Maracanã, Copacabana, Ipanema, Cristo Redentor, Flamengo, Fluminense. Je moet gek zijn om hier ooit weg te willen. Voetbal in Rio. ‘O futebol no paraíso’: voetbal in het paradijs.

Warmste zomer ooit’, titelt de krant. En hij blijft duren, zwoel en heet, alvast tot zondag. Goed nieuws. We lezen dit op het dakterras van ons hotel, Premier Copacabana. Heeft wat van zijn glorie verloren, driekwart van de tijd werkt de tv niet: sem signal. Niet zo erg, de zonsondergang boven de baai weegt niet op tegen een telenovela. Op de achtergrond waakt Cristo.

Binnen het uur na aankomst zijn een reeks afspraken bevestigd. De beloning is een wandeling langs Copacabana. Warme wind strijkt de haren plat. Vakantie. Spontaan ‘Copacabana’ neuriënd, van Barry Manilow.

Een van de afspraken is bij de zoon van een gewezen directeur van Flamengo. Het is een eindje rijden richting Barra, zegt hij, maar als ik niks te doen heb… Er zullen wat voetballers zijn, er is een barbecue en we kunnen naar een wedstrijd van Flamengo kijken.

Ik héb niks te doen. Twee uur later ben ik er bijna, voor een verplaatsing die bij normaal verkeer twintig minuten mag duren. Het verkeersinfarct tijdens de avondspits is immens. Vanwege de heuvels die deze stad omsluiten – vergelijk het met de corniches in Monaco of Nice – is het openbaar vervoer beperkt uitgebouwd. Een paar metrolijnen, de rest wordt bediend met bussen, die ook niet vooruit komen. Geen wonder dat hier voortdurend helikopters door het luchtruim klieven.

Barra is de buurt van de nieuwe rijken die wonen in villa’s op een privaat terrein, afgesloten van de buitenwereld door een groot hek met bewakers. Julio woont in villa nummer 10. Een fantastisch optrekje, genre Knokke, Keerbergen of Sint-Martens-Latem. Aan het zwembad zitten een vijftiental mannen, in diverse staten van ontkleding. Ze maken zich klaar om te voetballen. Slechts eentje spreekt Frans. Carlos Mozer, stelt hij zich voor. Aangenaam. Mozer… ex-Marseille, ex-Benfica, een keer of veertig international van Brazilië? ” Oui, c’est moi“, lacht hij. We zullen de avond samen doorbrengen, op één voorwaarde. Dat ik niks gebruik van wat hij zegt in een verhaal. Hij wil niks te maken hebben met de pers.

Er wordt gevoetbald op een voetbalveld achter het tennisveld dat achter het overdekte terras met pooltafel achter het zwembad ligt. Snapt u het plaatje? Het huis heeft een enorme overdekte patio met buitenkeuken en flatscreen. Er staan fantastische ligzetels en bedden in alle maten. De helft sjot blootsvoets, de andere helft op schoenen. Techniek hebben ze allemaal, inzet ook. Een partijtje onder vrienden eindigt met drie gekwetsten en veel discussie.

Om naar de stad terug te keren krijg ik een lift. In de auto wijst iemand naar de heuvels. Er branden lichtjes. Favela’s. Er is net geen misprijzen voor het lot van die mensen. Ook dat is Brazilië: ieder voor zich. En nergens lijkt het contrast tussen rijk en arm zo groot. Toen Adriano op het jeugd-WK een premie van de voetbalbond kreeg, zei hij: “Nu kan ik eindelijk ons huis waterdicht maken, want in de kamer van mijn broertje loopt het water langs de muur binnen.” Zo erg zijn de levensomstandigheden hier voor wie geen geld heeft. Aan de lichtjes te zien zijn dat er veel. De chauffeur geeft me nog een tip mee: als ik wil wandelen, beneden blijven, in de buurt van het strand. Als de weg begint te stijgen, wordt het gevaarlijk.

Karakter

’s Anderendaags keren we terug naar Barra, voor een interview met Jorge Moraes, spelersmakelaar bij Bloom Soccer. Het gaat sinds 2005 vooruit met het voetbal in Brazilië, leren we. De clubs hebben zich versterkt, ook financieel. Marketing, een beter imago, steeds meer geld. Gevolg: bekende vedetten genre Adriano, Robinho, Deco, Ronaldo, Roberto Carlos of Vagner Love keren terug. Tijdelijk, of definitief. Brazilië is zich gaan organiseren en dat komt de clubs uit Rio ten goede. In 2009 werd Flamengo, dankzij Adriano, kampioen, in december was dat Fluminense, onder impuls van Deco. Talent is er altijd geweest, nu is er ook geld. Fluminense heeft een grote naam qua opleiding, maar het was wachten op grote investeerders die in eigen naam spelers aantrekken en vervolgens uitlenen aan de club, om sportief succes te halen.

