Klein en frêle, maar met een reuzenpas. Grootse tijden vaak, soms ook enorme ontgoochelingen. Broos en breekbaar : vijf operaties al achter de rug. Maar altijd teruggekomen. Marleen Renders, bijna 34, net geen meter 65, nauwelijks 47 kilo. De taaiheid van de marathonloopster.

Wereldrecordhouder. Wie mag zich zo noemen ? Weinigen in de hele wereld, en in België zijn ze nóg zeldzamer. Marleen Renders is het ooit geweest. In 1987, niet eens 19 jaar oud, was ze de allersnelste junior op de 10.000 meter : 32.12.51. Dat kleine, pezige lijfje, die dunne, taaie beentjes met die veel te grote paslengte : esthetisch was het toen al niet.

Maar records zijn er om gebroken te worden, het leven ging verder. En hoe verder, hoe beter voor Marleen Renders. Op de 5000 meter is haar 15.19.20 de tweede Belgische tijd ooit, zowat drie seconden trager dan Lieve Slegers. Maar op 10 kilometer is Renders al Belgisch recordhoudster (31.03.60, in 2000), dit jaar liep ze in Den Haag een nieuw BR op de halve marathon, en op de hele marathon komt niemand meer in haar buurt. Vijf minuten bedraagt het verschil met de tweede Belgische. Renders toptijd op de 42 kilometer is momenteel 2 uur 23 minuten en 5 seconden, dit jaar gelopen in Parijs, een wedstrijd die nochtans niet bekend staat om zijn lichtlopend en snel parcours. Op dat moment was ze daarmee goed voor de 12de plaats op de eeuwige wereldranglijst.

Maar – een beetje typisch Renders – een hoogtepunt worden steevast gevolgd door een afknapper. Op het EK in München moest ze opgeven : blokkage in de rug. Sindsdien is het stil rond Marleen Renders. Ze zou nog een aantal wedstrijden van de Crosscup lopen, maar ook daarvoor zegde ze af : last van de adductoren dit keer. Hoe zou het zijn met Marleentje ?

En ?

Marleen Renders : Een lichte vorm van hernia, dachten de dokters. Ze zagen het niet zo somber in : ik zou zeker niet geopereerd moeten worden. Mijn rug is altijd al zwak geweest, dus veronderstelden ze dat het met speciale, spierversterkende oefeningen wel in orde komen. En met mijn man heb ik mijn kiné hier in huis, hé ( lacht). Maar uiteindelijk blijkt het in mijn heup te zitten en heb ik vorige week toch een kleine artroscopie ondergaan. Het was aanvankelijk de bedoeling dat ik tot nieuwjaar een aantal crossen zou lopen en van dan af weer zou overschakelen naar de stratenlopen om me zo klaar te stomen voor de marathons. Maar ik durf geen risico’s te nemen, dus laat ik het maar zo.

Wat vind jij van de tijd van Paula Radcliffe in de marathon van Chicago : 2 uur 17 minuten 18 seconden? Yvan Sonck noemde het hier enkele weken geleden ‘dé atletiekprestatie van het jaar’.

Ongelooflijk, hé ! Als je bekijkt dat de Keniaanse die tweede werd ook enorm snel was – nauwelijks 45 seconden achter Radcliffe – en toch heeft die de hele tijd in verloren positie gelopen… Vergelijk eens : toen ik enkele jaren geleden in Rotterdam 2 uur 25 liep, stond ik met die prestatie vierde op de wereldranglijst. Nu loop ik 2.23 – bijna 2.23 rond – en ik sta niet eens meer in de toptien. Ongelooflijk hoe de tijden versneld zijn ! Dé atletiekprestatie van het jaar ? Ik denk het wel : die tijd is on-ge-loof-lijk snel. Als iemand anders die prestatie geleverd zou hebben, zou ze al lang het verwijt gekregen hebben dat het ‘niet normaal’ was.

