Een geniale voetballer is hij, maar qua internationaal palmares blijft hij op zijn honger zitten. Zlatan Ibrahimovic is een en al mysterie. Briljante solist of pathetische egoïst? Aanvalsleider of spektakelhuurling? Strijdershart of notoire koppigaard? Een beetje van alles allicht. Een portret.

Qatar Sports Investment (QSI) kocht Paris Saint-Germain officieel in de zomer van 2011, maar het was pas twaalf maanden later dat het op internationaal vlak echt van zich liet spreken. Op 18 juli 2012 meer bepaald, met de komst van Zlatan Ibrahimovic. Een jaar lang stapelde de Parijse club de aankopen op. Een compleet nieuwe staf, met Carlo Ancelotti (de ex-coach van AC Milan en Chelsea), Jean-Claude Blanc (een Fransman die CEO van Juventus is geweest) en Leonardo (ex-speler van AC Milan en Inter) als sportief directeur met uitgebreide bevoegdheden. Die Italiaanse slag zette zich nog door met een ongebreidelde trans-Alpijnse shopping: Sissoko (Juve), Menez (Roma), Sirigu en Pastore (Palermo), plus enkele exotische vogels als Lugano (Fenerbahçe) of Matuidi (Saint-Etienne, overigens een voortreffelijk aankoop qua prijs-kwaliteit). Tijdens de winterstop kwamen dan met Alex (Chelsea) en Maxwell (Barcelona) twee spelers uit de Seleção naar Parijs, net als de Italiaanse Braziliaan Thiago Motta. Symbolisch voor de nieuwe Parijse politiek van Leonardo, de man met een gat in de hand – als daar het geld van anderen in ligt. Nog eens zes maanden later, na een tweede plaats in de Ligue 1 en een ticketje voor de Champions League, begeeft PSG zich in een nieuwe dimensie, zoals Chelsea in 2004 of Manchester City in 2010. Lavezzi (Napoli), Van der Wiel (Ajax), Verratti (Pescara), Lucas Moura (São Paulo) en zelfs Thiago Silva (AC Milan, voor 42 miljoen euro) komen naar de Lichtstad. Stevige kleppers, maar nog geen sterrenstof. Het is de handtekening van Ibrahimovic die de Franse competitie echt de opkikker geeft waar die nood aan heeft. De Zweed is een vedette op en naast het veld, dweilde de grootste clubs van het oude continent af (Ajax, Juve, Inter, Barça, Milan), is wereldwijd bekend en veegt zijn voeten aan regels. In zijn gloed licht heel Frankrijk op.

Opmerkelijke omhaal

Zodra Zlatan in Parijs arriveert, bakent hij zijn territorium af: een hoop goals, enkele assists, een paar pittige punchlines (“Ik ken de Ligue 1 nog niet, maar de Ligue 1 kent mij.”) en een niet aflatende drang om te winnen (hij bekt zowel ploegmaats als tegenstrevers af). Zijn cultstatus neemt fameuze proporties aan. Talkshows op radio en tv gaan tot vervelens toe in op de verdiensten van de Zweed, opiniemakers dalen uit hun ivoren toren neer om bij het fenomeen in de buurt te komen wanneer zijn biografie Ik, Zlatan verschijnt, hij duikt op als marionet in een satirisch poppenspel op Canal+ en er wordt een Frans werkwoord naar hem genoemd (zlataner). Zowat iedereen valt voor hem in zwijm, het is Zlatan voor en na. “Bij Ajax had hij al de impact en het charisma van een ster, net zo zelfbewust wat zijn spel als zijn persoontje betrof, maar zonder dat hij al iets bewezen had”, herinnert Julien Escudé zich, de Franse international die samen met Ibrahimovic in Amsterdam speelde. “Ze hadden daar al heel wat vedetten zien passeren, dus daar keken ze niet zo gauw van op. Hij kende er een hobbelig parcours, maar omdat hij wat meer trucjes kende dan een ander – zowel privé als op het veld – had hij wel zijn fans.”

