Faris Haroun is een bijzondere jongeman. Eenentwintig nog maar en al het hele traject van ‘grootste vergissing’ over ‘overbodig’ tot ‘onmisbaar’ afgelegd. En toch in balans gebleven. Met dank aan de marabu.

Zes weken bleef hij verstoken van competitievoetbal. Niets nieuws voor Faris Haroun, denk je dan met een blik op de statistieken : de voorbije seizoenen werd hij wel vaker over het hoofd gezien in Genk, waardoor hij lange periodes niet speelde. Nu was het zijn knie die hem aan de kant hield en werd hij zowaar gemist. Dat was wél nieuw – zo lang geblesseerd zijn en gemist worden.

Haroun liep de blessure op begin maart in het competitieduel thuis tegen Anderlecht. De vrees dat zijn seizoen voorbij was, bleek al gauw ongegrond en meer dan wat bloed wegtrekken en een oud letsel aan de meniscus bijwerken, is er dan ook niet gebeurd tijdens de operatie, vertelt hij. Dan had Thomas Chatelle minder geluk. “Je moest hem zien : hij kan gewoon stappen, maar zijn kruisbanden zijn wel geraakt. Mijn knie zat vol bloed en was drie keer zo dik, maar ik voetbal al opnieuw.

“Geblesseerd zijn is nooit plezierig, maar ik heb het aanvaard : voor mij heeft alles wat gebeurt een betekenis. Ik heb geprobeerd er iets positiefs uit te halen en sterker dan voorheen terug te komen.”

Direct nadat je uitviel, verloor de ploeg met 6-0 voor de beker op Anderlecht en met 5-0 op Bergen.

Faris Haroun : (lachje).

En toen zei Willy Reynders : ‘We missen Faris heel erg.’ Wat denk je dan ?

“Ach, het is tof dat de technisch directeur dat zegt, maar je moet het relativeren. Vorige zomer was ik nog overbodig. Mijn afwezigheid was ook niet de reden dat we verloren. Er stond een systeem en als er een speler wegvalt, moet je weer gaan bekijken hoe je dat invult. Misschien was de ploeg daar nog niet klaar voor.”

Van overbodig naar onmisbaar : het is wel wat.

“Daarom ook betekent zo’n uitspraak niets. Het doet me plezier, maar eigenlijk spreken ze zich nu tegen. Ik blijf me gewoon op mijn voetbal concentreren.”

Heeft de club zich vergist vorige zomer ?

“Dat weet ik niet, dat moet je hen maar eens vragen. Ik ben altijd dezelfde gebleven. Ik was de voorbije twee jaar de hele tijd klaar : als sommigen zeggen dat dit niet zo was, is dat hun verantwoordelijkheid. Als ik speelde, was het ook vaak als rechtsmidden, wat mijn positie niet is. Maar ik werd er wel op geëvalueerd. Het enige verschil met vroeger is dus dat ik nu meer speelkansen heb gekregen in een ploeg die goed draaide.”

Neem je iemand iets kwalijk ?

“Nee. Ik heb mijn kans gekregen, dus ik moet diezelfde mensen ook bedanken. Ik ben op niemand kwaad.”

Het duurde tot december voor je vast in de ploeg kwam : tot dan stond je maar in twee van de veertien wedstrijden in de basis. Vervolgens heette het dat je tijdens de winterstage in Spanje maar eens moest bewijzen die plaats blijvend waard te zijn. Meteen daarna scoorde je vijf keer in zes matchen. Was je geprikkeld ?

“Dat is zo raar : sommige spelers die twee, drie matchen goed spelen, krijgen direct krediet. Ik mocht in december drie wedstrijden in de competitie meespelen en een in de beker. Ik deed het goed – naar het schijnt, want ik zeg dat niet : anderen deden dat – en toch twijfelden ze nog in Spanje. Was het dan niet goed genoeg ? Ik weet het niet. Ik heb toen het geluk gehad, voor de tweede keer, na eerder de blessure van Ivan(Bosnjak, nvdr) waardoor de trainer me in een ander systeem voluit kansen heeft gegeven, dat Jaja(Coelho, nvdr) fysiek nog niet klaar was. Anders was ik misschien opnieuw op de bank terechtgekomen en hadden ze nooit gezegd dat Faris onmisbaar was. Daarom relativeer ik alles. Ik heb de lijn na de winterstop gewoon doorgetrokken.”