Radcliffe werd vorige week ook uitgeroepen tot atlete van het jaar. En volgens de zogenaamde ‘Hongaarse tabel’ – een tabel waarmee men atletiekprestaties uit verschillende disciplines probeert te vergelijken – overtreft ze nog de 10.49 op 100 meter van Florence Griffith, of de 29.31.78 van de Chinese Junxia Wang op 10.000 meter. Allebei redelijk verdachte prestaties. Toch zei Yvan Sonck in hetzelfde interview : ‘Radcliffe is zowat de enige voor wie ik mijn hand in het vuur zou durven steken dat ze géén doping gebruikt’. Akkoord ?

( Aarzelend) Ik durf voor niémand de hand in het vuur steken… Diegene van wie je het het minst verwacht, blijkt achteraf soms toch gebruikt te hebben. ( Twijfelt) Je mag van niémand meer zeker zijn. Van Mohamammed Mourhit had ik het ook niet verwacht. Je kijkt verbaasd ? Neen, van Mourhit had ik het écht niet verwacht. Zijn lange afwezigheden, zijn vele stages maakten hem verdacht, zeg je ? Kijk, als je op lange afstand zit, bén je vaak op stage. Je kan namelijk niet elke week een wedstrijd lopen. Je moét veel op stage om goed te kunnen trainen. Ik vind niet dat je een verband mag leggen tussen die afwezigheid en dopinggebruik. Twijfels krijg ik alleen maar bij mensen die ongeloofwaardige prestaties afleveren, waarbij je begint te denken : kan dit wel ? Atleten als ik verbeteren hun prestaties stukske per stukske. Half minuutje hier, wat seconden daar… Maar er zijn er die plots zes, zeven minuten van hun besttijd afknijpen. Dan zeg ik : kan dat ? Pas op : ik wil absoluut niet beweren dat Radcliffe iets gebruikt heeft. Wat ik wil zeggen is : je weet het nooit.

Kan je voor een buitenstaander eens proberen uit te leggen hoe snel 2 uur 17 minuten wel is ?

Ik zou zeggen : rij eens met de fiets 42 kilometer op 2 uur 17, dan zal je ’t wel begrijpen. Zeker op een zwaarder parcours, zoals in Parijs : dan moet je al doorduwen. En als vrouw met de fiets zal je zelfs serieus moeten doorduwen. Wij doen dat dus zonder dat we de pedalen eens kunnen stilhouden…( lacht).

Wat is er eigenlijk plezierig aan marathons lopen ?

( Denkt lang na) Het plezierige is als je kan winnen… Over de streep komen, de voldoening achteraf. Want tijdens de marathon zelf is het gewoon afzien. Daar is niet veel plezier aan ( lacht). Je ziet bijvoorbeeld heel weinig, je concentreert je volledig op tussentijden én op de concurrentie. Voor de rest is het gewoon een gevecht tegen jezelf. Mijn trucje om het allemaal door te komen ? Ik denk aan mijn trainingen, waar ik ook al veel afgezien heb… In mezelf zeg ik : Marleen, je hebt al zoveel tempolopen gedaan, je loopt al zo lang, zo ver… Daar probeer je je wat aan op te trekken. Of ik geef mijn vaste begeleiders richtlijnen. Niet dat ik altijd achter hen loop… Integendeel : ik loop zelfs vaak náást hen. Maar gewoon al dat gevoel dat je er niet alléén voorstaat… En soms roepen ze wel eens : kijk, daar staat iemand. Want ik heb dat vaak niet in het oog : je let op de weg, op de oneffenheden die er eventueel zijn. Ik herinner me nog dat ik in mijn tweede marathon tegen een paaltje gelopen ben… Als je zoiets meemaakt, ben je achteraf wel dubbel geconcentreerd.

Twee jaar geleden liep ik voor het eerst de marathon van Parijs, het parcours komt voorbij de Eiffeltoren. Welnu : ik had hem niet gezién ! Dit jaar heb ik extra goed opgelet ( lacht). Zo heb ik toch gemerkt dat we door de tunnel gelopen zijn, waar prinses Diana verongelukt is. Ik kreeg er kippenvel van. Peter, mijn man, zei achteraf ook : vanaf die plaats ben je sneller beginnen lopen.

Maakt je rijke ervaring het makkelijker om door te bijten ?

