In het zwart van de nacht reed hij naar huis. Ivan De Witte stapte in de wagen, koos voor zijn levenslied, een aria van Puccini, en werd week. De geboorte van een feestdag, door de ogen van de president. 21 mei 2015. Kampioen.

*Nessun Dorma, Puccini

In mijn droom zag ik de spelers van de bus stappen. En daar stopte het. Merkwaardig. Er kwam geen wedstrijd.” AA Gentvoorzitter Ivan De Witte is een freudiaan. “Als je die droom met de werkelijkheid zou connecteren, kom je uit bij de vermijdingsdrang. Alsof ik de match zelf uit de weg ga en schrik voel.” Hij denkt wel vaker na over het schimmige labyrint waarin een mens ’s nachts dwaalt. Wat dat zegt over zijn leven. Bij complexe dromen vraagt Marleen, zijn vrouw, soms om uitleg. “Dan zoek ik naar duiding om de werkelijkheid beter te begrijpen. Proberen te begrijpen.”

De werkelijkheid bestaat die donderdagochtend uit een croissant, wat brood, boter, kaas en sterke koffie, om de geest te polijsten tegen een dag die geen einde zal hebben. De avond was lang gisteren, en de nacht kort. “Getafeld met een bevriende psycholoog en een goed glas gedronken. Door het over psychologie te hebben kon ik de wedstrijd vergeten. En ik ben een Bourgondiër, dat ook.” Op zijn nachttafel ligt een vuistdik boek. Vakliteratuur, over organisatiepsychologie. Nog even gelezen. Halftwee werd het, en aan tafel in de ruime eetzaal van Hudson, de HR-gigant waaraan De Witte in 2001 zijn headhuntersbureau De Witte-Morel verkocht, zit de voorzitter opvallend uitgerust, fris als een glas bronwater. “Die tandpasta op mijn linkerwang, kun je die wissen op de foto’s?”

Hij is nog altijd director bij Hudson. Dat hij vandaag, op een dag zwanger van verwachting, een schaduw toelaat, siert de man. De afspraak lag al even vast: “Jullie zijn blijkbaar vooruitziend. Maar goed, al is dit een bijzondere dag: ik kom mijn woord na.”

Ivan De Witte woont vandaag in de navel van de nationale aandacht. Zijn ploeg gaat het doen, dat zegt de stadswerker aan de overkant, schrijven de kranten en daarnaar smacht het volk, overrijp voor glorie. “On a vu souvent rejaillir le feu de l’ancien volcan“, zegt De Witte. Jacques Brel. Gent is zo’n vulkaan. Er komt al wat rook uit de Ghelamco Arena, en aan het glimmen van zijn kleine ogen te zien denkt de voorzitter, in weerwil van al wat hij in interviews zegt, dat zijn ploeg het inderdaad gaat doen. De lach is vooralsnog zuinig, maar in het gedrongen lijf van Ivan De Witte gedijt de hoop op een nieuwe feestdag. “Ik heb een sensitief vermogen, een noodzaak in de HR-wereld. Zelden heb ik in Gent gevoeld wat de stad nu doormaakt. Het is niet het momentane van de bekerfinale. Dit gaat om een onbedwingbare wil.” Af en toe zegt hij: “Ik weet niet wat me vanavond te wachten staat. Ik weet het echt niet. En dat gebeurt niet zo vaak.”

Het gemoed van De Witte is vandaag een caleidoscoop, een mengeling aan emoties die een mens te bieden heeft. De inval van het licht bepaalt welk stuk je wanneer te zien krijgt. ’s Ochtends is dat de Hoop. “Het zou wat zijn. Kampioen van België. En Real Madrid op bezoek.” Later op de dag worden de zenuwen stekelig, al blijft het discours telkens onbeschroomd: “Ik krijg ze niet weg.”

Ivan De Witte is een industrieel psycholoog die bij belangrijke beslissingen poogt verstand en gevoel in de weegschaal te leggen, in de hoop dat zijn instinct voor evenwicht zorgt. Zijn leidmotiefis dat van Willem van Oranje: ‘Het is niet nodig te hopen om te ondernemen, noch te slagen om te volharden.’ “Je moet durven en daarbij jezelf vertrouwen”, zegt de voorzitter. “Dat is instinct. En dat instinct heeft me nog niet veel in de steek gelaten.”