Volgens Reynders wordt 4-5-1, en niet 4-4-2, volgend seizoen hét systeem, omdat hij vindt dat Genk daarin de voorbije maanden zijn beste voetbal heeft gespeeld.

“Dat is waar : het ging echt lekker in dat systeem.”

Dat betekent dat ze uitgaan van een basisploeg met Faris Haroun.

(glimlacht) Tegen mij hebben ze dat nog niet gezegd. Na alles wat er is gebeurd, weet ik niet wat er komen gaat, maar wat het systeem ook zal zijn : ik zal proberen een basisplaats te verwerven en blijven presteren. Met één spits hebben Wouter(Vrancken, nvdr) en ik veel ruimte om te infiltreren. Met ook nog eens Wim(De Decker, nvdr) achter ons en onze twee flanken is dat een perfect systeem.”

Functioneer je ook achter twee spitsen ?

“Ja, maar dan moet ik anders spelen. Minder infiltreren en meer de tweede bal pakken. Ik ben begonnen in zo’n systeem, met Bernd Thijs naast mij en Kevin (Vandenbergh, nvdr) en Cédric Roussel in de spits. Dat ging ook goed.”

Op de tanden bijten

Zou Genk de titel verdiend hebben?

“We hebben meer dan twintig wedstrijden op kop gestaan. Dat is niet niks. Als je slecht speelt, of zelfs met geluk, sta je daar nooit zolang. Anderlecht kan zeggen dat zij het verdienen, maar wij ook, denk ik, een beetje meer zelfs dan Anderlecht. Zeker als je ziet hoeveel jonge spelers er in onze kern zitten. Wat onze trainer daar heeft uitgehaald, mag gezien worden.”

Lang vergeten zijn de onthullingen over spanningen in de kleedkamer en een trainer die geen greep had op de groep.

“De eerste oefenwedstrijden waren niet goed en dan zijn de kranten beginnen speculeren en verhalen vertellen die niet waar waren. Ik denk dat dit de groep nog sterker heeft gemaakt. We hebben laten zien, ook in de moeilijke momenten, dat we een hecht team zijn, niet van elf spelers, maar van een hele kern.”

Zo onwaar waren de verhalen nu ook weer niet : Orlando Engelaar, met wie jij nog steeds goed bevriend bent, zou ze naar een krant gelekt hebben.

“Dat zou me sterk verbazen, zeker omdat het anoniem was. Ik ken Orlando zeer goed : als hij het was, zou hij daarvoor uitgekomen zijn.”

Hij was ook al degene die vorig seizoen, tegen de gemaakte afspraak tussen spelers en club in, een tijdelijk betalingsprobleem naar buiten gebracht zou hebben.

“Daar weet ik ook al niks van. Nogmaals : het zou me erg verbazen. Kijk, ik denk niet dat je kunt zeggen dat de spelers die zijn weggegaan, een slechte invloed hadden. Het waren geen rotte appels.”

Kwam de onrust je goed uit, aangezien je op een zijspoor zat ?

“Het was duidelijk dat de trainer 4-4-2 ging spelen. Wim en Wouter waren door Willy Reynders gebracht, dus die zaten daar niet om op de bank te zitten of zelfs maar in concurrentie met anderen te zijn. Zij waren gekomen om te spelen. Of het slecht ging of goed zou niet veel veranderen aan mijn situatie. Dus moest ik op mijn tanden bijten en wachten op een kans. Charleroi wilde mij huren, maar op den duur werd het zo complex dat ik maar ben gebleven. Ik wilde ook niet per se weg. Ik wist : mijn tijd kwam wel.”

Hoe ben je door die moeilijke periode gekomen ?

“Weinig mensen weten dat, maar ik ging zelf nog bij trainen. Duurlopen in het bos. Want ook al speelde ik niet in Genk, de trainer van de nationale beloften bleef mij wel vertrouwen geven. Ik deed het daar ook goed, in matchen toch op hoog niveau, en dat had een zeer goede invloed op mij. Had ik die interlands niet gehad en een heel jaar niet gespeeld, zou ik het heel moeilijk hebben gehad. Nu had ik telkens iets van : nog een maand en dan is er weer een kwalificatiewedstrijd ! Ik leefde van maand naar maand, tot het seizoen voorbij was. Ik moet Jean-François de Sart heel erg bedanken.”

Marabu uit Zuid-Afrika

‘Faris zit vaak in zijn eigen wereld’, zei Logan Bailly in een interview. Wat bedoelde hij daarmee ?

