Hypnose wees het uit : Luc Criel is zijn vertrek bij de Buffalo’s nooit helemaal te boven gekomen. Monoloog van een beschadigde en vergeten voetballer.

“Het is dertien jaar geleden en ik weet het nog niet : waarom moest ik weg bij Gent ? Het vreet, nog steeds. Wie het mij wil en kan zeggen, alstublieft. Eén telefoontje kan voldoende zijn. Dan wéét ik het tenminste.

“Toen we degradeerden, tekende ik een contract voor twee jaar. Ik was een echte Buffalo, ik heb geweend als een kind toen we uit eerste klasse zakten. Er wordt vaak gezegd dat een man niet mag huilen. Zo ben ik dus niet, nooit geweest. In tweede speelde ik als aanvoerder en als enige alle wedstrijden volledig uit : 30 in de competitie en 6 in de eindronde, waarna we promoveerden. Op vakantie las ik in de krant dat de club voor de liberoplaats Michel De Groote en Geert Lootens had aangetrokken. Bij mijn terugkeer kreeg ik te horen dat ik niet meer welkom was, ik werd verbannen naar de B-kern.

“Niemand kon of wilde mij de echte reden zeggen, niemand van de bestuursmensen durfde mij recht in de ogen te kijken. Niet voorzitter Jean Van Milders, niet trainer René Vandereycken, niemand. Vond men mij te oud ? Vond de trainer die of die speler beter dan mij ? Geen antwoord. Blijkbaar mocht ik geen eerlijk antwoord verwachten, terwijl ik altijd en overal eerlijk was geweest. Je zou kunnen zeggen : het was het jaar te veel, maar als ik alles kon overdoen, dan deed ik precies hetzelfde, zeker weten.

“AA Gent was mijn club. Ik had er 17 jaar gevoetbald, tussen de 300 en 350 wedstrijden in het eerste elftal, bekerwinnaar in 1984. ( Wijst naar een foto op de muur in zijn café :) De enige voetbalherinnering die je hier kan vinden. Die club werd mij afgenomen. Ik moet zeggen dat ik de volgende twee, drie jaar liever had dat AA Gent verloor. Nu gaat het beter, maar ik heb het er nog steeds moeilijk mee. Met de jaren slijt het een beetje, maar toch.

“( Zucht) Had ik een uitleg gekregen, ik had het veel beter kunnen verwerken. Nu kreeg ik niet eens de kans om mij te verdedigen. Ik was een gebroken speler. Ik heb aan het hele verhaal hyperventilatie overgehouden, zozeer trok ik het mij aan. Men heeft het ontdekt toen ik onder hypnose werd gebracht. In die hypnose, zo bleek, kwamen almaar de kleuren rood en geel terug. De kleuren van Germinal Ekeren. Mijn gezondheidsproblemen hadden duidelijk te maken met mijn overgang van AA Gent naar Ekeren.

“Vorig jaar ben ik nog een keer op Gent geweest, voor de viering van het honderdjarig bestaan. Ik had een fantastische dag en avond, kwam er zoveel oude bekenden tegen, praatte onder meer een uur met Han Grijzenhout. Ik voelde me zielsgelukkig : ik ondervond erkenning, hoorde er weer bij. Ik moet zeggen : die avond heeft er mij een flink stuk bovenop geholpen. Ik was een ander mens.”

E

keren viel tegen. Problemen in het hoofd, maar ook fysiek. Ik kwam er pas laat bij. Ik trainde in de voorbereiding wel in mijn eentje, drie keer per week om zeven uur ’s morgens twaalf kilometer gaan lopen, en heel veel tennissen. Maar je hebt toch achterstand natuurlijk. Onder Albert Bers liep het nog vrij vlot, maar René Desaeyere moest mij niet hebben. Dan heeft Erwin Van den Daele, die ik als speler en als trainer had gekend bij Gent, mij naar Franc Borains gehaald. Toen ik 35 werd, besloot ik te stoppen. Het voetbal werd ook steeds moeilijker te combineren met het café ’t Krielken dat we een paar jaar daarvoor onder mijn ouderlijk huis, eerder meubelzaak, op het dorpsplein van Beervelde waren begonnen.

“Op dinsdagavond kwam ik thuis en zei : ik voetbal niet meer, ’s anderendaags al was ik het gewoon. Ik was het echt vreselijk beu. Ik heb dan anderhalf jaar niks van sport gedaan, tot ik bij de veteranen van Beervelde ging sjotten. Heb ik gedaan tot vorig jaar, toen begonnen de leeftijd en de kilootjes te wegen. ( Lachend) Er is toch zo’n 15 kilo bijgekomen. Ik ben tussendoor ook een paar jaar trainer geweest, bij Gavere en bij Dynamo Beervelde. Het beviel mij wel, vooral die twee jaar bij Dynamo waren schitterend. De supportersclub is in mijn café, hier bestelde ik de pinten aan mijn spelers en lachte ik mee. Maar op het terrein was ik trainer, ik kon duidelijk de lijn trekken. Nu zit ik zonder club, ik sta nog steeds open voor elk voorstel.

“De horeca trok ons wel, al hebben we allebei een onderwijsdiploma. We voelen ons hier goed, ook al is het een zwaar leven. We zijn maar vier dagen per week open, maar dan wel alles samen 65 uur, begrijp je ? Meer dagen openhouden willen we niet, ik vind het voldoende financieel gewoon rond te komen. Ik vind mijn kinderen, 17 en 19 jaar, belangrijker dan 250 euro per maand meer. Mijn zoon voetbalt bij de nationale juniores van Gent-Zeehaven, ik ga zo vaak mogelijk kijken.

“Het is niet echt een voetbalcafé, neen, al komen hier supporters van Lokeren, Gent, Brugge en zelfs Standard. ( Brommend) Dan zit ik aan de kant van de Gentse supporters, ja. Ik heb er ook een schitterende tijd meegemaakt, hé. Busk, Rombouts, Hanssens, Quipor, Mücher, André Laureyssen, met wie ik negen jaar heb samengespeeld. We hebben ooit een seizoen uitgespeeld met 14 spelers, niet meer. Of ik kan meeklappen over het voetbal van nu ? Ik volg het nog wel. Eerste klasse via televisie, het provinciaal voetbal in de kranten, maar ik kan niet vaak gaan kijken. Het café moet opengehouden worden, hé.”

door Frank Buyse

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content