de projectontwikkelaars niet.

Het gevolg is dat AEK zich als een dakloze door het kampioenschap werkt. Het speelde zijn eerste wedstrijden in het stadion van het uiterst bescheiden Akratitos, vond daarna even onderdak in Nea Smirnia, thuishaven van Panionios, en belandde vorige maand in de oude thuishaven van aartsvijand Panathinaikos : het in fel groen geschilderde stadion Apostolos Nikolaidis.

’s Anderendaags voltrekt het Champions-Leagueduel AEK – Monaco zich zonder inzet voor een paar duizend toeschouwers in een troosteloos decor. AEK was al uitgeschakeld. De tussentijdse mededelingen van de stand in Juventus tegen het gehate Olympiakos (7-0) doen de fans telkens juichen, maar voor de uitstraling van het Griekse voetbal is de vernedering van de competitieleider géén goede zaak. Olympiakos haalde nog nooit Europese kwartfinales, maar in eigen land domineert het al jaren de competitie (zeven landstitels op rij), precies zoals de grote baas Sokratis Kokalis volgens de Grieken het hele land bestuurt.

Kokalis is de eigenaar van een grote telefoonmaatschappij, een paar tv-zenders en bedrijven in Oost-Europa en Zuid-Amerika. In 1993 kocht hij de populaire volksclub uit Piraeus. Kokalis controleert het hele land, steunt de Griekse eerste minister (van socialistische signatuur) en introduceerde een paar jaar geleden ook de Griekse Loto Sportif. Sinds 1987 had Olympiakos geen titel meer gewonnen : het kraakte onder de financiële problemen en stevende af op een faillissement. Kokalis’ twee voorgangers belandden in de gevangenis. Vier jaar na zijn overname vierde Olympiakos zijn eerste landstitel in tien jaar. Vervolgens werd het nog zes keer na elkaar kampioen.

Ook Olympiakos veranderde al van thuishaven. Oorspronkelijk afkomstig uit de havenstad Piraeus speelt het sinds twee jaar zijn wedstrijden in Rizoupoli, het stadion van huidig tweedeklasser Apollon, de oudste Atheense club. Daarvóór deelde het sinds 1983 met Panathinaikos het Olympisch Stadion. Na de Spelen zal Olympiakos niet terugkeren naar het stadion, maar verhuizen naar het Karaiskakistadion, in het zuidwesten van de stad : daar werkte het tot 1983 al zijn thuismatchen af. Ook dat stadion wordt momenteel gerenoveerd voor de kwalificatiewedstrijden in het olympisch voetbaltoernooi die er zullen plaatsvinden. Aan de overkant van de straat bevindt zich een andere belangrijke olympische locatie : het Peace and Friendship Stadion, waar zal worden gebasketbald.

Door de terugkeer van Olympiakos naar Karaiskaki dreigt het vernieuwde Olympisch Stadion straks zonder vaste bespeler te vallen. Want ook Panathinaikos wil een nieuw stadion. Van overheidswege is men echter niet geneigd daar een bijkomend budget voor vrij te maken : zonder vaste bespeler wordt het onderhoud van het Olympisch Stadion immers een dure grap. Daarom worden er nu pogingen ondernomen om het thuisloze AEK ernaartoe te lokken, waarvan de vroegere thuisbasis in Nea Filadelfia zich op amper enkele kilometer bevindt.

Panathinaikos voelt zich in dit dossier politiek misbruikt. Iedereen weet dat de socialisten die nu aan de macht zijn, het voor het volksere Olympiakos hebben. Het van oudsher aristocratische Panathinaikos sluit meer aan bij de Nieuwe Democraten.

Behalve de grote drie en traditieclub Panionios spelen er nóg zes Atheense clubs in de eerste klasse. Zij profiteerden van de crisis in het Griekse voetbal, veroorzaakt door het failliet van een grote betaalzender vorig jaar. Het faillissement verplichtte veel clubs de tering naar de nering te zetten. Daardoor kunnen andere, kleine clubs met weinig middelen kortstondig meedingen naar een plaats in de top. Zoals Egaleo, de huidige revelatie in de competitie.

Andere clubs komen helemaal uit de onderste regionen van het Griekse amateurvoetbal in één ruk naar boven. Tot voor een paar jaar had niemand ooit van Halkidonia gehoord, dit jaar voor het eerst in zijn bestaan in eerste klasse dankzij het geld van de steenrijke oliebaron Jorgos Spanos. Drie jaar geleden debuteerde het bescheiden Akratitos, uit de westelijke stadswijk Ano Liosia, op een gelijkaardige manier in de eerste klasse.

Samen met de de andere kleine eersteklassers Ionikos, Kallithea en Proodeftiki verdringen deze clubs zich in het relatief arme zuidwesten van Athene, tussen de kust en het welvarende centrum. Met vijf clubs op een zakdoek kan er onmogelijk sprake zijn van volle stadions. Zelden trekken deze ploegen meer dan duizend toeschouwers, vaak zijn het er niet meer dan vijfhonderd. Ter vergelijking : de grote drie halen een gemiddelde van 15.000 bezoekers. De kleine clubs overleven (behalve Halkidonia) dankzij de tv-gelden en wat steun van de lokale overheid. Vorige maand besliste de overheid om via de welvarende sportpronostiek OPAP, voor de helft eigendom van de overheid, het voetbal bijkomende financiële ademruimte te geven. Voortaan wordt op die manier 4,8 miljard euro per jaar in de competitie gestopt.

Voor de financiering van de Olympische Spelen maakt de stad Athene zich geen zorgen. De Griekse overheid zorgt voor amper 12 procent van het totaalbudget van 1,962 miljard euro. Tegenstanders zijn er nauwelijks : iedereen is blij dat de Spelen weer thuiskomen. Uit liefst 130.000 kandidaten kan het Olympisch Comité 60.000 vrijwilligers selecteren die zich tijdens de Spelen (en de paralympics in september) voor de goede gang van zaken mee zullen inzetten. Symbolisch is de daad van de voetballers van de nationale ploeg, die zich vorige maand ook opgaven als vrijwilliger. Tenminste : als ze na het voorafgaande EK in Portugal nog voldoende energie over hebben voor nóg een zaak van nationaal belang.

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content