Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Niet de terugkeer van Lierse baart hem zorgen, wel het feit dat zijn eigen ploeg nog amper kan winnen. Barry Boubacar Copa over zijn laatste zes maanden op de Freethiel.

Bibberend van de kou, die ondanks een dikke jas zijn botten verkilde, en moe van de lange vlucht vanuit Afrika, waar hij een interland met Ivoorkust speelde, streek BarryBoubacar Copa (27) donderdag een uur na zijn ploegmaats weer neer op de Freethiel. Een Freethiel die nogal wat afwezigen telde, het viertal Tokpa, Gervinho, Ouattara en Zito was immers ook nationaal aan de slag, zij het met de olympische ploeg. De stand doet het misschien niet vermoeden, maar er is nog wel degelijk jong Ivoriaans talent in het Waasland, zij het dat de doelman op dit moment de enige A-international is. “Zo’n interland is voor ons de gelegenheid om wat bij te praten met de jongens die hier nog voetbalden”, zegt Copa. ” Romaric, Eboué, Aruna, zij informeren altijd naar de toestand in België.”

Die is precair, beseft hij. De Waaslanders winnen niet veel, pakken zelfs niet al te veel punten. Het spel is er nog, bijwijlen, zeker tegen de topclubs, maar de afwerking stokt. Ook op training : onlangs zagen we hoe hij in een oefenwedstrijdje van twee keer vijftien minuten geen enkele bal te verwerken kreeg. Copa : “Zaak is nu de koppen niet te laten hangen. Of er geld was voor een nieuwe spits weet ik niet, het zijn ook mijn zaken niet. Onze taak als speler is in de kleedkamer het moreel zo hoog mogelijk te houden. Het ergste wat nu kan gebeuren is dat spelers twijfelen, steun zoeken bij elkaar en kliekjes vormen. Alleen als blok komen we hier uit. Ik snap de groeiende onrust, de terugkeer van Lierse is daar een onderdeel van. Maar we moeten voor ogen houden dat Lierse niet kan terugkeren als wij zelf ook wedstrijden winnen. Dat net dat laatste zo moeilijk gebeurt, maakt me bang.”

Straks is hij einde contract, is hij bezig aan een afscheidstournee door Belgi ë? Voorzichtig : “Voor het financiële moet je bij het bestuur zijn, voor contracten bij mijn broer Thierno. Die regelt de contacten, en die kunnen van overal komen. Frankrijk, Spanje, Nederland. Ik hou er me niet mee bezig.” Beveren deed Copa een voorstel, Thierno kwam met een tegenvoorstel dat financieel onhaalbaar was. Walter Meeuws trekt morgen/donderdag nog naar de raad van bestuur om te polsen hoe ver hij juist kan gaan, maar houdt er rekening mee dat de doelman zal verkassen. Voor de beleefdheid houdt Copa nog een slag om de arm : “Zeker is dat het verschil tussen trainen bij de nationale ploeg en hier groot is. Ander niveau. Maar om nu te zeggen dat geld of niveau me wegjaagt … Laat het me zo stellen : ik ben, zoals iedere voetballer, heel ambitieus. En vier jaar Beveren is lang geweest.”

Leren van Petr Cech

Het vak leerde hij in Frankrijk. Copa : “Mijn tijd in Ivoorkust was ongelooflijk tof, maar echt leren keepen heb ik er niet, daarvoor ontbrak het ons aan een trainer. Dat leerde ik in Rennes, achter jongens als Bernard Lama of Petr Cech.” Na drie jaar Rennes kwam hij naar Beveren. Drie keeperstrainers brachten hem daar verdere kneepjes bij. Glimlachend : ” Theo, le fou … Ongelooflijk toffe man, ik ben blij voor hem dat hij bij de nationale ploeg aan de slag kon. Met René Cool nu analyseer ik af en toe de beelden van mijn matchen. ( lacht) Nooit de goeie dingen, altijd de punten waarop nog kan worden gewerkt. Details, tussenkomsten, concentratie.”

