‘OM PRODUCTIEF TE ZIJN, MOET JE EERST GELUKKIG ZIJN’

© BELGAIMAGE - DIRK WAEM

Zijn naam staat al langer in het notaboekje van Belgische topclubs, met Charleroi zorgt hij jaar na jaar voor goed voetbal, ook al verliest hij telkens zijn betere spelers. Maak kennis met Felice Mazzu, de coming man onder de Belgische trainers.

Aangenaam verrast is Charleroitrainer Felice Mazzu (50) wanneer hij ondanks het file-uur stipt op het afgesproken uur de redactie op de grens van Evere en Haren binnenstapt. Na de begroeting en een korte fotosessie kijkt hij verbaasd op wanneer hij ontvangen wordt in de gastenzaal, waar de tafel al gedekt staat. ‘Ik associeer een interview met een gesprek van een half uur.’

Dik twee uur later stapt Mazzu weer buiten, na een open babbel. Af en toe laat hij een Nederlandse opmerking vallen. Sinds vorig jaar volgt hij Nederlandse les. ‘Ik heb niet het geluk gehad om op jongere leeftijd Nederlands te leren. Vandaag betreur ik dat, en daarom probeer ik er iets aan te doen, uit respect voor de andere taalgroep in dit land. Het moeilijke is niet de taal, maar het gebrek aan tijd.’

U bent als trainer nog maar dik drie jaar aan de slag in eerste klasse en toch bent u, na Francky Dury van Zulte Waregem, al de coach met de meeste anciënniteit bij dezelfde club in de Jupiler Pro League. Hebt u in die drie jaar het kampioenschap en uw club zien veranderen?

FELICE MAZZU: ‘Charleroi is stabieler geworden qua manier van werken, al vertrekken er nog altijd één of twee belangrijke spelers. In de competitie zie ik één grote verandering in vergelijking met de voorgaande jaren: de komst van topspelers bij onze grote clubs, bij Anderlecht, Genk, AA Gent, Standard. Men heeft zich bij een aantal clubs met veel geld flink versterkt, en op een bepaald moment zullen die ploegen net door die kwaliteitsinjectie afstand nemen van de rest.’

Is het dan niet frustrerend om te zien hoe de concurrentie tijdens elke mercato versterking haalt, terwijl bij u telkens de betere spelers weggehaald worden?

MAZZU: ‘Gefrustreerd ben ik niet. Charleroi heeft gekozen voor een project. Ik weet vanaf dag één hoe er gewerkt wordt. Daarom zal ik nooit in de pers zeuren over transfers of de kwaliteit van de spelers over wie ik beschik. Met het bestuur is duidelijk afgesproken dat elk jaar spelers verkocht zouden worden om een positieve financiële balans te bereiken. Dat is ons uitgangspunt: niet klagen, maar werken om beter te worden.’

Wat opvalt is hoe makkelijk u na elke mercato een aantal spelers verliest en toch snel opnieuw een structuur op het veld vindt. Een beetje à la Trond Sollied, die bij Club Brugge zei: geef me zes weken en ik maak een ploeg. Kan dat zo snel?

MAZZU: ‘Zo’n klus klaren in zes weken is niet makkelijk. Elke trainer heeft bij de start snel een typeploeg én een spelfilosofie in zijn hoofd. De mijne is al mijn spelers te coachen en te trainen alsof ze allemaal titularissen zijn. Ik werk met mijn tweede, derde én vierde centrale verdediger alsof ze titularis zijn. Daarom train ik de spelers die in het weekend niet in de basiself stonden op de volgende uitlooptraining zelf, terwijl veel trainers dat aan hun assistent overlaten. Ik niet: degenen die niet aantraden, zijn op dat moment mijn belangrijkste spelers, het zou een gebrek aan respect zijn om die jongens niet zelf te coachen op zo’n moment.’

TWEE SPITSEN

Charleroi is een arbeidersstad, met op de tribunes veel mensen die het economisch moeilijk hebben. Houdt u daar rekening mee bij het uitstippelen van de voetballijn die u uw spelers oplegt?

MAZZU: ‘De mensen op de tribunes hebben in hoofdzaak dezelfde sociale achtergrond als het milieu waarin ik ben opgegroeid. Het enige wat ik van mijn spelers nooit zal accepteren, is dat ze zich niet voluit geven in 90 minuten.

‘De rest van je tactiek hangt af van wat je als spelersmateriaal in handen krijgt. Het liefst speel ik met twee spitsen. Twee échte spitsen. Omdat ik vind dat je daarmee het best het hele veld bestrijkt. Elk jaar ben ik hier begonnen met een 4-4-2, maar heel wat factoren maken dat dat systeem tot dusver niet lukte met Charleroi. Met het project dat we hier voeren, kan ik niet eisen dat men voor mij de spelers koopt die ik nodig heb om mijn geliefkoosde systeem uit te voeren. Pas de problème, dan pas ik me aan de kwaliteiten van mijn spelers aan.’

Hein Vanhaezbrouck zweert bij spelers met een maximale VO2. Wat is uw favoriete type speler?