***

Je ziet de man en in de ogen lees je een sterk verhaal. Voor de camera’s staat telkens een president on duty, zoals hij zelf aangeeft. Een man die goed weet wat hij zegt en de woorden een paar keer herkauwt vooraleer ze los te laten. Je ziet de voorman met het roer in handen. En naar het archetypisch beeld van de voetbalvoorzitter is ook Ivan De Witte vaak evenveel bloed als beleid. Hij wil zo graag. Zijn hart klopt zoals een bal stuit. “In mijn leven streef ik naar legacy, een erfenis die ver reikt. Dat is gelukt met De Witte-Morel, dat 240 werknemers telt. Ik zetel in de executive board van Hudson, in New York, en een gevoel van fierheid overvalt me als ik op JFK Airport uit het vliegtuig stap.”

21 mei kan een ijkpunt worden in een geaccidenteerd leven, een extra laag chroom op de toch al royale erfenis. Geïnteresseerd in de psyche van de mens zag hij als kind vader en moeder hard werken. Vader in de vleeshandel, moeder in de beenhouwerij. Bijna werden het ook voor De Witte dikbillen en uflakke, maar de ambitie reikte verder dan de toonbank. Broer Jacques, zus Jeanine en hijzelf trokken naar de universiteit, vader nam het vlees van de haak en verkocht de slagerij, al sneed het gebrek aan opvolging wel in het vel. Maar het was niet anders. Ook in Ivan De Witte herken je de potgrond. De bolle wangen zijn saignant gekleurd. “Het thuisgevoel in Moortsele verdampt met de jaren, maar mijn jeugd zit in mij, mijn opvoeding, mijn ouders.”

Toch is de geur van de witte pensen en charcuterie ver weg als de director na het ontbijt in de eetzaal een verdieping hoger een vergadering opent en vervolgens ook verder leidt. Het zakenleven heeft zich in de taal genesteld. Hier en daar wat dure worden, Britse turbotaal van conference calls and benefits. De zachtaardige man wil de teugels al weleens vieren – Pomerol blijft een goede wijn -, maar drift het paard in de verkeerde richting, dan is een lichte tik of het aantrekken van het mondstuk toch een adequaat middel: “Waar is Daniël (werknemer van Hudson, nvdr)?”

– Onderweg, hij komt uit Brussel.

Can he speed up a bit? I want it to be speedy.”

Rinkelt de telefoon aan de receptie langer dan drie tellen, dan leidt dat tot wrevel bij de patron. Hij noemt het the smell of a place. “Kom ik ergens binnen, dan weet ik bij de ontvangst al voor dertig procent hoe dat bedrijf in elkaar zit. Bij Hudson moet het allemaal juist zitten. De telefoon maakt daar deel van uit, ja. In Amerika sta ik bekend als een very controlling person. En ergens klopt dat wel, ik heb graag alles in de hand, zonder onnodig streng te zijn. Controle brengt rust. Weten dat de radertjes goed op elkaar ingespeeld zijn maakt dat je meer afstand kunt nemen. Het is niet omdat je je kinderen graag ziet, dat je niet kordaat kunt optreden. Dat geldt ook voor AA Gent. Al is er vanavond negentig minuten lang geen controle en kan er verdomd veel gebeuren.”

***

Je kunt iemands persoonlijkheid het best schetsen als de controle wegvalt. Dan gelden geen wetmatigheden, is een mens kwetsbaar en komt de werkelijke aard bloot te liggen. Als HR-expert is de zelfanalyse van Ivan De Witte vergevorderd. Hij is zijn eigen spiegel. Valt de controle weg, dan reikt zijn instinct twee oplossingen aan. Sonny en Cher, of Puccini.

Sing, c’est la vie van Sonny en Cher – ik weet het, een behoorlijk poppy nummer – is het lied waar ik naar luister als ik werkelijk niks kan veranderen aan een bepaalde situatie. But they said when things go wrong, just sing this song, the birds in the trees, will sing harmony. C’est la vie.”

Het handvest voor tegenslag die nog om te buigen valt, is een aria van Puccini, gezongen door Luciano Pavarotti. Het bekende Nessun DormaNiemand Slaapt – een furieus epos met de liefde als overwinnaar. “Daarin eindigt Pavarotti met het ontembare All’alba vincerò! Vincerò! Vincerò! Bij het ochtendgloren zal ik overwinnen (x3)!”

De Witte praat erover als een vulkaan. Rejaillir le feu. “Dat is mijn levenslied geworden.” De voorzitter vertelt het in de Buffalo Bistro, en overziet vanuit het restaurant van de Ghelamco Arena het Gent waar hij van houdt. “Dit stadion behoort ook tot de legacy. Ik kan dat nu wel zeggen: er zijn bij de totstandkoming van de Arena momenten geweest waarop ik werkelijk dacht: het gaat alsnog mislukken, het stadion komt er niet. Maar dan is er Nessun Dorma. Je kruipt in de auto en wordt herboren. Vincerò. Ik zal overwinnen. Op dat moment, dat precieze moment waarop je een switch maakt en weet dat nog niks verloren is, dán ben je eigenlijk aan het winnen. Vincerò!”