Rio de Janeiro heeft 15 miljoen inwoners en allemaal zijn ze voetbalgek, maar opleiding is een groot probleem. Flamengo heeft niet eens een trainingscentrum, Botafogo evenmin. Geen ballen om te trainen, geen structuur. Toch vindt Mo-raes de voetballer uit Rio in het algemeen vaardiger dan de gemiddelde Braziliaan. Een andere karaktertrek is zijn gebrek aan verantwoordelijkheidszin. De betere voetballer is tegelijk ook de minst gedisciplineerde. Rio is een stad die aanzet tot feesten. Strand, samba, veel mooie vrouwen, altijd dat vakantiegevoel. Een speler, zegt Moraes, moet heel goed omringd zijn, administratief, en een heel sterke kop hebben, om aan alle verleidingen te weerstaan. De top verdient ook hier 30 tot 40.000 euro, daar komen vrouwen op af en profiteurs.

Lunchen doen we met Sergio, supporter van Flamengo. Langs het strand, in de buurt van Botafogo, met zicht op de kabelbaan die naar de berg Pão de Açúcar (Suikerbrood) leidt. Mensen vragen hem soms: hoe worden jullie fan van een voetbalploeg? “Ik heb er geen idee van”, zegt Sergio. “Het heeft niks te maken met de buurt waar je woont of je familie. Misschien dat je vader je wel een truitje koopt als je klein bent, maar je mag veranderen in de loop van je leven.” Hij deed het niet, bleef Flamengo trouw.

Hij bevestigt het beeld van Jorge. Sergio: “Toen Adriano terugkeerde van Inter zat hij vaak in de favela Vila Cruzeiro, bij vrienden. Hij deed waarin hij zin had, trainde wanneer hij zin had, ging met vakantie, gaf forfait. Het leek nergens naar, maar Flamengo werd wel kampioen. Wie naar São Paulo verhuist, wil presteren, meedraaien in de rat race. Hier in Rio gaat het allemaal veel meer relaxed.”

Dat weet ook Tim Vickery, correspondent voor de BBC in Zuid-Amerika. Stamplaats Rio. Hij bevestigt dat de economische macht van het voetbal steeds groter wordt: “De Braziliaanse munt is de laatste jaren veel sterker geworden. Ook zijn belangrijke stappen gezet in de professionalisering van het voetbal. De grote namen worden vaak niet betaald door de clubs, die kunnen zich dat niet veroorloven. Ze worden betaald door sponsors, door een pool. Meestal bedrijven die de spelers gebruiken in advertenties. Ronaldo is geen werknemer van Corinthians, maar een partner van de club. De deal die hij aangeboden kreeg, was een percentage op de marketing en de verkoop. Dat is de manier om iemand aan te werven die je je eigenlijk niet kunt veroorloven.”

Staatskampioenschappen

Vickery ergert zich aan de staatskampioenschappen. In Brazilië wordt het hele jaar door gevoetbald. De eerste vier, vijf maanden is dat binnen de staat, waar groten en kleintjes (tot derde klasse) tegen elkaar spelen. In de staat Rio de Janeiro is dat de carioca. Voor de grote clubs tijdverlies, vindt hij. In mei begint dan het eigenlijke nationale kampioenschap, de Brasileiro, dat in december afloopt.

Vickery: “De staatskampioenschappen zijn historisch gezien heel belangrijk, tot 1971 was er geen nationaal kampioenschap vanwege de omvang van het land. De staatskampioenschappen speelden dan ook een belangrijke rol in de ontwikkeling van het voetbal. Nu zijn ze de grootste hinderpaal. Ik denk dat er nergens in de wereld grote clubs – Flamengo heeft zowat 20 miljoen supporters – in competitie uitkomen tegen ploegen uit tweede of derde klasse. Sommige ploegen in Rio hebben niet eens stadionverlichting. Vanwege de hitte werd onlangs beslist dat er tussen tien en zeventien uur geen wedstrijd mocht worden gespeeld. Maar om zes uur ’s avonds is het donker, voor ploegen zonder stadionverlichting was dat een ramp. Dus werd er ’s morgens om acht uur afgetrapt en moesten de spelers om halfvijf uit hun bed. Wat voor tijdverlies is zo’n format! Financieel heeft het geen enkele zin en je doodt de start van het nationale kampioenschap. Hier stopt de ene week het staatskampioenschap en begint het weekend erop het nationale.”