Weet je, toen ik na mijn zwangerschap opnieuw begon te lopen, dacht ik tijdens de wedstrijd vaak terug aan die mooie momenten : de bevalling, ons Kimberly zelf… Maar nu ze ouder wordt – negen ondertussen – is het anders : ik concentreer mij tijdens de wedstrijd op mijn trainingen. Bepaalde trainingen heb ik echt nodig voor een wedstrijd, om in mezelf te geloven. Veertien dagen, drie weken voor een marathon loop ik trouwens liefst een halve marathon : om eens te testen hoe het gaat. Dat geeft zelfvertrouwen.

Typisch voor jou misschien : te weinig zelfvertrouwen ?

Mmm, misschien wel, ja. Ik zal mezelf nooit ophemelen : tijdens een marathon kan er immers van alles gebeuren. Ik zal vooraf niet hoog van de toren blazen. Of ik door een gebrek aan zelfvertrouwen op grotere kampioenschappen minder presteer ? Neen. Dát heeft, denk ik, meer met tegenslag te maken. Al een paar keer heb ik net voor een grote afspraak een blessure opgelopen. Nu weer de rug. Je moet toch bedenken dat ik in Londen ook al goed gelopen heb, zonder mijn hazen. Op het Europees kampioenschap van ’98 eindigde ik toch ook als vijfde. Maar je moet natuurlijk het geluk hebben dat je niet geblesseerd raakt. En voor een kampioenschap wil je altijd iets bewijzen, dus train je op de limiet. Maar waar ligt juist die limiet ?

Hoe kijk je terug op dit seizoen : schitterend voorjaar, ontgoochelende zomer ?

In het begin van het seizoen zei iedereen : jouw jaar kan niet meer stuk. En zo leek het ook. Ik heb het eerste gedeelte van het jaar fantastisch gelopen. Winst én beste tijd ooit in Parijs, twee weken tevoren nog het Belgisch record op de halve marathon verbeterd. Maar een maand na de marathon van Parijs ben ik moeten blijven doortrainen om in Brussel op het WK halve marathon goed te presteren. Dat is nog gelukt ook : ik werd achtste, ook al liep ik bijna de hele wedstrijd met één oog, nadat ik in botsing was gekomen met een cameraman. Normaal gezien moet je na een marathon zeggen : ik loop een hele week helemaal niets, daarna hooguit wat joggen, en dan nog niet eens elke dag. En ik ben al na een paar dagen beginnen doortrainen, voor Brussel. Dat is té zwaar geweest.

Komt daar ook nog wat pech bij : tijdens de meeting in Heusden zat ik al opnieuw goed in vorm, maar het weer was er zo verschrikkelijk slecht. Eigenlijk was ik er beter niet gestart. ’s Anderdaags ga ik trainen en tijdens een tempoloop begon het plots te trekken in mijn linkerbeen. Opeens stond ik geparkeerd, ik kon geen meter meer vooruit. De specialisten die ik raadpleegde, spraken mekaar tegen : volgens sommigen mocht ik niet meer lopen, volgens de andere helft moest ik het toch maar proberen. Ik héb het geprobeerd. Dat had ik beter niet gedaan, achteraf gezien.

Kan je op de marathon nog sneller, denk je ?

Had ik de marathon die ik nu in Parijs gelopen heb, in Chicago of in Rotterdam gelopen, dan wás ik al sneller. Parijs is toch vrij zwaar : vier keer een tunnel in en uit, nergens vlak, constant op en af. Toch vind ik het een mooie marathon, maar ik heb ‘m dan ook al twee keer gewonnen. Berlijn is ook leuk : enorm veel volk, goeie sfeer, vrij veel Belgen die komen kijken, perfecte organisatie… Welke marathons ik nog graag eens zou lopen ? New York zeker. Boston ook, of Chicago, misschien ook wel eens Tokio. Maar die verre verplaatsingen, dat uurverschil houdt me tegen. Ik blijf het liefst dicht bij huis.

Ook weer typisch : honkvast, huismus. Je vaste entourage bestaat uit je twee hazen – altijd dezelfden – je schoonvader en je man. Nooit de nood gevoeld om eens andere lucht op te snuiven ?

