‘Ofwel win ik, ofwel eindig ik in de ambulance’

© jasper jacobs - belgaimage

Op vijf verschillende continenten 17 Ironmans winnen: niemand die het Marino Vanhoenacker (42) ooit voordeed. Een gesprek met Bink, gevormd en gekneed in de West-Vlaamse polders.

M arino Vanhoenacker kijkt op zijn horloge. En vloekt. ‘ Dju, het is al na twaalf uur. Ik had al op mijn fiets moeten zitten.’ Een paar dagen ervoor heeft hij in Saalfelden de Trimotion – 1 km zwemmen, 100 km fietsen en 10 km lopen – gewonnen (‘Een klein wedstrijdje…’), nadat hij begin mei in Australië zijn 17e Ironman op z’n naam schreef, maar het schema blijft strak.

In de herfst van 2005, bijna dertien jaar geleden, was dat niet anders. Hij was 28 jaar en had in Florida net zijn eerste Ironman gewonnen, maar hij keek vooral uit naar wat de sport hem nóg zou brengen. Na zijn bronzen medaille op het WK lange afstand in Zweden (2004) had hij bij Defensie een contract als topsporter gekregen, bevrijd van financiële zorgen lachte de toekomst hem eindelijk toe. Want, klonk het toen: ‘Ik had geen rotte frank meer.’

Hij woonde samen met Elke Van Renterghem, ook een triatlete, en was vader van Jirte, die geboren werd terwijl hij in Denemarken op het EK (2003) stond. Na zijn studie Voedings- en Dieetleer werkte hij in het seizoen in de suikerfabriek van Veurne, met het geld kon hij 3,5 maanden in Nieuw-Zeeland trainen. Hij deed interims als diëtist of fitnessinstructeur, smeekte bij sponsors en leende ooit 5000 euro van zijn vader, zodat hij zich in Maleisië voor Hawaï kon kwalificeren. Dat lukte. Hij werd tweede, goed voor… 5000 euro. Quitte gespeeld. Het ene jaar wel, het andere niet. ‘Als we geen honger lijden is het goed, heb ik altijd gedacht. Geld interesseert me geen bal, maar je hebt er zo veel nodig. Als je al moet kijken wat je in je winkelkarretje legt… We hebben echt miserie gehad.’

Ik wil het liefst zo lang mogelijk gezond blijven, maar ik doe niet aan triatlon om gezond te worden.’ – Marino Vanhoenacker

Die tijd is voorbij. Er kwamen nieuwe uitdagingen op het pad. Met Elke opende hij in september in Jabbeke Bink’s Base, een fitnesscentrum 2.0 dat inspeelt op de nieuwe trends – CrossFit en Bootcamp – en nu al uit z’n voegen barst. De wachtlijsten zijn lang, de plannen voor een nieuwbouw liggen op tafel. ‘Ik begeleid enkele triatleten, het is de bedoeling om dat verder uit te bouwen. Het zou handig zijn mocht ik meer helpen, want nu moeten we drie coaches inhuren, maar mijn carrière gaat nog altijd voor.’

Hij kijkt naar de zaal, waar Elke de cursisten onder pompende beats tot het uiterste drijft. ‘Ze leeft hier op. Zeven jaar geleden heb ik haar met heel veel moeite overtuigd om haar job op te geven. ‘Ik wil er nog een paar jaar alles uithalen en dat betekent dat jij voor onze dochter zorgt en thuis alles doet.’ Heel egoïstisch, ja, maar op de een of andere manier kreeg ik dat toch uitgelegd. Alleen is het meer dan een paar jaar geworden. Die oude aap blijft maar winnen. ( lacht)

‘Ik stel me soms wel eens de vraag: mocht Elke de topsporter zijn en ik de support, zou ik dat kunnen opbrengen? Ik kan het mij niet voorstellen. Er zijn nog vrouwen van triatleten die alleen maar voor hun man zorgen, maar telkens komt hetzelfde terug: ze beginnen zich nutteloos te voelen in de relatie. Ze denken dat ze geen enkele bijdrage hebben, terwijl net het tegendeel waar is, maar voor zo’n actieve vrouw was dat heel moeilijk. Nu onze dochter zelfstandiger is, kan Elke ook weer haar ding doen.’