Fans zou Ibra er nog een pak bijwinnen na zijn vierklapper met Zweden tegen Engeland (4-2), de vriendschappelijke wedstrijd die hij opluisterde met een opgemerkte, maar niet echt unieke omhaal – Philippe Mexès zou er een week later net zo’n mooie maken met AC Milan tegen Anderlecht, maar die kreeg amper aandacht. Tot de toppers van de YouTubegeneratie behoort hij wel niet, in tegenstelling tot de twee Ronaldo‘s, Messi, Zi- dane, Ronaldinho en nog enkele anderen. De vier treffers tegen Engeland in een match die nergens om ging voedden alleen de mening van zijn criticasters: “Grote speler in kleine matchen, kleine speler in grote matchen.” Dat zei men ook over Eric Cantona. Maar ja: Ibrahimovic’ cv in nationale kampioenschappen mag dan al uitzonderlijk zijn (acht titels in tien jaar in drie verschillende landen – al zijn er Juventus twee ontnomen – en mogelijk komt er daar met PSG nog één bij), zijn internationale palmares blijft lichtjaren verwijderd van wat men van iemand van zijn kaliber zou mogen verwachten. Een kwartfinale op een EK (met Zweden in 2004) en verder wat anonieme deelnames, een halve finale in de Champions League met Barça (als bankzitter dan nog) en een rist kwartfinales. En nog erger: zijn doelpuntenproductie oogt erg mager (4 goals in 27 wedstrijden) zodra de fase met rechtstreekse uitschakeling aanbreekt, toch het moment waarop de echte mannen zich onderscheiden van de jongetjes. “Het valt niet te verklaren”, zegt Christian Damiano, de ex-assistent van Claudio Ranieri bij Roma en nadien werkzaam bij Parma en Juventus. “Zijn klasse is hors catégorie. Hij kan alles: assists geven, de bal bijhouden, aan de lopende band scoren op alle mogelijke manieren, van ver, van dichtbij, met een volley of een puntertje, met het hoofd, op vrijschop, met een omhaal… Hij heeft de beweeglijkheid van iemand van 1m80, hij is nagenoeg perfect. Waarom is hij dan niet beslissender in belangrijke wedstrijden? Misschien dat zijn ego – meestal zijn kracht – op dat moment een zwakte wordt? Of dat zijn innerlijke demonen zich roeren?” Juist, zijn demonen…

Wrede jeugd

Zlatan Ibrahimovic werd geboren op 3 oktober 1981 in Malmö, Zweden. Zijn Bosnische vader en Kroatische moeder gaan uit elkaar wanneer hij twee jaar is. Samen met zijn zus Sanela en zijn jongere broertje Aleksandar blijft hij bij hun moeder, een poetsvrouw die zich uit de naad werkt om zeven monden te voeden, want ze heeft ook nog drie kinderen uit een eerdere relatie. “Een wrede jeugd, waar er van niets ooit genoeg was”, volgens Zlatan. Zijn ouwe heer kan de goeierik uithangen, want hij verschijnt maar één weekend op de twee in beeld en overlaadt zijn nageslacht dan met ijsjes en hamburgers, of – als de dag hen toelacht – Nike Airs. Het zijn kleine oases van rust in een woestenij van kleine en grote trauma’s die Ibra moet incasseren. Zijn ‘modelpa’ dompelt zich onder in de drank, de oorlog en Joegoslavische muziek en de jonge knaap wordt aan zijn lot overgelaten. Soms is er zelfs nauwelijks wat te eten. Dat gevoel van een knorrende maag achtervolgt hem nog lang. “De koelkast moet altijd bomvol zitten, ik zal er nooit aan wennen”, zegt hij nu nog tegen zijn vrouw.

In Rosengard, een sociale woonwijk in Malmö, een getto naar Zweedse maatstaven maar een pak rustiger dan de buitenwijken van Amsterdam, Londen of Parijs, haalt hij de ene stommiteit na de andere uit. Hij wordt een echte fietsendief zoals in de film Ladri di biciclette van Vittorio de Sica. Omdat hij niks heeft, jat hij van alles uit de supermarkten van Malmö. Door het contact met zijn pa ‘leert’ hij wat eenzaamheid is. Op school of in de stad brengt hij zijn tijd door met knokken, hij deelt veel uit en incasseert navenant. Men wil hem naar een psychiater sturen wanneer hij met een schot van wereldklasse bijna het hoofd van een leraar eraf knalt, maar dat beschouwt hij als een grove belediging. Hij hult zich in zwijgzaamheid, behalve wanneer er wat te schelden valt, en bedient zich eindeloos van zijn duimen (videogames), zijn ogen (onlinefilmpjes van Romario en Ronaldo) en uiteraard zijn voeten. Vaak wordt hij geterroriseerd, een vruchtbare voedingsbodem voor allerlei neuroses, maar ten huize van Ibrahimovic is psychoanalyse geen optie. “We hadden in ons gezin veel aardiger voor elkaar moeten zijn”, vertelt hij. “Alleen hebben we nooit geleerd om aardig te zijn.” Zo.

Surrogaatvaders

Nadat hij de clubs van zijn wijk afgeschuimd heeft en zich de cultuur van het straatvoetbal eigen heeft gemaakt (“winnen is niet het belangrijkste, het gaat om de mooie bewegingen”), sluit Zlatan zich aan bij Malmö FF, waar hij als het ware in een andere wereld, op een andere planeet, terechtkomt. Hij jaagt al snel de trainers tegen zich in het harnas. Ze verwijten hem zijn egoïstische spel, zijn “dribbels die nergens toe leiden”, zoals juniorencoach Åke Kallenberg jammert, en zijn neiging om zijn ploeggenoten te beschimpen. Vervolgens krijgt hij de ouders van die ploeggenoten tegen, ze laten zelfs een petitie rondgaan na een zoveelste misstap. Ja, Zlatan heeft duidelijk een talent om zich vijanden te maken.

