Het bezoek aan Stamford Bridge komende zaterdag is nog specialer dan anders voor Arsène Wenger. Niet omdat José Mourinho, de coach van Chelsea, hem onlangs nog een “specialist in falen” noemde, al kunnen wij ons inbeelden dat het deze week wel een paar keer zal vallen tijdens de wedstrijdbespreking. Neen, wel omdat Wenger, 64 inmiddels, zondag voor de 1000e keer zijn ploeg gaat coachen in een officiële wedstrijd. Wenger kwam op 30 september 1996 in dienst van Arsenal en staat op het punt – misschien deze week al – om zijn contract met de Gunners te verlengen.

Duizend wedstrijden op de bank van Arsenal, waarvan hij er ruim meer dan de helft won en geen 200 verloor, het blijven fantastische cijfers in deze tijden. Ter vergelijking: zijn tegenstander in de dug-out begon zijn carrière pas in september 2000 en heeft er bij al zijn ploegen samen zondag 674…

Is Wenger een “loser”? Mourinho’s winstpercentage ligt hoger, maar of dat ook geldt voor iets subjectiefs als de amusementswaarde durven we te betwijfelen. En of de clubs waar de Portugees geld mocht spenderen allemaal zo gezond af zijn als het Arsenal van Wenger ook. Feit is wel dat de Fransman in zijn beginjaren de trofeeën op mekaar stapelde. Altijd gekwalificeerd voor de Champions League, jarenlang met een abonnement op de kwartfinales zelfs, en vier bekers, drie titels en wat supercups.

Maar daarna stokte de machine. Van een ploeg die steunde op een ouderwetse Britse defensie, hecht en solide, werd Arsenal onder de purist die Wenger is een zeer aantrekkelijk voetballende opleidingsmachine van jong talent, vaak weggeplukt uit Afrika of Frankrijk. Mooi om zien, maar prijzen pakte het niet meer. Wenger ging ook niet mee in de spiraal van steeds duurdere transfers en lonen van afgewerkte producten. Zijn Arsenal was een talentenfabriekje.

Uit principe? Eerst was het omdat hij niet kon – veel aandacht ging naar de bouw van het nieuwe Emirates Stadium – daarna omdat hij niet wilde. Arsenal was en bleef een gezonde club, in handen van wat ‘ouderwetse’ aandeelhouders, met wie Wenger goed opschoot. Dat ging niet ten koste van goed voetbal, wel van regelmaat en van prijzen.

In de ogen van zijn bazen deed hij het goed. In zijn ogen ook. Hij noemde zich de beste ontwikkelaar van talent en prees zichzelf dat hij in een business waar geld verliezen het doel leek te zijn een uitzondering was. Hij snapte niet waarom hij voor zijn zuinige gedrag bekritiseerd werd. In de ogen van de media en de fans lag het allemaal moeilijker. Ze hebben het geld, de Gunners, en toch spenderen ze het niet. Losers. Provocateur Mourinho huilde gaarne mee.

De voorbije paar seizoenen bezweek Wenger en spendeerde hij meer. Vorige zomer zelfs een recordbedrag voor de club, met de komst van Mesut Özil. Het gevolg was hernieuwd vertrouwen, bij iedereen, ook bij de spelers. De ploeg ging zowaar aan kop, tot eind januari zelfs. Sindsdien is het weer wat minder en net nu is Özil een paar weken out met een hamstringletsel.

De mindere periode – die Mourinho inspireerde tot zijn sneer, na de 5-1 bij Liverpool en de 0-0 tegen Man. United – sloeg de ploeg achteruit in de titelrace. Europees was Bayern een te moeilijke tegenstander, geen schande. Rest de FA Cup. Een halve finale tegen Wigan moet haalbaar zijn. Daarna wacht de tegenstander van Sheffield United-Hull. De kans op een eerste prijs sinds 2005 was nog nooit zo groot.

DOOR PETER T’KINT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content