‘NIEMAND HAD ONS IN DE BARRAGES VERWACHT’

© BELGAIMAGE - CHRISTOPHE KETELS

Het kampioenschap in 1B is een trainerskerkhof geweest, maar één coach kende een daverend succes. Een Fransman die nog samengespeeld heeft met Pirlo en Lentini. Voordien was hij restauranthouder. Kennismaking met Arnauld Mercier, net voor de trip van Roeselare naar Eupen.

Voetbal is altijd een kwestie van het collectief. Ik heb de waarheid niet in pacht, maar alle neuzen moeten wel in dezelfde richting wijzen. Iedereen moet dezelfde weg inslaan. Als sommigen dat niet doen, is het mijn taak om hen tot de orde te roepen. Dan duw ik hen terug de goeie kant op, of ik hen daarvoor nu aan de oren, de haren of het nekvel moet trekken.’

Qua vlotte babbel hebben we een goede gesprekspartner aan Arnauld Mercier. Een korte introductie: Fransman, 44 jaar, een beloftevolle spelerscarrière die te snel geëindigd is, goed werk geleverd bij Boussu Dour en Seraing in onze tweede klasse en vervolgens de grote verrassing met Roeselare in 1B dit seizoen. Om die laatste prestatie goed te kunnen inschatten, moeten we terugkeren naar de chaos van vorige zomer. We spraken met Arnauld Mercier over de vreemde competitieformule en zijn eigen parcours, dat niet minder opmerkelijk is.

Samengevat: tien maanden geleden dwong KSV Roeselare zijn plaats in 1B af voor de groene tafel, profiterend van de financiële problemen bij White Star. Toen jij tekende, lag er één speler onder contract. Het begin was moeilijk, maar dan geraakte de trein op de rails. Knap, toch?

ARNAULD MERCIER: ‘Ja, en vermeld daar ook nog maar bij dat Roeselare een onbekende Franse coach naar Vlaanderen haalde! Dat is ook al speciaal, want er zijn trainers genoeg op de markt. Mijn resultaten met Boussu Dour en Seraing spraken voor zich. Het voetbal dat we met die ploegen brachten ook. In Dour waren er amper financiële middelen en in Seraing was het al niet veel beter. Roeselare won de helft van zijn wedstrijden en bleef in 78 procent van de matchen ongeslagen. En dat voor een club die in de eerste plaats het behoud wilde verzekeren. Ik mag dus tevreden zijn, ja.’

FOIE GRAS EN CHOCOLADE

Na vier wedstrijden en de afgang op Tubize (4-1), stonden jullie op de laatste plaats. Dacht je op dat moment niet: mission impossible?

MERCIER: ‘Als trainer noch als speler had ik ooit al drie goals geslikt op negen minuten, zoals op Tubize gebeurde. We stapten daar de bus op met een balans van twee draws en twee nederlagen. De match erop moesten we naar Lommel, dat op dat moment aan kop stond en veel vertrouwen had. Toen herinnerde ik mijn spelers aan iets wat in de zomer gebeurd was. Tijdens de voorbereiding hadden we Club Brugge geklopt met 3-1. De landskampioen, hé! Zij waren nog niet ingespeeld? Oké, maar wij ook niet, en we hadden een boel spelers die van heinde en verre kwamen! Wanneer je met 4-1 verliest op Tubize, dan stel je jezelf natuurlijk in vraag, maar je ziet ook dat het systeem in de andere matchen wel gewerkt heeft. Die oefenwedstrijd tegen Brugge was het startpunt van ons seizoen. Ja, het was vriendschappelijk, maar een zege mag je nooit banaliseren, net zomin als je dat met een nederlaag mag doen. Enfin, we winnen op het veld van Lommel en zetten een reeks neer van zestien wedstrijden zonder nederlaag, met dertien overwinningen. En we winnen de eerste competitieronde. Niemand die dat verwacht had.’

Beide rondes winnen en dus geen testwedstrijden tegen Antwerp nodig hebben, is die gedachte bij je opgekomen?