Op zijn zestiende kwijnt hij weg in de jeugdreeksen en overweegt hij er de brui aan te geven, tot hij op een zomer een tiental centimeter groeit en struiser wordt. Het zal dan nog twee jaar duren vooraleer Roland Andersson, de trainer van de fanionploeg, hem in zijn bureau ontbiedt. Ibra denkt dat hij weer eens op het matje wordt geroepen voor een kwajongensstreek, maar de Zweedse ex-international uit de jaren zeventig zegt hem simpelweg: “Zlatan, je hebt nu lang genoeg met de kleine jongens gespeeld.” Eindelijk krijgt hij de woorden te horen waarop hij al zolang wachtte, zonder veel hoop. In die “stevige kerel, sympathiek maar streng, met een diepe stem die bij zijn gehoor respect afdwong” (zoals hij Andersson in Ik, Zlatan omschrijft) vindt hij een eerste surrogaatvader. Later zal hij ook vaderfiguren vinden in Hasse Borg (een sluw bestuurslid van Malmö, die hij nadien gaat haten), Leo Beenhakker (de Ajaxcoach doet hem denken aan de gekke professor uit Back To The Future), Mino Raiola (zijn Italiaanse makelaar die hij ontmoet in Amsterdam – “hij lijkt op een maffioso en dat bevalt me wel”), Fabio Capello (“een harde, als Capello in een gang langs je heen gaat, heb je het gevoel dat je sterft, zei Wayne Rooney, en dat klopt”) of JoséMourinho (de absolute referentie als trainer wat Ibra betreft). Allemaal harde mannen, bestand tegen druk, direct, hamerend op discipline, provocerend indien nodig, die er staan als het moeilijk wordt. Mannen die richtinggevend waren en zijn in zijn carrière. De twee kanten van zijn vaders karakter als het ware.

Prima donna

Ibra zal niet zo erg lang in het eerste elftal van Malmö spelen. Tweeënhalf jaar ongeveer. Idem bij Ajax en Inter (drie seizoenen). Bij Barcelona (één jaar) en Milan (twee) is zijn passage nog korter. Herhaaldelijke knokpartijtjes (speciale vermelding voor dat op de training van Milan met Oguchi Onyewu), stoppen die doorslaan en bovendien de omstandigheden (zoals Juventus dat naar de Serie B moet degraderen) maken dat hij het nergens lang uitzingt. “Hij kan poeslief doen en meteen daarop hatelijk. Net zoals een prima donna”, herinnert JonathanZebina, zijn ploegmaat in Turijn, zich. “Hij was helemaal anders dan de typische speler van Juve. Van in het begin straalde hij uit dat hij hier niet lang zou blijven.” Ook vandaag de dag gedraagt Zlatan zich alsof hij nog altijd in Rosengard is. Net als Thierry Henry – de ideale schoonzoon, zijn volmaakte tegendeel – haalt hij in interviews geregeld dezelfde boutade boven: “Je kunt mij uit mijn wijk halen, maar de wijk niet uit mij.” Het is de Europese versie van “you can take me out the ‘hood, but can’t take the ‘hood out me” van G-Unit, de band van 50 Cent. Het is een teken van onvolwassenheid, ondanks zijn vaderschap (hij heeft twee zoontjes) en het toont ook de verknochtheid aan zijn roots. “Al van bij Ajax heb ik de indruk dat hij altijd dat straatschoffie gebleven is, dat erop los wil slaan, dat zich wil bewijzen”, zegt Julien Escudé. “Denk bijvoorbeeld maar aan zijn exploot tegen NAC (waarbij hij zeven tegenstanders dribbelt, van wie twee spelers zelfs tweekeer, nvdr), dat is echt een goal van de straat. Hij is nog altijd een beetje dat kind.”