Op de 25e verjaardag van De Witte-Morel vond een passende viering plaats in de Muntschouwburg in Brussel. Roberta Alagna, de Franse tenor met Italiaanse roots, werd uitgenodigd. Hij zong er Nessun Dorma. En de man uit Moortsele gloeide van trots, als een kind dat net scoorde als op de speelplaats. Maar die keerzijde, de C’est la vie van Sonny en Cher, de momenten waarop het geluk je uit de handen glipt, die keerzijde kon ook Ivan De Witte niet ontlopen. Een mensenleven heeft geen handvaten. “Ik heb dat moeten ervaren, ja.” De voorzitter brengt de handen voor de mond, verbergt zijn gelaat en wankelt. Zijn zoon. Hij vraagt wat tijd en dat leidt tot een apart beeld. “We kunnen het er zo meteen over hebben.”

In de Bistro druipt de Gentse stoverij van de kinnen en wordt geklonken op de goede afloop. De zaak is goedgevuld en achterin zit De Witte helemaal alleen, in zichzelf gekeerd. Hij kijkt naar buiten. “We zien elkaar over tien minuutjes.”

***

Na het ontbijt, de vergadering, de bistro en een korte samenkomst met manager Michel Louwagie trekt de voorzitter even naar huis, weg uit de maalstroom van een dag die langzaam aan intensiteit en snelheid wint. Het korte moment van bezinning in de bistro bleek voldoende om het gemoed te kalibreren. Op de parking van de Ghelamco Arena passeren we een rode Ferrari, die parmantig en veel te centraal staat. “Hoeft voor mij niet, zoiets. Ik houd het wat bescheidener.” De Mercedes van de president is esthetisch iets bescheidener dan een Ferrari, onder de motorkap heerst evenwel datzelfde testosteron. “We zijn halfweg de dag, en nog altijd weet ik niet wat op me afkomt vanavond. Dat ben ik niet gewoon.”

We rijden Sint-Martens-Latem binnen, op weg naar huis. Het loof is donkergroen, de natuur op volle sterkte. “Dat maakt me rustig”, zegt hij. Een moment van stilte in het bijzijn van Ivan De Witte is nooit onwennig. En dat is niet alledaags. De man kent de waarde van het zwijgen. “Ik hoef niet te lopen om te ontstressen. Gewoon even alleen zijn. De kracht van eenzaamheid hoeft niet negatief te zijn.”

We rijden door een laan omzoomd door beuken, ze flitsen het oog voorbij. Het heeft iets sacraals, als waren de bomen pilaren en wacht straks de verlossing. De voorzitter neemt een voorzichtige aanvang.

“Het hangt al de hele dag boven mijn hoofd.”

‘Het’, dat is het verlies van zijn zoon Pieter, drie jaar geleden. Hij gaf hem uit handen, noodgedwongen, na een ziekte. “Ik kan het vandaag niet van me afduwen. Maar misschien hoeft dat ook niet.”

C’est la vie.

Thuis.

Marleen, zijn lieve vrouw, zegt toch mee te gaan naar de wedstrijd. De voorzitter, op een zachte toon: “Voor het eerst in drie jaar. De symboliek kan niet groter zijn. Vandaag is zo veel meer dan voetbal. Maar ik kan dat niet zo makkelijk onder woorden brengen.

“Pieter… Pieter waadt rond in mijn hoofd, en duikt vaak op. Alsof hij in een kamertje zit en bepaalde zaken de deur openen. Een woord, een beeld, dan is alles unlocked.

“Een mens moet proberen om dat niet overal mee te slepen. Soms lukt me dat. Bij Marleen wat moeilijker. Ik ben gelovig, maar niet praktiserend. Bidden doe ik niet, maar mijn katholieke opvoeding werkt door, ook in het lijden.

“Ik kan nog gelukkig zijn, ja, maar niet meer laveloos. Dat moet wel. Ik ben een sterke beer. Maar toch. Maar toch. Pieter zat in de harde kern, hij was een jurist, die jongen was zo veelbelovend.”