MERCIER: ‘Beide rondes winnen, dat stond niet in de sterren geschreven… Zelfs niet één! We hebben een mindere periode gekend in het tweede kampioenschap, dat vind ik jammer. Mijn spelers hadden niet door dat prof zijn betekent dat je alle dagen prof bent en dat je dingen wint! Eén speelronde winnen is niet voldoende om al kampioen te zijn. We hadden nog niks in handen, alleen de zekerheid dat we minstens de barragematchen voor de promotie mochten spelen. In januari had ik al begrepen dat het moeilijk zou worden. Enkele spelers waren iets te veel ontspannen tijdens de feestdagen. Je gaat naar de mama, die biedt je wat foie gras aan, wat chocolade, ze zegt: ‘Bravo, je bent de beste’… Toen we hervatten, kreeg ik spelers op training met overgewicht, anderen waren gewoon te laat. Begin januari spelen we op Antwerp en we verliezen. We hadden gasten tegenover ons die veel meer goesting hadden.

‘We hebben na de winterstop maar één keer verloren met meer dan één goal verschil, maar onze tegenstanders waren telkens scherper. We speelden niet meer met dezelfde intensiteit en dan worden we een middelmatige ploeg. Vedetten zijn er niet in Roeselare. Onze topschutter heeft bijvoorbeeld maar zes goals gemaakt, dat wil zeggen dat iedereen moet meedoen: naar voren trekken om te scoren en achteraan mee verdedigen. Als niet iedereen zich op die manier inzet, komen we meteen in de problemen.’

VEDETTEN VAN DE SERIE B

Je hebt geen typische carrière gehad. Je speelde in de Serie A, maar liet geen onvergetelijke indruk na.

MERCIER: ‘Italië, dat was een jongensdroom die in vervulling ging! Ook al omdat de roots van mijn grootvader aan de Middellandse Zee liggen. Waar hij precies vandaan komt, dat heeft nooit iemand geweten. Hij was geadopteerd en we vroegen ons altijd af of hij nu uit Italië of uit Noord-Afrika kwam… Italië interesseerde me ook omdat op het moment dat ik erheen ging, in 1998, Frankrijk net wereldkampioen geworden was en dat ook op mij afstraalde, al was ik geen international. Bovendien ben ik van 1972, zoals Zinédine Zidane en Lilian Thuram, die schitterden in het calcio. Kortom, ik had er veel zin in. Mijn Italiaanse verhaal is trouwens begonnen dankzij Roger Henrotay.’

Vertel!

MERCIER: ‘Een club uit de serie B, Fidelis Andria, had hem gevraagd om een goeie spits te zoeken. Hij wist er eentje zitten in Marseille. Hij gaat kijken naar Marseille tegen Boulogne-sur-Mer en die spits zit helemaal in de zak van een verdediger van Boulogne. Die verdediger gaat hij nog eens bekijken tegen Valenciennes, mijn ploeg. En zo ben ik hem opgevallen. Op die manier ben ik bij Fidelis Andria terechtgekomen. Ik eindigde dat seizoen met de titel van beste buitenlandse veldspeler in de Serie B. De beste buitenlander tout court was Gilbert Bodart. Daarop trok Reggina me aan, waar ik een contract voor drie jaar tekende. Ik zat in de Serie A, mijn droom! Ik zat in een kern met onder meer Andrea Pirlo, die toen nog maar twintig was, maar van wie we al zeiden dat die het heel ver zou schoppen. In die ploeg speelde ook Massimo Taibi, die teruggekeerd was van Manchester United. Ik mocht meedoen in de bekerwedstrijden voor de aanvang van de competitie. Op de eerste speeldag van de Serie A moesten we naar Juventus! Ik was er helemaal klaar voor, ik was in vorm. De dag voor de match vernemen we dat ik twee wedstrijden geschorst ben wegens een uitsluiting aan het einde van het vorige seizoen. Het was eigenlijk een andere speler die de rode kaart gekregen had, maar de scheidsrechter had zich vergist en de club had het niet nodig geacht om daartegen te protesteren…

