Tegenwoordig stervoetballer van Juventus, daarvoor een talent waaraan flink getwijfeld werd. Alessandro Del Piero in de vijfde aflevering in de zoektocht naar de roots van toppers uit het Europese voetbal.

Er valt niet zo heel veel te beleven in San Vendemiano, deelgemeente van Conegliano, dik zestig kilometer ten noorden van Venetië. Het dorpje ligt net naast de afrit van de snelweg die van Venetië naar Belluna voert. Even verderop beginnen de heuvels met de wijngaarden waar de plaatselijke bubbelwijn, prosecco, gemaakt wordt. San Vendemiano is een doorgangsdorp voor gehaast verkeer. Net voorbij de afrit, op de drukke provinciebaan naar Oderzo ligt Pizzeria Nettuno, genoemd naar Neptunus, de Romeinse god van de zee. Naast de bar hangt een foto van Juventus-ster Alessandro Del Piero. “Daar is een goeie reden voor”, zegt de uitbater als hij na een lekkere maaltijd de lege borden komt ophalen en tevreden vaststelt dat het karafje prosecco leeg is. “Alessandro is familie van ons. Zijn moeder woont in het huis hiernaast. Wilt u misschien met haar praten ? Ze is waarschijnlijk thuis.” Maar dat kan niet : de motor draait al, het vliegtuig in Venetië wacht niet. Een andere keer misschien.

Van het huis waar Del Piero opgroeide langs de drukke provincieweg naar het plaatselijke voetbalveld naast de oprit van de snelweg is het geen kilometer ver. Zes euro kost een toegangsticket om een wedstrijd van de rood-witten van Associazione Calcio San Vendemiano bij te wonen, te vergelijken met het niveau tweede of derde provinciale. Het veld is aardig en goed onderhouden, met een grote overdekte zittribune en omringd door een atletiekpiste met zes banen én een heus trimparcours waarvoor het vandaag véél te warm is.

De weg van San Vendemiano naar Padua is bijna honderd kilometer lang en voert langs talloze bedrijven in wat de rijkste streek van Italië heet te zijn. Bijna anderhalf uur flink doorrijden : té lang om een getalenteerd voetballertje dagelijks heen en weer naar huis te voeren.

Padua is, in de schaduw van Venetië, een heerlijk gezellig stadje om even te verpozen. Overdag wordt de naar Italiaanse normen kleine stad (220.000 inwoners) bezet door slierten bedevaarders. Die trekken naar het graf van Sint-Antonius, de beschermheilige van de verloren voorwerpen die hier in 1231 overleed, tien jaar nadat de stad één van Europa’s eerste en meest befaamde universiteiten opende. In de schaduw van de basiliek hangen aan de kraampjes naast religieuze attributen voetbalsjaals van Milan, AS Roma en Juventus.

Niet Milan, Juventus of Roma haalden Del Piero uit San Vendemiano weg, wel AC Padova. Vandaag speelt de club een bescheiden bijrol in het Italiaanse voetbal. Weemoedig denken de tifosi terug aan de gloriedagen toen de club kort na WO II een vaste waarde was in de Serie A. In 1958 eindigde AC Padova zelfs derde, hét hoogtepunt in de clubgeschiedenis.

Tegenwoordig ligt het Stadio Euganeo wel imposant te wezen naast de snelweg die van Venetië over Padua naar Bologna voert, maar het werd pas in gebruik genomen toen Padova voor het laatst de poort naar eerste klasse openbrak in 1994 en het oude stadion binnen de stadsmuren niet meer aan de veiligheidsvoorwaarden van de Serie A beantwoordde. Veel profijt haalde de ploeg niet uit die verhuis. Ondanks de aanwezigheid van vedetten als de Nederlander Michel Kreek en de Amerikaanse verdediger Alexi Lalas, van wie de clubbeheerders zich meer zijn gitaarspel dan zijn voetbalkwaliteiten herinneren, zakte het team al na twee jaar terug naar tweede klasse om vervolgens in 1999 in vierde klasse te belanden. In 2001 keerde het terug naar derde klasse. Omdat het dik een maand geleden voor 18.000 kijkers in de play-offs gewipt werd door Albinoleffe, voetbalt het straks niet in tweede, maar weer in de derde klasse voor gemiddeld 3500 kijkers.