(blaast) Dat weet ik niet. Soms kan ik lachen om niks of grappen maken. Ik denk ook niet altijd aan voetbal : vaak denk ik na over het leven. En ik hoef niet altijd gezelschap rond mij : ik voel me ook goed in m’n eentje.”

Je hebt een voor je leeftijd bijzondere maturiteit, wordt gezegd.

“Dat komt door alles wat ik op jonge leeftijd heb meegemaakt. Door het voetbal heb ik veel geleerd over het leven en over hoe volwassenen zich gedragen. Als je als achttienjarige je voorzitter zulke dingen over jou hoort zeggen (Jos Vaessen noemde de contractverlenging van Haroun zijn grootste vergissing, nvdr), geeft dat je toch een andere kijk op het leven. Ik heb geleerd om niet direct te reageren, maar eerst even na te denken.”

Ben je snel volwassen geworden ?

“Ja, toch wel. Ik kan nog altijd lachen, maar ik kan goed relativeren ook. Eerst de voorzitter, dan niet spelen, de kritiek en de verhalen : ik heb dat allemaal goed verteerd. Volgens mij heeft het met mijn opvoeding te maken. Mijn ouders hebben mij goed opgevoed, ik weet wat de prioriteiten zijn. Ik zal nooit mijn kop zot laten maken of gaan zweven of beginnen op te scheppen, ook al is dat allemaal gezegd en geschreven.”

Vanwaar kwamen dan die verhalen ?

“Van mensen die me niet kenden, die niet weten hoe ik mijn dag indeel of wat ik doe. Maar omdat ik niet speelde, zegden ze : hij verdient goed, hij doet er niks voor, hij is een dikke nek geworden. Die mensen kunnen zich nu wel vragen stellen, denk ik. Ik zeg niet dat ik nooit uitga – dat zou gelogen zijn : ik ken niet veel sporters die kunnen zeggen dat ze nooit uitgaan – maar je mag niet overdrijven. Je moet met je vak bezig zijn, je rust nemen en je verzorgen. Daarom ook ga ik om de twee, drie dagen naar Gerrit.”

Gerrit Kempeneers bedoel je, een topsportconsulent uit Sint-Truiden bij wie je al vijf jaar een keer of twee per week langsgaat. Welke plaats neemt hij in je leven in ?

“Na al die jaren is hij als familie voor mij. We hadden een band vanaf de eerste keer. Ik zat nog bij de jeugd van Genk en had een chronische spierblessure. Van de clubdokter mocht ik na drie weken herbeginnen, maar het probleem kwam altijd maar terug. Mijn topsportleraar aan de topsportschool in Leuven, Michel Bruyninckx, verwees me door naar Gerrit. Na één bezoek was ik ervan af en ik ben blijven komen. Vooral preventief. Ik kan er fysio doen met toestellen, maar ook mijn rug manueel laten behandelen en we overleggen veel samen. Hij kent mijn lichaam zeer goed en geeft me tips, bijvoorbeeld over mijn houding of mijn omgang met de mensen. Ik vind het enorm leerrijk om naar hem te luisteren.”

Waarom zoek je dat stuk begeleiding buiten de club ?

“Ik kan er toch moeilijk mee naar de trainer of de technisch directeur stappen (lacht) ? Met hen heb je geen persoonlijke band, het is je job. Thuis heb je je familie en Gerrit is voor mij familie.”

Je hebt hem je ‘marabu’ genoemd.

“Dat betekent : geneesheer. Iemand die wonderen verricht (glimlacht).”

Hij heeft vier jaar in Zuid-Afrika gestudeerd. Klikt het daarom zo goed tussen jullie ?

“Ik denk het wel, ja. Zijn kijk op het leven stemt erg overeen met de mijne. Ik probeer alles te doen om steeds beter te worden. Je zou kunnen zeggen, nu ik goed speel : waarom er nog naartoe gaan ? Maar zo ben ik niet : die wekelijkse bezoeken maken deel uit van mijn leven. Mijn lichaam wordt er beter van en zelfs al win ik er maar vijf procent bij, dan blijf ik gaan voor die vijf procent in plaats van dat ik thuis in de sofa ga liggen.”

Veel voetballers doden de vrije tijd met shoppen, jij gaat naar je marabu.

“Al die andere dingen die voetballers doen, doe ik ook (lacht), maar om de drie dagen rijd ik naar Gerrit.”