‘Dat zou me zuur opbreken. Bruno Cirillo stond op het punt om naar derde klasse te verhuizen, het contract was al getekend. Maar door mijn schorsing besloot Reggina op het laatste moment om hem te houden. Het contract met de derdeklasser werd verscheurd. Cirillo kwam weer op het voorplan, speelde tegen Juve en nadien een grootse match tegen het Fiorentina van Gabriel Batistuta. Voor mij was dat een slechte zaak, voor Cirillo een gouden. Enkele maanden later zou Reggina hem voor 15 miljard lire (bijna 8 miljoen euro, nvdr) aan Inter verkopen, waar hij een centraal duo achterin ging vormen met Laurent Blanc. In januari werd ik uitgeleend aan Savoia, de tweede club van Napels. Een krankzinnige ervaring: de Napolitaanse derby met 50.000 uitzinnige fans op de tribunes. Nadien werd ik aan Cosenza uitgeleend, opnieuw een club uit de Serie B. Daar speelde ik samen met Gianluigi Lentini. Dat was ooit de grootste transfer uit het Italiaanse voetbal, Silvio Berlusconi was hem met de helikopter op de grasmat van Torino gaan oppikken om hem naar AC Milan te halen. Maar Cosenza was het begin van het einde. Ik kreeg een smerige schop op training, ter hoogte van de heupzenuw. Meteen na die tackle kon ik een paar ogenblikken zelfs niet meer gaan. Ik ben er nooit helemaal van hersteld.’

LUIERIK

Je speelde nadien toch nog opnieuw bij Valenciennes?

MERCIER: ‘Ja, maar die blessure brak mijn ontwikkeling af. Terug in Frankrijk heb ik mijn universitaire studies weer opgepikt en een diploma sportmanagement gehaald. Op het voetbalveld was het lastig, ik ben nooit honderd procent de oude geworden. Mijn knie bleef voor problemen zorgen. Het kwam erop neer dat ik twee dagen trainde en dan drie dagen moest rusten… In die periode ben ik ook aan mijn opleiding tot trainer begonnen. Ik had het geluk een coach te hebben die me daarbij goed kon helpen: Daniel Leclercq. Een speciale kerel. Soms kon het weleens botsen tussen ons, het was een moeilijke maar verrijkende relatie. Ik was zijn kapitein. Ik moest voor de training bij hem op rapport komen, zelf voor coach spelen tijdens de training en soms nadien nog eens terug op het appel verschijnen als alles niet naar wens verlopen was. Hij zocht voortdurend het conflict op, dat was zijn manier om spelers te managen. Het gebeurde dat hij in het midden van een training weer naar huis vertrok, dat moet wel een keer of vijftien voorgevallen zijn. Maar afgezien daarvan was hij enorm nuttig voor mijn leerproces als toekomstige trainer.’

Hoe kwam je in ons land terecht, bij Boussu Dour?

MERCIER: ‘Tussen het einde van mijn spelerscarrière en mijn verhuis naar België had ik een ander leven… Toen ik stopte, bood Valenciennes me een betrekking aan als verantwoordelijke van de sportschool. Maar dat was niet echt een aanbod, het was gewoon iets om te kunnen zeggen dat ze me niet lieten vallen. Keihard werken voor een habbekrats… Ik heb dan een restaurant geopend. Tegelijk een brasserie en een wat exclusieve club. Dat marcheerde heel goed en ik combineerde dat met mijn studies. Ik heb altijd iets van een leider, een manager, een ondernemer gehad. Ik neem graag risico’s. Dat was iets wat de bestuurders van Boussu Dour wel beviel, denk ik.’

Restauranthouder, is dat iets wat je zomaar wordt, van de ene dag op de andere?

MERCIER: ‘Ik ben daar wat mee opgegroeid, mijn vader was beheerder van enkele restaurants in de regio rond Rouen. Zelf diende ik op om wat bij te verdienen. Grappig, want mijn vader zei altijd dat ik een luierik was. Dat denk ik niet… Ik heb zes jaar mijn restaurant in Valenciennes gehad en dan heb ik het verkocht. Ik had op een bepaald moment vijftien mensen in dienst. Dat gaf een leuke situatie tijdens mijn eerste seizoen bij Boussu Dour. Ik had nog altijd dat restaurant en ik had een vennoot, Anthony Savigny. Die had nog met mij gespeeld bij Valenciennes en was bij Boussu Dour mijn kapitein. Juist: mijn aanvoerder was tegelijk mijn zakenpartner.’

DOOR PIERRE DANVOYE – FOTO’S BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS

‘Als sommigen een andere weg inslaan, dan is het mijn taak om hen tot de orde te roepen.’ – Arnauld Mercier

‘Op het moment dat ik naar Italië ging, was Frankrijk net wereldkampioen geworden en dat straalde ook op mij af.’ – ARNAULD MERCIER

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content