In het stadscentrum staan aan de Via Carducci tal van wagens en bussen. Vanaf hier is het nog geen vijf minuten stappen naar de basiliek van Sint-Antonius. In de Via Carducci bevindt zich naast de velodroom en het grijze appartementsgebouw waar de jonge Del Piero woonde het uit 1927 daterende Stadio Appiano. Sinds de verhuis van het eerste elftal in 1994 spelen hier alleen nog jeugdteams, legt de conciërge uit die op eenvoudig verzoek de poorten opent voor een fotosessie. Hier debuteerde Del Piero in 1992 nog in het eerste elftal, maar een vaste waarde was hij tot zijn vertrek naar Juventus niet.

Twee kilometer van het stadion zoeken de jonge sportlui uit de stad soelaas tegen de hitte in een zwembad. Gianluca Di Marzio heeft spontaan een parcours langs kennissen van Del Piero uitgetekend. Hij werkt als journalist voor de betaalzender Telenuovo/Sky Italia die het eersteklassevoetbal verzorgt én voor de plaatselijke krant Leggo Padova. Zijn moeder gaf als lerares Engels en Frans aan de jonge Del Piero, die in Padua niet alleen voetbalde maar ook school liep. Zijn vader, tegenwoordig scout voor Juventus, werkte bijna dertig jaar als trainer in eerste en tweede klasse. Als we ooit op zoek gaan naar de roots van Maradona moeten we hem zeker contacteren, zegt hij : papa Di Mazio ontdekte het jonge Argentijnse talent in Argentinië aan de vooravond van het WK in 1978.

Aan de rand van het zwembad zit niet alleen de plaatselijke topschutter Ciro Ginestra (22 competitiegoals), maar ook Ivone De Franceschi, een 29-jarige middenvelder van subtopper Chievo. De Franchesci voetbalde met Del Piero bij Padova vanaf de giovanissimi tot en met de beloften en is nog steeds één van zijn beste vrienden. Eerst wil hij weten hoe het gaat met Mbo Mpenza met wie hij in 2000 een half jaar voetbalde bij Sporting Lissabon. Hij wil toch ook eens Del Piero zelf bellen om te vragen of hij mag praten over hun vriendschap tegen een Belgische journalist die hij van haar noch pluim kent. Al na één minuut heeft hij de Italiaanse stervoetballer in diens vakantieoord aan de lijn : het mag.

Toen Del Piero in juli 1988 op zijn veertien bij Padova belandde, voetbalde De Franceschi daar al. Van zijn ouders mocht hij niet naar Torino, dat te ver weg lag. De man die hem naar Padova haalde, was dezelfde scout die Del Piero bij San Vendemiano vond : Vittorio Scantanburlo. De Franceschi woonde toen in Padua. “Alessandro niet. Hij miste zijn familie heel erg, had veel heimwee. Hij was erg timide toen. Samen met andere jongens van buiten Padua deelde hij een appartement. Vaak kwam hij bij ons thuis, af en toe bleef hij slapen. Hij leed ook erg onder de ziekte van zijn vader. Met mij kon hij daar over praten, ik heb ook vroeg mijn vader verloren. Ook later bleef hij gehecht aan zijn familie, zijn moeder en zijn broer die trouwens zijn zaken behartigt als manager.”

Op zijn veertiende wist De Franceschi al zeker dat Del Piero een topper zou worden. “Op donderdag trainden we af en toe samen met spelers van het eerste elftal. De manier waarop hij zijn handen gebruikte om grotere spelers van zich af te houden en de trucjes waarmee hij ze zonder moeite op het verkeerde been zette, getuigden van een grote maturiteit. We hadden een sterke lichting, waarvan de meesten later in het profvoetbal terechtkwamen. Met drie haalden we eerste klasse : Alessandro, ik en Sartor, de verdediger van AS Roma. We speelden bijvoorbeeld als tweedeklasser met de scholieren de halve finale van het Italiaans kampioenschap tegen Inter. Alessandro brak helemaal door na een bekermatch met de beloften. Tegen Fiorentina scoorde hij in twee matchen samen zes of zeven goals.”

