Niki: een rebel op zijn manier

© BELGAIMAGE

Oostenrijk en de sportwereld namen afscheid van Niki Lauda (70), die vorige week dinsdagnacht overleed. Een terugblik.

Op gelijke hoogte van Jack Brabham, Jackie Stewart, Nelson Piquet en Ayrton Senna. Alleen Michael Schumacher (7), Juan Manuel Fangio (5), Lewis Hamilton (5), Alain Prost (4) en Sebastian Vettel (4) deden beter dan Niki Lauda, maar de Oostenrijker was zo veel meer dan de emotieloze en berekende rijder die zichzelf naar drie wereldtitels (1975, 1977 en 1984) knalde. Wat anderen van hem vonden, interesseerde hem totaal niet. Dat hij telkens weer geportretteerd werd als aartsvijand en karakteriële tegenpool van de flamboyante James Hunt, zijn grote rivaal, strookte allesbehalve met de werkelijkheid.

Ze waren alle twee opgegroeid in een chique en gegoed milieu en de jonge Niki verwierp al heel snel, net als Hunt, een conventioneel leven in de rand van Wenen. Hij profiteerde van de centen van zijn familie, die zijn passie voor de motorsport absoluut niet deelden, maar hij was net zo gemotiveerd en ambitieus als concurrenten die veel minder financiële middelen hadden. Daardoor zou hij zijn hele leven lang, zowel sportief als zakelijk, een vechter blijven.

Hij overleefde een vreselijke crash en brand op de Nürburgring in 1976, die hem voor de rest van zijn leven fysiek zou tekenen. Vorig jaar, meer dan 40 jaar na de crash, onderging hij een longtransplantatie, een gevolg van de giftige rook en vlammen die tijdens het ongeval waren vrijgekomen. En toch miste hij dat seizoen slechts twee races en werd hij nog tweede, na Hunt. Maar Enzo Ferrari hield tot aan zijn dood vol dat 25 overwinningen op 171 grands prix ‘voor iemand van zijn kaliber veel te weinig was’.

Lauda had, zo vond de oervader van de Scuderia, na zijn tweede wereldtitel in 1977 bij het team moeten blijven. ‘Dan had hij op z’n minst op gelijke hoogte van Fangio gestaan.’ Hij schatte Lauda’s zucht naar perfectionisme hoog in, maar ergerde zich tijdens contractonderhandelingen mateloos aan de Oostenrijker, die hij in het bijzijn van intimi l’ebreo – de jood – noemde. In de leefwereld van Ferrari moesten rijders vooral blij zijn om voor de Scuderia te rijden, maar Lauda verkaste zonder verpinken naar het team van Bernie Ecclestone (Brabham) en pakte in 1984 – na twee jaar afwezigheid, waarin hij zijn luchtvaartmaatschappij Lauda Air oprichtte – zijn derde wereldtitel in een McLaren, met een half puntje voorsprong op zijn jonge ploegmaat Alain Prost.

In 1985 ging hij opnieuw op pensioen. Definitief, waarna hij zich op de expansie van Lauda Air stortte, al kon hij de band met de formule 1 nooit doorknippen. Hij keerde terug als consultant van Ferrari (1993), team principal van Jaguar (2001) en niet-uitvoerend voorzitter van Mercedes-AMG Petronas Motorsport, waar hij tien procent van de aandelen had. En: het was de Oostenrijker die Lewis Hamilton in september 2012 overtuigde om de band met McLaren door te knippen. ‘Hij was meer dan zes jaar onze gids bij Mercedes. Soms brutaal eerlijk, maar tegelijk ongelofelijk loyaal.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content