Neen. Ik ben altijd maar beter geworden sinds ik met mijn man train. Waarom zou ik dan switchen ? Hij weet hoe hij me moet aanpakken, hoe ik het beste train. Hij weet hoe ik in elkaar zit. ’t Is nu ook niet dat we de hele dag tegen mekaar over atletiek zitten te zagen : hij heeft zijn kinépraktijk en tussendoor gaat hij mee trainen. Daar blijft het bij. En op de wedstrijden regelt mijn schoonvader alle praktische zaken. Ondertussen kan ik op mijn kamer rusten. Mijn man traint met mij en masseert me. Ieder heeft zijn eigen taak. We zijn ook maar met zijn drietjes.

Hoe combineer je die intense marathontrainingen met moeder- en huismoederschap ?

Tja, soms moét ik wel op stage, anders is het niet te doen. Ik ben iemand die niet altijd twee trainingen per dag nodig heeft : nu, in de winter, bijvoorbeeld is één keer per dag genoeg. Daarnaast nog wat stretching en spierversterkende oefeningen…neen, niet met gewichten, neen.(lachend) Mij nog niet goed bezien, zeker ? Dat volstaat. Maar in volle voorbereiding op een marathon moét je twee keer per dag trainen. Dat kan thuis niet. Ik kan in mijn huishouden niet stilzitten, da’s nadelig voor de trainingen. Je kan dan niet meer tot het uiterste gaan als het nodig is. Thuis slaap ik ook veel minder dan op stage. Mijn dochtertje is er ondertussen aan gewend geraakt. In de vakanties mag ze mee op stage; en tijdens het schooljaar vindt ze het ook wel eens fijn een tijdje bij bomma of moeke te gaan slapen.

Vijf operaties achter de rug, telkens teruggekomen, op kerstavond word je 34. Hoever reiken je ambities nog ?

Volgend jaar wil ik nog een goed seizoen maken. Verder kijk ik niet meer vooruit. Ik pak het stilaan jaar per jaar aan. Vierde olympische deelname in 2004 ? Da’s niet speciaal een doel. Och, het had zelfs al mijn vijfde kunnen zijn, had ik Barcelona niet gemist door een zware operatie. Maar ik doe het nog héél graag. Ik ga nog elke dag graag trainen. Normaal neem ik één rustdag per week, welnu, er zijn weken dat ik op die dag denk : laat ik toch maar gaan trainen, ook al is trainen afzien. Niet zozeer de duurlopen, want dan kan je nog een praatje maken, maar die tempolopen… Daar hangt mijn tong van op mijn tenen, ik zit al van de eerste minuut op mijn horloge te kijken. Maar als je dan achteraf thuiskomt en onder de douche gaat staan : dat doet ongelooflijk deugd. Daarom heb ik het niet moeilijk om me telkens weer op te laden. Weet je wat wél lastig is ? Na een operatie terugkomen, telkens weer van nul beginnen om aan de top te geraken : dát is moeilijk.

Eén keer, vlak na de operatie waardoor ik Barcelona moest missen, heb ik gedacht : ik stop ermee. Maar ik kan het toch niet laten. Mijn man weet dat ook, hij heeft toen gezegd : laat ons sámen terugknokken. En dan gaat het ook.

Worden al die inspanningen door de buitenwerld genoeg gewaardeerd ?

Erkenning ? Voor mij hoeft het allemaal niet, ik zoek de publiciteit niet op. Dat heeft niks met schuchterheid te maken, ik heb gewoon geen tijd om allerlei actes-de-présence te geven. Ik train zwaar, ik heb mijn huishouden, een kind, dan ben ik in mijn vrije tijd graag eens op mijn gemak thuis. Iemand met een normale job krijgt al die aandacht ook niet. En die doet ook zijn best, die moet er ook alle dagen voor gaan.

door Kris Croonen

‘Die tijd van Radcliffe is on-ge-loof-lijk snel. Dé atletiekprestatie van het jaar ? Ik denk het wel.’

‘In het begin van het seizoen zei iedereen : jouw jaar kan niet meer stuk. Zo leek het ook.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content