“Ik kan het u zeggen: dat bedoel ik met de onwetendheid. Niet weten wat er vanavond gaat gebeuren met mij. Ik ken mezelf goed, maar ik weet niet welk gevoel me straks overvalt, bij winst of bij verlies. Ik weet het echt, echt, niet. Misschien moet ik me terugtrekken na de match. Ja, dat ga ik doen. Vijfentwintig minuten alleen in een kamertje ergens in het stadion, met een glas water of een pint. Pas dan kan ik weer onder de mensen komen.

“Dit was Pieter (wijst naar een foto die centraal op een glanzend zwarte piano staat, nvdr). Hier speelt dan Puccini, hier leest mijn vrouw over kunst.”

The smell of the place bestaat uit klasse, uit romantiek ook. All’alba vincerò.

***

Voetbal is afhankelijk van toeval en maakt gevoelens los die moeilijk te kanaliseren zijn. Zwaaien twintigduizend mensen met een kleine vlag, dan ontstaat een zee en is een mens niet bestand tegen de golven van waanzin en euforie. De aanloop naar de aftrap is de logische hectiek. Mensen stormen de arena binnen en schudden de voorzitter de hand: “Ge moet bijbouwen Ivan, ’t volk komt zot! Zet hier vlug nog een extra dak op.”

Standard betreedt het pand. Gevolgd door een delegatie van de Pro League. De beker, zowaar. En een rist medailles. Een medewerker aan de hoofdingang is overtuigd: “Dit kostuum draag ik alleen de dag van de wedstrijd. En werkelijk waar: sinds die dag heeft de Gantoise nooit verloren.”

Burgemeester Daniël Termont komt het stadion binnen. Het is niks meer of minder dan Mick Jagger op Woodstock. Camera’s die zich in liften persen om de burgemeester te volgen. De man laaft zich al te graag aan het spotlicht. Ivan De Witte houdt ook van aandacht, maar heeft de zweem van bescheidenheid. Toch nog een beetje Moortsele en spieringkoteletten. Hij kan nog altijd varkens uitbenen, en zegt dat met enige voldoening.

Een uur voor de match op Club ging De Witte nog in de kleedkamers met de spelers praten. Afgesproken met de coach, die er de toegevoegde waarde van inzag. Vandaag niet. Niet nodeloos opnaaien. Je vraagt je af hoe een man het gedaan krijgt, om alle bordjes draaiende te houden. Amper slapen, conference calls, voorzitterschap, familie, telefoons, zenuwen. En rouwen. Iedereen wil hem de hand drukken, iedereen wil met hem praten, hem zien, horen, voelen, en continu evalueren. Huilt hij al? Hij ziet wel erg rood, toch?

Er wordt gescoord en iedereen in de eretribune draait zich om. Hij wist niet wat er zou gebeuren. Het blijkt uitgepuurde blijdschap. Hij weet niet wat te doen met dat bolle lijf. Het is lachen, roepen, puffen, alles tegelijk. Bij de penalty wandelt de voorzitter de catacomben in. Keert een minuut later terug, en ik vrees voor de man. Rejaillir le feu. Het kot staat in brand.

De beker wordt innig omarmd, de coach ook, de manager, vrouwlief, dochter, kleinkinderen. Er passeert een spandoek, De Witte spreekt het volk toe, en in zijn zog ook het peloton aan camera’s dat duwt, trekt en kwakjes uitdeelt in volle sprint. Een half stadion scandeert zijn naam. Instant worden hoofdstukken bijgeschreven in de lijvige legacy. Hij krijgt een blauw shirt om de schouders. Hij lacht innig. In de oogjes zit altijd wat venijn, maar evengoed is het de gloed van de triomf. Van koteletten naar de unief naar preses naar Sidmar naar HR naar Hudson naar de Ghelamco naar de titel, en naar een aparte kamer. Kalibreren, het pantser laten helen om straks ook de vips te begroeten en de roes met een glas champagne te bestendigen. “Ik kan er moeilijk bij. Het is wat onwezenlijk.” En dan: “Wat zou dit voor Pieter ook ongelofelijk geweest zijn.”

Voor het ochtendgloren de wagen in, all’alba vincerò, thuisgekomen, naar buiten gekeken. En dan naar boven. Hij wist niet wat er zou gebeuren. Het werd een eerbetoon, en een gravure in het collectief geheugen. In Gent ging niemand slapen. Nessun dorma.

DOOR MATTHIAS DECLERCQ – FOTO’S BELGAIMAGE / DAVID STOCKMAN

“Ik weet niet wat me vanavond te wachten staat. Ik weet het echt niet. En dat gebeurt niet zo vaak.” Ivan De Witte

Ivan De Witte houdt ook van aandacht, maar heeft de zweem van bescheidenheid. Toch nog een beetje Moortsele en spieringkoteletten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content