Het nummer tien van zijn groot idool Michel Platini droeg Del Piero toen nog niet. De Franceschi ( bijna verlegen) : “Hij voetbalde met nummer negen. Het nummer tien droeg ik. Had hij écht om het nummer tien gevraagd, ik had het hem gegeven. Op zijn kamer hing een poster van Platini. Alessandro was een echte spits. Ik zorgde als aanvallende middenvelder voor de aanvoer. Hij was toen al een fenomeen, het was toen ondenkbaar dat hij later géén grote speler zou worden. Een dikke nek had hij absoluut niet. Integendeel. Hij was il numero uno dell’umiltà. Héél nederig. Maar veeleisend naar zichzelf. Hij leefde van het maken van goals. Scoorde hij twee keer maar liet hij een derde kans onbenut, dan was hij na afloop kwaad omwille van die gemiste kans in plaats van blij met die twee goals.”

Wat hem al op jonge leeftijd kenmerkte, was zijn geestelijk evenwicht, zegt De Franceschi. “Hij was al een grote toen hij nog klein was. Hij wist wat hij kon, twijfelde nooit aan zichzelf, ging ook nooit met zijn kwaliteiten pochen. Op zijn niveau is hij één van de weinige spelers waar je naast het veld weinig roddels over leest. Nooit valt hij iemand aan, zelden verdedigt hij zich in de pers wanneer zijn naam ter discussie staat, hoewel hij met zijn naam om het even welke trainer ook in de problemen zou kunnen brengen.”

Heel zijn leven draaide om voetbal. “Hij ontspant zich wel, maar nooit op een manier dat hem iets aangewreven kan worden. Eigenlijk is hij altijd een echte prof geweest, op en naast het veld. Hij ging wel eens mee de stad in om een stukje te eten, maar stappen kwam altijd na het voetbal, nooit op de eerste plaats. Voor een extra training draaide hij zijn hand niet om. Hij had één doel : het maken als profvoetballer. Nooit permitteerde hij het zich te teren op zijn surplus aan talent om minder inspanningen te doen. Op school was hij niet de kampioen die hij op het veld wel was. Maar toch heeft hij zijn diploma gehaald. Ik niet.”

Een kwartiertje rijden van het stadscentrum woont in een anonieme rustige buitenwijk de 73-jarige Vittorio Scantanburlo, al 35 jaar scout voor Padova. Scantanburlo wéét waarom bezoekers uit België naar hem komen. Hij heeft al oude krantenknipsels klaargelegd. Voor hem ligt een schrift met aantekeningen op de datum van zaterdag elf november 1987. Het is de handgeschreven samenstelling van het ploegje van San Vendemiano dat het die dag opnam tegen Orsago. Naast de naam van Del Piero prijken drie rode kruisjes. Scantanburlo wijst onderaan naar een naam en een telefoonnummer : dat van de toenmalige voorzitter van San Vendemiano die hij opbelde om te vragen hoe hij het veldje kon vinden.

Een paar dagen tevoren klampte de toenmalige hoofdtrainer Adriano Buffoni hem aan. “Buffoni was afkomstig uit de regio van Conegliano en had een tip gekregen”, herinnert Scantanburlo zich. “Op het papiertje dat hij me gaf stond enkel Alessandro Del Piero, 1974, spits, San Vendemiano. Ik had nog nooit van het dorpje gehoord. Hun jeugd speelde regionaal, niet eens provinciaal. Ik ben toen gaan kijken. Op een bepaald moment krijgt hij de bal op de borst toegespeeld terwijl een verdediger hem aanvalt, maar meteen draait hij zich met de buitenkant van de voet om de bal buitenom en weer naar binnen voor doel, met het grootste gemak. Een speler die twee of drie keer een ongewone creatieve beweging maakt die moeilijk uit te voeren is door de doorsnee voetballer, is een talent.”