De toverdoos

17 Ironmans op vijf verschillende continenten gewonnen, wat doet dat met een mens?

Marino Vanhoenacker: ‘Ik was daar eigenlijk weinig mee bezig, maar blijkbaar zijn er sommige nerds die zulke statistieken bijhouden. Goede verhaaltjes om te brengen en voor elke wedstrijd op te rakelen. Tot het er achttien zijn. ( lacht) Want als ik aan het trainen ben, dan is er maar één doel: de volgende Ironman ook winnen. En zo tikt dat aan. Maar, eerlijk: hoe meer overwinningen, hoe meer ik er zelf ook bij stilsta. Ik krijg geregeld de vraag: en nu op naar de 20? Dat lijkt me echt onmogelijk. Ik ben er wel zeker van dat ik zonder al die pogingen in Hawaï, zes of zeven Ironmans meer had gewonnen. ( zie kaderstuk)

‘De laatste jaren zie ik veel gasten die maar met één bedoeling aan de start staan: samenspannen om Vanhoenacker op zijn doze te geven. Dat stoort me enorm. Een Ironman moet man tegen man zijn, terwijl er zeker in het fietsen vooral naar mij wordt gekeken. Omdat ik er al zo veel heb gewonnen, kan ik het mij permitteren om meer risico’s te nemen. Als ik voel dat ik de sterkste niet ben, dan trek ik mijn toverdoos open. Met het gevaar dat ik te ver ga en moet hopen dat de schade bij de anderen nog net iets groter is.

‘Zoals onlangs in Australië. Nooit zo diep geweest. Na 20 kilometer in de marathon besefte ik al: het zal weer kantje boordje worden om niet in een ambulance te eindigen. Ik hoorde dat Luke McKenzie aan het naderen was en besefte dat ik er echt óver moest gaan om hem te breken. Ik heb nog geplast – al lopend – en ben rustig bergop gelopen, waarna ik tussen kilometer 33 en 36 de snelste drie kilometer van de marathon heb gelopen. Toen hij boven kwam en hoorde dat ik weer was uitgelopen, is hij geknakt. Had ik langer gewacht, was ik wellicht op vijf minuten geëindigd. Ze trappen er keer op keer in. ( lacht) Dat is kicken. Maar ik heb mij nog nooit zo slecht gevoeld als de dag erna, in die mate zelfs dat ik dacht: dit was het dan, mijn laatste Ironman.’

Maar het was de laatste niet.

Vanhoenacker: ‘Neen. ( lacht) Ik doe het nog veel te graag. Er zijn geen vijf dagen per jaar dat ik tegen mijn zin naar de training vertrek. Mocht ik elke week zo’n dag hebben, dan stop ik meteen, al is de ene training wel plezanter dan de andere. Soms ben ik moe of is er minder effect dan ik zou willen, maar daar moet je door. Een trainer zal dan al snel de neiging hebben om te puzzelen of te zeggen dat het niet op die ene training zal aankomen, maar daar word ik onnozel van.’

Je werkt het liefst alleen. Is dat de keikop in Marino Vanhoenacker?

Vanhoenacker: ‘Neen, ik ken mijn lichaam goed genoeg. Ik kreeg geregeld te horen dat ik te veel trainde of nooit tests deed. ‘Nattevingerwerk.’ Maar ik had al zes Ironmans gewonnen toen ik in 2010 met Rik Valcke begon samen te werken, wat betekent dat mijn gevoel toch redelijk juist zat. De eerste zes maanden met Rik hebben we vooral gefocust op het zwemmen, want daar kon ik vijf minuten winst pakken. Het gevoel zat goed, ook omdat ik in mijn sterkste jaren zat. Toen ik met blessures begon te sukkelen, ben ik bij Luc Van Lierde terechtgekomen. Op dat moment de juiste man, want niemand heeft meer blessures gehad dan Luc, maar ik heb er nu toch weer al een paar gewonnen op mijn eentje. De voorbije winter heb ik andere prikkels – onder anderen crossfit en het korte werk op de piste – gezocht, want méér kilometers kon ik niet doen. Ik zal wellicht niet rapper worden, maar er is weinig verval. En, na al die jaren heb ik geleerd om af te zien. Ik stel wel vast dat ik het mij niet kan permitteren om een week niets te doen. De machine moet blijven draaien, anders loopt ze vast.’