Hij heeft zich destijds gespecialiseerd in Kaapstad aan de zijde van Christiaan Barnard, de wereldberoemde Zuid-Afrikaanse chirurg die in 1967 de eerste geslaagde harttransplantatie van mens op mens uitvoerde. Gerrit Kempeneers heeft gepionierd in de revalidatie van transplantpatiënten. Wist je dat ?

“Nee, dat heeft hij me nooit verteld.”

Hij is een aanhanger van de holistische visie, die zegt dat lichaam en geest met elkaar verbonden zijn. Met andere woorden : spierblessures zijn vaak het gevolg van stress, dus wie ook zijn geest traint, zal minder problemen hebben met zijn lichaam en bijgevolg beter presteren.

“Dat is zo. Hij is geen kine die als je pijn hebt aan je rug, even je rug gaat masseren en klaar. Nee, hij probeert ook de oorzaak te vinden. Mijn spierprobleem werd veroorzaakt door een scheef gegroeide teennagel : hij heeft dat gevonden.”

Het belangrijkste gereedschap van een sporter is zijn lichaam. Geloof jij dat je geest daar invloed op heeft ?

“Ik denk het wel, ja. Je kan gezond zijn, maar een kop vol problemen hebben en dan zal je niet goed presteren. Als je probeert zo positief mogelijk te zijn in je geest, volgt je lichaam wel.”

Wat is het belangrijkste : je carrière of je lichaam ?

“Je lichaam. Stel : je bent dertig, hebt carrière gemaakt en geld verdiend, maar je kan niet meer stappen, hebt geen heup meer en kan zelf niet met je kleine kindjes spelen : welk plezier heb je er dan nog aan ? Je moet een evenwicht hebben tussen de twee.

“Toen mijn knie hersteld was en de kine’s zegden dat ik voluit mocht gaan, wilde ik geen risico nemen en heb ik nog een week langer gewacht. Uiteraard voelde ik de drang om weer te spelen, maar een knie is zo belangrijk : als je die verliest, is het gedaan. Dus moet je goed oppassen. Zeker ik, omdat ik met mijn manier van voetballen niet tegen zestig procent kan spelen. Als ik maar zestig procent ben, zie je dat direct.”

Tsjaadse roots

Je Afrikaanse roots liggen in Tsjaad. Wat weet je van je familie ginder ?

“Ik heb er nog tantes, nonkels, neefjes. Soms komen ze naar hier tijdens de vakanties en dan zie ik ze. Mijn grootvader is consul in Benin, een buurland van Tsjaad : daar heb ik dus ook familie.”

Tsjaad is een van de armste landen in Afrika. Dan heb jij het wel getroffen als profvoetballer.

“Daarom dank ik God elke dag dat ik hier ben. Als ik het soms moeilijk heb, moet ik maar even nadenken en ik weet : ik mag niet klagen. Het is een privilege om profvoetballer te zijn. Daarom ook probeer ik veel te doen voor mijn familie ginder. Door mijn voetbal kan ik soms geld opsturen zodat ze eten hebben voor heel de familie. En oude kleren die te klein geworden zijn, stuur ik op voor mijn neefjes.”

Je trekt je wel vaker het lot van je medemens aan. Voor de thuiswedstrijd tegen STVV nodigde je op jouw kosten een heel gezin uit.

“Een kindje uit de buurt van Leuven had me een brief geschreven. Hij was fan van Genk, maar zijn ouders hadden niet genoeg geld om spullen van de club te kopen. Hij was de enige op school zonder T-shirt van Genk en werd daar soms om uitgelachen. En, schreef hij, hij hoopte ooit één keer een match van Genk te kunnen zien. Die brief raakte mij diep. Hij vroeg me niks, maar welke moeite is het nu voor mij om voor een ticket te zorgen ? Dus dat heb ik geregeld. Ze zijn met vier gekomen, het hele gezin : ik heb handtekeningen gezet, ben met hen op de foto gegaan en heb hen boven naar de loges gebracht. Die dag zullen ze nooit meer vergeten, denk ik. Dat doet mij meer plezier dan dat ik iets had gekocht.”

Eenvoud en stabiliteit sieren je, zegt Gerrit Kempeneers.

