In juli wordt de Nobelprijs voor de Vrede uitgereikt. Enkele maanden geleden heeft het Zweedse parlementslid Lars Gustafsson de voetbalsport voor deze hoge onderscheiding laten nomineren. Dat zorgde voor nogal wat commotie. Wat met het hooliganisme ? En gaf de kwalificatiewedstrijd Honduras-Ecuador voor de Wereldbeker van 1970 in Mexico geen aanleiding tot een regelrechte oorlog ? Wat met corruptie, wedstrijd- en paspoortvervalsing, dopingpraktijken en makelaarshandel, met voetballende kinderen uit arme landen ?

Maar Gustafsson, die zelf zes jaar profvoetballer was, is zeker van zijn stuk. Hij schreef naar het Nobelprijscomité dat de voetbalsport een belangrijke rol te vervullen heeft om begrip en verstandhouding tussen de mensen te brengen. Naast eten, drinken en zich voortplanten, is voetbal het enige wat miljarden mensen in de wereld in gemeenschap delen. Vriendschap tussen de volkeren is iets waar de voetbalsport meer dan zijn steentje toe bijdraagt.

Wat bijvoorbeeld te denken van de moeilijkheden die de nationale Palestijnse ploeg moest overwinnen om te kunnen deelnemen aan de Wereldbeker in Korea en Japan ? De Palestijnse ploeg – die op eigen grondgebied geen stadion noch trainingsfacliteiten heeft en samengesteld is uit voetballers die spelen in de gescheiden Ligas van Gaza en de Westoever – moest twee maanden op kamp naar Egypte en een week naar Thailand om er het toernooi te kunnen voorbereiden.

Het zou een vier maanden durende trip worden, onderbroken door allerlei ongemakken. Voor het vertrek weigerden de Israëlische autoriteiten een uitreisvisum aan de teamdokter, de kinesist en vier spelers. Twee weken later stierf één van die spelers, middenvelder Tarak Al Quto, tijdens een vuurgevecht op de Westoever. Door de omstandigheden thuis, met de steeds maar groeiende incidenten, overwogen de Palestijnen zelfs een tijdje om niet aan het toernooi deel te nemen.

Het toernooi begon met zes wedstrijden in Hong-Kong waar Palestina verloor van Quatar, gelijk speelde tegen Hong-Kong en zegevierde tegen Maleisië. Een week later versloeg Palestina Hong-Kong in Doha en verloor opnieuw tegen Quatar. Op de slotdag werd met 4-3 van Maleisië verloren, maar de tweede plaats werd dankzij een beter doelpuntensaldo veilig gesteld.

De uitschakeling ten spijt, werd de ploeg bij de terugkeer in Palestina hartelijk toegejuicht. De in Hong-Kong en in Doha gewonnen punten waren de eerste van Palestina sinds het de kwalificaties speelde voor de WK’s van 1934 en 1938. De spelers, waarvan de in Egypte voetballende El Kair de enige professional is, kregen van leider Yasser Arafat een speciale bonus. Na het kwalificatietoernooi schoot de Palestijnse nationale ploeg op de rankingtabellen van de Fifa met liefst 25 punten omhoog naar de 148ste plaats. Dat is uiteraard wel nog een eindje verwijderd van aartsvijand Israel, dat op de 43ste plaats staat. Van confrontaties tussen beide landen is er voorlopig geen sprake. Israël werd door de Aziatische confederatie uitgestoten en speelt zijn kwalificatiewedstrijden met Europese ploegen onder de hoede van de Uefa.

Er kan beweerd worden dat de voetbalwereld niets doet om de conflicten tussen volkeren op te lossen. Maar dat is ook haar taak niet. Als het nu iets beter gaat tussen de VS en Iran, is het omdat beide regeringen het goed vonden dat er tegen elkaar werd gevoetbald. En de burgers volgden. Dat doen later wellicht ook Palestijnen en Israëli. En krijgt voetbal ooit toch eens de Nobelprijs voor de Vrede.

door Mick Michels

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content