Vuile voeten

Het is alsof hij zijn genen van alfamannetje niet wil verraden en evenmin zijn DNA van Zweed met de naam Ibrahimovic en dus neemt zijn rancune soms grillige vormen aan. Hij geeft toe dat hij zich een gemene tackle jaren kan herinneren, dat hij elke loer die men hem draait, onthoudt en het de dader ervan totterdood kwalijk neemt, maar evengoed wordt hij dikke maatjes met zijn vijanden van gisteren (Materrazzi, Mihajlovic, Vieira, vaak krijgers zoals hijzelf). Tegenstrijdig zijn is een hobby waar hij zich vol overtuiging in uitleeft. In elk interview drijft hij de spot met zijn landgenoten, met hun blonde haren, hun tere persoonlijkheid en hun voorspelbare namen die allemaal op ‘-son’ eindigen. Nochtans heeft hij, de zoon van ex-Joegoslaven met gitzwart haar en de gestalte van een basketter uit de republiek van Tito, wel een working girl uit de middenklasse van het land van IngmarBergman aan de haak geslagen. Evenmin als Ibra een doorsneevoetballer is, is zij een doorsneevoetballersvrouw: ze is om te beginnen elf jaar ouder dan hij, ze is weliswaar blond, maar eerder klein en lijkt in niets op de typische wags die niets doen dan lanterfanten en geld uitgeven. Eigenlijk was ze veel te hoog gegrepen voor zo’n jonge kerel, met een naam als Zlatan, die Rosengard amper ontgroeid was en “zich slecht op zijn gemak voelde bij meisjes”, zoals hij vertelt in zijn biografie. En toch heeft hij haar gekregen. In Elle van begin deze maand, heeft Helena Seger het over Ibrahimovic de charmeur, ook al is er nog veel werk aan zijn goede manieren. Hij zag in haar blijkbaar een evil-super-bitch-deluxe – iets als de vrouwelijke variant van hemzelf misschien?

Het koppel heeft een gigantisch roze huis gekocht in Limhamnsvägen, de chique buurt van Malmö. Ze hebben de vorige eigenaars zowat het huis uit gedwongen met een financieel bod dat die onmogelijk konden weigeren. Aan de voorkant heeft hij een grote foto opgehangen met daarop twee lang uitgevallen vuile voeten. Toen zijn vrienden hem vroegen wat “zo’n paar walgelijk uitziende voeten” op zijn muur hingen te doen, antwoordde hij droogjes, alsof het antwoord evident was: “Jullie zijn idioten. Het zijn wel de voeten die dit huis betaald hebben.”

Pastoor Pep

De enige keer dat de Zweed zichzelf in zekere zin verloochend heeft, was bij Barcelona. Hij wou zó graag bij de beste club ter wereld spelen, dat hij zich plooide naar het lokale regime. Geen keet schoppen, vriendjes maken, naar de training komen met de Audi en de Ferrari Enzo (een van de 399 exemplaren, hij kreeg hem van Juve toen hij van Ajax overkwam) in de garage laten. “Hier houden we de voetjes op de grond”, benadrukt Guardiola. Hij houdt het zes maanden vol, tot de winterstop, die hij in Zweden doorbrengt met jagen (een van zijn obsessietjes). Wanneer hij terugkeert naar Catalonië, vertikt hij het om nog zo veel toegevingen te doen. Hij verdraagt het niet meer hoe “de beste spelers van de wereld zich gedragen als te brave scholieren” met pastoor Pep die hun onderwijzer is. “In het begin was Ibra perfect geïntegreerd”, herinnert Seydou Keita zich. “Hij gedroeg zich en iedereen was tevreden. Nadien, zonder dat we echt wisten waarom, ging zijn relatie met de trainer erop achteruit. Wij hadden er geen idee van, alles bleef onuitgesproken. Wat later is hij op de bank beland.”

De man die altijd het verschil wil maken, is plots niet meer dan een bevoorrechte toeschouwer. De man die zich een weg gebaand heeft door tegenspoed, moet nu in stilte en onbegrepen zijn kas opvreten. De man die nooit geleerd heeft om zich te excuseren jaagt Guardiola ten slotte de gordijnen in uitgerekend op de avond van de grote ontgoocheling tegen Inter. Terwijl Mourinho zijn vreugde uitschreeuwt op het gras van Camp Nou, maakt de Catalaanse coach zelfs geen aanstalten om te reageren. Niet veel later wint Inter, zijn ex-club, zelfs de Champions League – de druppel te veel voor Ibrahimovic. Ook al wil hij graag bij de beste club spelen, toch verlaat hij Barça. Hij is bereid om zijn ego op te offeren (een primeur!) in de geest van het oude Latijnse spreekwoord: liever de eerste in eigen dorp dan de tweede in Rome. Hij wil geen tweede (of derde, of…) rol spelen in Barcelona en keert daarom terug naar ‘zijn’ Milaan, later naar Parijs. Net als in Malmö kan hij daar immers zeggen: “Staat niet iedereen in mijn schaduw?”

DOOR RICO RIZZITELLI – BEELDEN: IMAGEGLOBE

Zlatan heeft duidelijk een talent om zich vijanden te maken.

Tegenstrijdig zijn is een hobby waar hij zich vol overtuiging in uitleeft.

De enige keer dat hij zichzelf verloochend heeft, was bij Barcelona.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content