Hij hoefde er niet nog een keer heen om dat te weten. “Na de match ben ik naar hem toegestapt. Hij vertelde dat hij al drie proeftrainingen had meegemaakt bij Torino, maar even vaak terug naar huis was gestuurd. Aan zijn manier van spreken voelde ik dat hij een verstandige jongen was. Niet in de zin van superbegaafd, maar gewoon verstandig van aard. Na dat seizoen wierf Padova hem op mijn verzoek aan. Ook achteraf heb ik hem altijd verdedigd. Dat was niet zo vanzelfsprekend. Ik weet nog dat iemand hem al na de eerste training naar huis wilde sturen omdat hij zo klein en mager was dat hij niet eens zijn kousen kon ophouden. Dat eerste jaar zat hij bij de giovanissimi regionali meer op de bank dan dat hij speelde. Daarom zetten we hem een jaar later bij de scholieren een elftal terug, naar de gewestelijke ploeg. Daar ontwikkelde hij zich snel, steeds als spits. Op de kritieke leeftijd waarop andere talenten door hun karakter naast het veld verloren lopen, bleef hij verstandig. Ik hoor dat zijn oudere broer Stefano ook veel talent toegeschreven werd, maar het niet maakte bij Sampdoria. Misschien heeft hij die les onthouden.”

Ook in het eerste elftal van Padova, toen een team dat streed voor de promotie naar de Serie A, was hij geen vaste waarde. Vóór Juventus hem weghaalde, speelde hij in twee jaar in totaal veertien wedstrijden en scoorde amper één goal. Vittorio Scantanburlo : “Meestal was hij slechts invaller, omdat trainers ook in tweede klasse dikwijls voor zekerheid en ervaring kiezen. Was de toenmalige trainer er echt van overtuigd geweest dat hij een supertalent onder handen had, had hij hem ook vaker opgesteld.”

Die twijfels bij Padova omtrent Del Piero bevestigt ook algemeen jeugdverantwoordelijke Loris Fincato. Op het clubsecretariaat in de Via Sorio legt hij uit dat het toen helemaal niet vanzelfsprekend was dat Scantanburlo in San Vendemiano ging scouten. “Want Conegliano ligt al een eind buiten de zone waar wij doorgaans rekruteren. Dringt Buffoni niet persoonlijk zo hard aan, dan was niemand zo ver gaan kijken.”

Vijfentwintigduizend euro bedroeg de aan San Vendemiano verschuldigde transfersom, herinnert Fincato zich. Te betalen in drie schijven. “Op een bepaald moment stelde de toenmalige jeugdverantwoordelijke het scherp : of we zouden hem voor dat bedrag nog een jaar langer kunnen houden, of we zouden hem meteen terugsturen zodat we die laatste schijf niet moesten betalen. Hij was niet de enige die twijfels had. Toen zijn ploegje het eerste jaar de finale van het kampioenschap speelde, stelde de trainer hem niet eens op. Ik weet nog dat zijn moeder na afloop dreigde hem terug mee naar huis te nemen als dat zo doorging. Hij was toen erg klein en tenger. Samen met Vittorio Scantanburlo heb ik toen heel erg aangedrongen om hem te houden.”

De doorbraak, herinnert Fincato zich, kwam met zijn eerste nationale selectie voor de min-vijftienjarigen. “Voor een tweedeklasser was het een hele eer om een international te hebben tussen al die toppers. In de eerste helft van die wedstrijd gebeurde er niets. Niet onlogisch, want ook bij zijn club speelde Alessandro toen zelden de volle negentig minuten. Meestal viel hij het laatste halfuur in, omdat hij fysiek niet zo sterk was. Maar in de tweede helft maakt hij een schitterende pirouette waardoor keeper en verdediger van de tegenpartij tegen elkaar opbotsten. Van de andere kant van het veld kwam een oude glorie van Inter me feliciteren : proficiat, jullie hebben een échte kampioen.”