Hij vindt dat hij progressie maakte, van elk wat leerde, zelfs van zijn collega’s. Cech en Lama in de eerste plaats, maar ook van Mark Volders. Of van Davino Verhulst, secondant met wie het op het einde fout liep. Verhulst vond dat hij speelkansen moest krijgen toen Copa sukkelde met kleine blessures en al eens een training oversloeg. Copa : “Iedereen wil spelen, ook Davino. Maar ik ook. Elke wedstrijd, als het een beetje gaat.” Tegen Gent kwam het tot een opstootje in de kleedkamer. Copa : “Davino dacht – verkeerd – dat het niet ging. Ik was ook licht geblesseerd, warmde op en vond dat het ging. Toen ik in de kleedkamer kwam, vroeg de trainer om het toch te proberen. Een misverstand.”

Zichzelf noemt hij completer dan vier jaar geleden, de ploeg daarentegen telt minder kwaliteit. Copa : “De eerste twee seizoenen waren we sterk. Goeie spelers, iets meer ervaring. We haalden de finale van de Belgische beker, speelden Europees. Maar toen werden om de zes maanden de besten verkocht. Om de paar maanden een ander paar in de verdediging, het was elke keer wennen. De continuïteit kwam het niet ten goede. Er is nog talent, maar ze zijn jong, achttien of negentien, en jongeren maken fouten.”

Met beleid moeit hij zich niet. Of Jean-Marc Guillou dan niet fout zat met voortdurend te verkopen ? Copa : “Hij was niet alleen, de rest had kunnen reageren. Hadden we de ploeg van drie jaar terug bij elkaar kunnen houden, dan speelde hier nu een topteam. Helaas.” Zonder mij lukt het ze nooit, was de wat arrogante reactie van Guillou toen hij aan de kant werd geschoven. Krijgt hij gelijk ? Diplomatisch : “We hebben allemaal veel aan hem te danken, we houden via e-mail ook nog steeds contact. Maar ik denk dat deze club voor hem ook bestond en na hem nog verder zal bestaan.”

Copa Football Club

Ondertussen probeert hij in eigen land samen met Aruna, Kolo Touré en Badjan de breuk te lijmen die er tussen Guillou en de voorzitter van ASEC Abidjan ontstond. Copa : “Samen met nog wat ex-spelers van de Academie. We hopen dat hij dan terug in het land mag, zodat hij er zijn werk verder kan zetten.”

Copa is er ook mee bezig. “Al vanaf mijn twaalfde help ik jongeren. Dat is intussen iets meer gestructureerd en uitgegroeid tot wat nu officieel de Copa Football Club heet. We hebben een aansluiting bij de Ivoriaanse bond, maar nog geen echte ploeg. Ik concentreer me op een goeie eerste promotion. Vroeger had ik geen club en werden talenten die wij aan het coachen waren weggeplukt door anderen. Onlangs kocht ik ze een busje voor de verplaatsingen, nu zoeken we naar een vast terrein, later komt er misschien een echte club. Ik ben geen rijke voetballer, maar een deel van wat ik verdien gaat naar die school. Een paar jongens die bij mij begonnen, drongen al door tot in Europa. Ouattara is mijn uithangbord hier, Bakary zit bij Beerschot, N’Diaye verhuisde van Olympic naar AA Gent. De jongeren moeten niks betalen, daar sta ik op. Misschien wordt het ooit een echte opleidingsschool, misschien mislukt het, dat kan. Maar als dat gebeurt, wil ik niet dat één iemand me een dief noemt.”

De leiding is in handen van un grand frère en een vriend. In afwachting van zijn voetbalpensioen ? Copa : “Dat kan. Het zou ook kunnen dat ik makelaar word, of trainer. Maar ik wil nu al voor mijn landgenoten wat terug doen. Geluk voor mij is ook kinderen helpen, daarom startte ik een eigen academie. Mijn voordeel is dat de meeste broers en zussen van mij in Frankrijk wonen en daar zelf hun leven uitbouwden. De familie redt het op zichzelf, ik kan anderen helpen.”

PETER T’KINT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content