Is afzien zo plezant?

Vanhoenacker: ‘Ik kan er nog meer van genieten dan vroeger, omdat ik mij er heel goed van bewust ben dat het mijn laatste kan zijn. Het is vooral geestig om te zien wat je met je lichaam kan. In wedstrijden voelen dat je de beste bent, dat is super, ook al kan het heel snel omslaan. Op het ene moment ben je euforisch en voel je je God, om even later als de grootste sukkelaar over het parcours te dolen. Dat heeft puur met stofwisseling te maken.’

In december 2013 moest je in de hitte en vochtigheid van Mexico opgeven en zei de dokter achteraf dat je met de dood had geflirt, toen je lichaamstemperatuur onder de 34 graden was gezakt. Dat komt niet hard aan?

Vanhoenacker: ‘Dat is mijn probleem. Soms stijgt de temperatuur tot boven de 40 graden, om dan weer heel snel te zakken. Daar heb ik veel geluk gehad. Ze hebben me in een ambulance gestoken, maar op weg naar het ziekenhuis stonden we plots een half uur in de file en is het misgelopen. Alle spieren in kramp, terwijl je op dat moment beseft dat het hart ook een spier is. Het is hier gedaan met mij…

‘Ze hadden me meteen aan een baxter moeten leggen, maar de ambulance is teruggereden naar de medische hulppost aan de finish, waar ook de spoedarts stond. ‘Dat moet je nooit meer doen’, zei hij, maar zij waren in de fout gegaan. Als er iemand aan het leegbloeden is, dan ga je met die mens toch ook niet in de file staan? Op training ga je soms dieper dan in wedstrijden, maar je bent nooit acht uur aan een stuk bezig. Is dat gezond? Neen. Ik wil het liefst zo lang mogelijk gezond blijven, maar ik doe niet aan triatlon om gezond te worden. Winnen komt altijd op de eerste plaats.’

Je traint niet om drie keer vijfde te worden?

Vanhoenacker: ‘Zéker niet! Ik zet mezelf enorm onder druk. Winnen is de motiverende factor om er elke dag voor te gaan. Toen ik vorig jaar in Nieuw-Zeeland in het fietsen moest opgeven, ben ik wakker geschoten. Ik trainde nochtans goed en was 100 procent gefocust, maar ik bleef al eens een half uurtje langer op of dronk een pintje meer. Dat moet kunnen, ja, maar dat bepaalt meestal het verschil tussen winnen of verliezen. En, ik wil mooi winnen: iedereen vernietigen en met een kwartier voorsprong eindigen, dat is het geestigst van allemaal.

‘Ik heb mijn carrière opgebouwd door agressief te zijn: ofwel win ik, ofwel eindig ik in de ambulance. Ik moet proberen weg te rijden, anders lukt het wellicht niet. De sport is ook geëvolueerd. Om de golf van nieuwe jonge gasten op te vangen, heb ik in de winter hogere wattages leren duwen. Ik dacht dat het mij nooit zou lukken, maar ik kan nu ook al hele stukken 350 Watt duwen, met een gemiddelde dat boven de 300 ligt. Maar voor een oude bok komt dat hard aan. Toen ik mijn eerste Ironman won, liep ik een marathon in 3.01, nu moet je mikken op een tijd onder de 2.50. Dat is een enorm verschil. Als duatleet was ik veel sneller, maar dat had ook met mijn lichaamsbouw te maken. 69 kilogram, zes minder dan nu, precies een uitgemergelde Keniaan.’ ( lacht)

Bijna voorbij

Je bent al vijf jaar het boegbeeld van het Oostenrijkse Pewag Racing Team. Daarvoor zat je bij de profploeg van Commerzbank. Hoe belangrijk was die financiële zekerheid voor je carrière?

Vanhoenacker: ‘De steun van Defensie was na die strontjaren het omslagpunt. Vanaf dan kon ik er iets aan overhouden, maar geld is nooit een motivatie geweest. Zou ik zonder sponsors nog aan triatlon doen? Misschien wel. En dan stond er nu 25 euro op mijn rekening. ( lacht) De dag dat ik geen zin meer heb, stop ik onmiddellijk, ook al heb ik nog een goed contract.’