“Voetballers hebben een goed leven, maar we mogen niet vergeten dat er mensen zijn die het moeilijk hebben. Ik zeg niet dat je iedereen op straat geld moet toestoppen, dat heeft ook geen zin, maar als je kleine kindjes gelukkig kan maken, waarom dat dan niet doen ? Waarmee ik niet wil zeggen dat iedereen me vanaf nu maar moet schrijven (lacht).”

Na je eerste doelpunt in de eerste klasse kreeg je als man van de match een fles champagne. ‘Die is voor de ploegmaats,’ zei je, ‘ik drink alleen fruitsap. ‘

“Dat was tegen Bergen. Ik heb die fles toen aan Willy Mraz en mijn pleegfamilie gegeven. Daar staat ze nog altijd, weet ik. Ik wist dat hem dat plezier zou doen.”

Je drinkt geen alcohol uit geloofsovertuiging. Hoe belangrijk is je geloof ?

“Mijn ma is katholiek, mijn vader moslim, maar op school volgde ik zedenleer. Mijn ouders hebben me nooit tot iets verplicht. Toen ik groter was, mocht ik zelf de stap zetten naar wat het meest bij mijn persoonlijkheid aansloot. Ik koos voor de islam, maar omdat ik nog geen Arabisch spreek, mag ik nog niet mee in de moskee om te bidden.”

Waarom de islam ?

“Dat is moeilijk te zeggen. Ik vond de waarden van de islam het best bij mij passen. Misschien heeft het ook te maken met mijn Afrikaanse afkomst.”

Je moeder is Belgische, je vader Tsjaads. Dat moet een bijzonder gezin zijn geweest.

“Dat zou je denken, maar ik heb er niks van gemerkt. Mijn vader is geen extremist. Hij bidt overdag, maar heeft mijn moeder altijd vrijgelaten.”

Voel je de drang om op zoek te gaan naar je roots ?

“Ooit ga ik terug naar Tsjaad, maar daar is het nu te vroeg voor, denk ik. De dag dat ik ga, wil ik ook iets dóén voor die mensen en er niet zomaar op bezoek komen. Mijn vader heeft enkele maanden geleden met een vriend een vzw opgericht : Friendly Foot. Tijdens de paasvakantie hebben ze een voetbalstage voor kinderen georganiseerd, waarop ook profspelers van Anderlecht, Genk en Brussels aanwezig waren. Het is hun bedoeling dat ze de arme kindjes in Tsjaad en Congo gaan helpen door er voetbalscholen op te richten, waardoor ze naar school kunnen gaan én kunnen voetballen.

“Onlangs, op de Ebbenhouten Schoen, hebben ze een prix de mérite uitgereikt aan Yves Vanderhaeghe en Mbo Mpenza. Vanderhaeghe is drie jaar geleden naar Congo gegaan, wat wil zeggen dat hij de mensen daar probeert te helpen. Later wil ik dat ook meer kunnen doen, via die vzw. Het is niet omdat hij van mijn vader is, maar ik vind zulke initiatieven goed en dus wil ik mijn steentje bijdragen.”

Onduidelijke toekomst

Hoe ziet jouw carrièreplan eruit ?

“Plannen in het voetbal is moeilijk, er kan zoveel gebeuren : kijk maar naar Chatelle. Natuurlijk hoop ik ooit in een mooie buitenlandse competitie te spelen, maar op korte termijn hoop ik gewoon mijn basisplaats in Genk vast te houden en volgend seizoen verder progressie te maken als ik blijf.”

Als je blijft ?

“Ja, je weet nooit. Met wat er allemaal is gebeurd, is het normaal dat ik eerst wil horen wat ze van plan zijn.”

Is je relatie met Genk veranderd ?

“Ik heb nooit met iemand een probleem gehad. Ze zeggen dat ik veranderd ben, maar misschien zijn zij dat ook tegenover mij. Ik neem aan dat er gesprekken zullen volgen. Ik heb voldoende bewezen nu, denk ik, en er is zoveel gebeurd dat ze nu duidelijk moeten zijn met mij. Niet dat ik garanties vraag, maar het heeft geen zin om weer op de bank terecht te komen en me opnieuw te moeten bewijzen.”

Klopt het dat je veel concretere doelstellingen hebt dan je nu laat uitschijnen ?

“Ja, maar die houd ik voor mezelf (lacht hard). Ik heb doelstellingen in het leven en in het voetbal : die probeer ik met elkaar te verzoenen. Maar soms zijn er dingen die je niet kunt weten en dan moet je veranderen. Over twee, drie jaar zal je wel zien.”

door jan hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content