Waarom houden ze dit systeem dan aan? Die vraag, zegt Vickery, brengt me recht in het hart van de organisatie van het Braziliaanse voetbal. “Brazilië is een land dat bestaat uit 27 staten. De macht op voetbalvlak ligt bij de staatsbonden, die elk hun kampioenschap regelen. Al die voorzitters gaan nooit hun eigen kampioenschap schaden door het af te schaffen. De sleutelvraag is hoelang de topclubs nog geduld hebben. Binnen elke staat hebben de kleine clubs de macht, omdat het systeem geldt van: één club, één stem. Blijven de groten dat pikken of scheuren ze zich af? Cynisch zou je kunnen zeggen dat de grote clubs met dit systeem akkoord gaan omdat op die manier de noodzaak blijft om spelers te verkopen. En de kans blijft bestaan dat ze geld versluizen naar privérekeningen. Maar dat is een cynische visie en nu het management van de clubs steeds professioneler wordt, riskeer je toch meer en meer conflicten. Op dit moment niet, vanwege de World Cup in 2014. De Braziliaanse FA heeft daar alle kaarten in handen. Zij moeten stadions aanduiden, beslissen naar waar het geld gaat. Maar nadien kan volgens mij alles.”

Torcidas

Tickets zijn relatief duur, vandaar de vele lege plekken op de tribune. Wat zou je 40 real betalen voor een wedstrijd van Flamengo als tegelijkertijd op tv de Europese Champions League wordt uitgezonden, zegt Sergio. Bovendien helpt de constructie van de stadions niet. Er is amper compartimentering, dus kun je prijzen niet richten op bepaalde tribunes. Slaag je daar wél in, dan kun je de plaatsen achter pakweg de doelen goedkoop houden en andere wat duurder. Corinthians uit São Paulo doet dat al. Maar in Rio lukt dat voorlopig niet.

Hoe zit het met het geweld? Vickery: “Er is een klein probleem met de torcidas organisadas, het equivalent van de barra brava in Argentinië. Maar daar is de club veel meer dan hier de verdediger van de eer van de buurt. De barra brava zijn ook veel meer inside de club, ze verdienen geld aan de verkoop van tickets of hanteren ‘belastingen’ voor mensen rond het stadion. Dat niveau van business heb je hier niet, maar er is wel een probleem van veiligheid. Palmeiras-São Paulo liep onlangs helemaal uit de hand, ook al was er maar 13.000 man. Flamengo-Vasco is een wedstrijd waar ik niet van hou. Te veel haat. De grote mythe rond Brazilië is de happy, happy, happy sfeer. Maar de grote steden zijn niet happy. Vandaar dat sommigen liever thuis een barbecue organiseren en dan op tv de match volgen.”

Tim heeft niet per toeval de wedstrijd Flamengo-Vasco geciteerd. Die wordt een dag later gespeeld en via Sergio geraak ik aan kaartjes. De ondergrondse loopt tot vlakbij het Maracanã, plaats waar over vier jaar de finale van het WK wordt gehouden en oord van de finale van het WK in 1950. Waar Brazilië het onmogelijke overkwam: verlies van Uruguay. De ondergrondse is veilig, supernetjes, maar bestrijkt helaas slechts een klein deeltje van de stad.

Net als we weer boven de grond komen, begint het te onweren. Verschrikkelijk hevig, met windhozen en ander lelijks. Doornat vinden we een plaatsje tussen de Flamengofans. Even voor tijd verlaten we het stadion, bij 1-0. Drie penalty’s gezien, twee gemist door Vasco, één omgezet door Flamengo. Het niveau valt wat tegen, veel individuele acties en fouten. De straten zijn her en der overstroomd, soms moet de taxi door wat een rivier lijkt. Overal zwaailichten, brandweer, politie. Omgevallen bomen, afgerukte daken. Je zult vanavond maar in de favela wonen.

DOOR PETER T’KINT

“Een voetballer moet hier goed omringd zijn en een heel sterke kop hebben om aan alle verleidingen te weerstaan.”

Jorge Moraes, spelersmakelaar

“Wie naar São Paulo verhuist, wil presteren. Hier in Rio gaat het allemaal veel meer relaxed.”

Sergio, Flamengosupporter

“De staatskampioenschappen zijn historisch gezien belangrijk, maar voor de grote clubs tijdverlies.”

Tim Vickery, BBC-correspondent

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content