Vrees je dat moment?

Vanhoenacker: ‘Neen, mijn gevoel zal bepalen wanneer ik stop. Toen ik vorig jaar tijdens een training in Terneuzen mijn borstbeen brak en op de ambulance lag te wachten, dacht ik wel meteen: ‘Het zal toch niet op die manier eindigen? Maar een paar dagen erna kon ik, onder de pijnstillers, in een harnas op mijn rollen rijden en was ik gerustgesteld.’ ( lacht)

Eind juli sta je aan de start in Whistler. Hoe kies je de wedstrijden uit?

Vanhoenacker: ‘Het moeten mooie bestemmingen zijn. Nieuw-Zeeland, Australië, Mont-Tremblant, Whistler… De concurrentie zal hard zijn, maar ik wacht meestal tot de deadline om mij in te schrijven. In het begin van mijn carrière niet. Voor Klagenfurt schreef ik mezelf al in januari in, zodat de anderen wisten: oei, op dat parcours is hij onklopbaar. Daardoor heb ik wedstrijden gewonnen, daar ben ik zeker van, maar nu wacht ik tot drie weken voor de wedstrijd. Als ze dan pas weten dat ik kom, kunnen ze hun fietstrainingen nooit meer bijsturen en liggen ze misschien een paar nachten wakker. ( lacht) Een mens moet gebruiken wat hij heeft, hé.’

De toekomstplannen

Marino Vanhoenacker: ‘Twee winters geleden postte ik op Facebook dat ik triatleten wilde begeleiden. Er waren om en bij de 100 reacties, maar door een gebrek aan tijd heb ik het groepje tot acht – een Sloveen, een Fin, een Oostenrijker, twee Duitsers en drie Belgen – beperkt. Het criterium? Kijken of ze niet te veel dwaze praat op Facebook zetten. Er is maar één prof, maar dat is net de uitdaging: als coach zoeken hoe je de tijd maximaal kan benutten. Als iemand naast zijn werk en gezin in een bepaalde week maar tijd heeft om tien uur te trainen, moet je geen schema van twintig uur maken. Al zeg ik het zelf, daar ben ik goed in. Ze moeten alleen doen wat ik vraag. ( lacht) Als ik zelf gestopt ben, is de kans groot dat ik in Bink’s Base met meer atleten werk of met een ploeg – als manager of eigenaar – begin. Ik moet ook een keer iets terugdoen voor Elke.’

Hawaï, de onbeantwoorde liefde

Marino Vanhoenacker: ‘Ik heb 12 of 13 keer geprobeerd in Hawaï. Twee keer redelijk goed – 5e en 6e -, in 2010 héél goed: 3e plaats en de hele dag meegedaan voor de overwinning. In 2012 met acht minuten voorsprong aan de marathon begonnen, maar na 16 kilometer helemaal ingestort. Een echt dieptepunt. In 2014 heb ik de laatste 12 kilometer gewandeld, zodat ik nooit meer zou moeten teruggaan. Ik ben nog één keer op mijn beslissing teruggekeerd, nadat ik het jaar erna twee Ironmans in vier weken tijd had gewonnen, maar opnieuw leeg en gekookt opgegeven.

‘De hitte, de vochtigheid en de wedstrijddynamiek – ik kon de tegenstanders niet isoleren – lag me niet. Toen ik er definitief de stekker uittrok, vreesde ik dat ik mezelf niet meer zou kunnen motiveren voor andere Ironmans. Hawaï was de reden waarom ik aan triatlon deed. Het is nog gebeurd dat ik Klagenfurt, eind juni, halverwege de marathon al aan Hawaï aan het denken was. Een onbeantwoorde liefde. Alleen maar géven.’

Marino Vanhoenacker:  'De laatste jaren zie ik veel gasten die maar met één bedoeling aan de start staan: samenspannen om Vanhoenacker op zijn doze te geven. Dat stoort me enorm.'
Marino Vanhoenacker: ‘De laatste jaren zie ik veel gasten die maar met één bedoeling aan de start staan: samenspannen om Vanhoenacker op zijn doze te geven. Dat stoort me enorm.’© jasper jacobs – belgaimage
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content