In 1993 verhuisde Del Piero voor één miljoen euro én de recette van een vriendschappelijke wedstrijd naar Juventus. Fincato : ” Franco Causio volgde namens Juventus op een koude ochtend een wedstrijd tegen Inter. Zes minuten voor tijd stonden we 1-0 achter. Helemaal verkleumd kwam hij afscheid nemen van onze sportief directeur, Piero Aggradi met de woorden : weer niets gezien. Hij was amper weg of Del Piero maakt twee schitterende goals en doet de match kantelen. Aggradi belde Causio meteen terug. Nu vertelt Causio natuurlijk dat hij meteen zag wat voor talent Del Piero wel was.”

Aldus scheidden in 1993 de sportieve wegen van Del Piero en De Franceschi. Ivone De Franceschi : “Wij wisten dat we allebei begeerd werden door Juventus en Milan. Besloten werd dat Del Piero naar Turijn zou gaan en ik naar Milan. Maar dat jaar scheurde ik de gewrichtsbanden aan de linkerknie en moest een jaar en acht maanden aan de kant blijven door drie operaties. In plaats van Milan moest ik herbeginnen bij een vierdeklasser, San Donà. Via Rimini en opnieuw Padova belandde ik pas veel later in eerste klasse, bij Venezia. Maar Del Piero is altijd een hechte vriend gebleven. Vijftig keer veranderde hij van telefoonnummer, vijftig keer kreeg ik zijn nieuw nummer. Toen ik een herdenkingswedstrijd organiseerde naar aanleiding van het overlijden van mijn vader, vroeg ik hem langs te komen. Net die dag was er in Euro Disney in Parijs voor hem een publicitaire campagne met Adidas gepland. Ik kon dat begrijpen. Maar hij gooide heel zijn schema om om toch langs te komen.”

Bij Juventus bezorgde Marcello Lippi in het tweede jaar Del Piero de doorbraak. Net die trainer die Del Piero’s broer Stefano bij Sampdoria had doorgestuurd met een onvoldoende. Het eerste jaar was géén onverdeeld succes, herinnert bij Tuttosport Juventuskenner Vittorio Oreggio zich : “Hij was een babytalent. Iemand met mogelijkheden maar die het nog helemaal moest maken. Het eerste jaar speelde hij meer met de beloften dan in het eerste elftal. Pas het tweede jaar brak hij hier door.”

In interviews praat Del Piero nog weinig over Padua waar hij als nobele onbekende vertrok. Maar respect geniet hij er nog wel, zo blijkt wanneer ’s avonds de verhalen loskomen op het terras van restaurant Pepen, dé place to be. Iulio Togneto, een vriend van Gianluca Di Marzio, vertelt hoe hij zich na een etentje met Del Piero een paar jaar geleden het verhaal herinnerde van een vrouw die een zwaar ziek kindje van negen had dat een enorme fan van Del Piero was. De vrouw sprak de hoop uit dat haar zoontje nog één keer zijn idool zou mogen zien. “Toen ik hem dat zei, sommeerde hij me die vrouw de volgende ochtend naar zijn hotel te laten komen met haar zoontje. Dat jongetje wist van niets. Toen hij plots in de ontbijtzaal voor Del Piero stond, viel hij flauw. Toen hij weer bijkwam, serveerde Del Piero hem eten, praatte met hem. Achteraf vertelde de moeder me dat de jongen twee nachten niet had kunnen slapen van het geluk dat hem te beurt was gevallen. Alessandro moest dat niet doen. Hij had kunnen zeggen : ik heb daar allemaal geen tijd voor. Maar dat deed hij niet.”

door Geert Foutré

‘Op school was hij niet de kampioen die hij op het veld wel was. Maar toch heeft hij zijn diploma gehaald.’

‘Alessandro is altijd een echte prof geweest. Stappen kwam altijd na het voetbal, nooit op de eerste plaats.’

‘Toen zijn ploegje het eerste jaar de finale van het kampioen-schap speelde, stelde de trainer hem niet eens op.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content