MAZZU: ‘Omdat we hier vaak spelers wisselen in functie van het project van de club, heb je voetballers nodig die zich makkelijk kunnen in- en aanpassen. Om je snel in te passen moet je tactisch intelligent zijn. De mentaliteit is hier belangrijk, omdat het snel moet gaan als je hier aankomt.’

Hebt u een goed contact met uw spelers?

MAZZU: ‘Ik communiceer veel. Als ik weet dat iemand in een moeilijke situatie zit, kan ik me soepel opstellen. Als spelers niet in de basis staan, leg ik hen dat ook altijd uit. Wie op de bank zit, weet waarom. Een speler die ik naar de kant haal, zeg ik meteen waarom.’

Waarom doet u dat?

MAZZU: ‘Omdat ik zelf een slechte voetballer was, maar wel één die dat niet besefte. Vaak belandde ik op de bank, zonder dat men me uitlegde waarom. Ik had het daar moeilijk mee. Dus probeer ik vandaag niet de fout te begaan dat spelers zich slecht gaan voelen omdat ze niet weten waarom ze er niet bij zijn.’

Vaak wordt het eindresultaat van een rangschikking bepaald door het budget waarmee de clubs werken. Stoort dat u niet?

MAZZU: ‘De boodschap moet altijd zijn om hoger te eindigen dan de plaats die je op basis van de rangschikking volgens de budgetten wordt toegekend. Als je daarin gelooft, lukt dat ook vaak. Toen ik bij Charleroi aankwam, had de club nog vier miljoen schulden. Vandaag is Charleroi uit de rode cijfers. Als we nu ook nog eens een deftig trainingscentrum krijgen – en dat komt eraan – kunnen we écht vooruitgaan. Het probleem blijft het loonplafond. Wanneer Gent Dieumerci Ndongala vijf keer zijn loon van bij ons voorstelt, zijn we uitgepraat. Charleroi kan geen speler halen die 700.000 euro per jaar verdient. Ik verzet me ook nooit tegen een speler die weg wil omdat hij elders veel meer kan verdienen dan bij ons.’

ZINGEN EN DRINKEN

U hebt als trainer een parcours in de lagere reeksen afgelegd voor u in eerste aan de slag kon. Heeft dat voordelen?

MAZZU: ‘Ik weet wat het is om vijftien jaar lang overdag een andere voltijdse job te hebben, en dan nog eens vier keer per week ’s avonds te trainen. Dat betekent: ’s ochtends om halfacht de deur uitgaan, en thuiskomen om halfelf ’s avonds.

‘Net omdat ik weet vanwaar ik kom, geniet ik van elke dag die ik in eerste klasse mag trainen. Ik besef wat voor een luxe dit is, voor mij en voor de spelers. Daarom ben ik ook veeleisender dan voorheen. Een speler die me in provinciale of vierde klasse belde dat hij wat later op training zou zijn door zijn werk, dat aanvaardde ik. Een prof die ’s ochtends om halftien de afspraak mist, dat kan niet. Verder vind ik mezelf redelijk soepel in mijn aanpak. Ik ben geen dictator, ik gedraag me niet superstreng. Respect krijg je door zelf respectvol met anderen om te gaan, niet door een dictatuur.’

Bent u sinds u proftrainer bent ook veeleisender geworden voor uzelf?

MAZZU: ‘Bien sûr. Net door mijn verleden in lagere afdelingen. Als ik mijn oefenstof niet goed voorbereid, mijn videoanalyses niet goed verricht en we in het weekend de wedstrijd verliezen, weet ik dat het allemaal mijn fout is. Dus probeer ik voor een match alles in het werk te stellen om dat te vermijden. Naarmate je in je vak zelfverzekerder wordt, word je ook meer veeleisend. Je gaat dan letten op details waarvan ik me niet eens bewust was toen ik ooit nog zelf voetbalde bij de reserven van Charleroi. Maar zodra een wedstrijd voorbij is, kan ik daar afstand van nemen. Daarom ben ik me na de match op Anderlecht, waarin ik vond dat we een penalty hadden moeten krijgen, spontaan gaan excuseren voor mijn gedrag langs de lijn, bij de scheidsrechter en voor de camera’s.’

Wat blijft er over van de trainer Mazzu uit de lagere afdelingen?

MAZZU: ‘Afgezien van het feit dat ik veeleisend ben in mijn voorbereiding, ben ik nog altijd dezelfde. Ik kan nog altijd samen zingen met mijn spelers en een glas met hen gaan drinken. Verder draagt Felice Mazzu nog altijd jeans, houdt hij zich met zijn kinderen bezig wanneer het kan, en doet hij inkopen. Het enige verschil is dat ik nu in eerste klasse werk en een iets mooiere auto heb. Ik heb nog altijd dezelfde vrienden als vroeger, woon nog in het huis waar ik vijftien jaar aan gewerkt heb, terwijl ik in het onderwijs stond.’

Bent u in uw hoofd meer met voetbal bezig dan vroeger?

MAZZU: ‘Er is geen moment meer waarop ik niet aan voetbal denk. Als ik naar Club-Leicester kijk, praten mijn kinderen met me, maar ondertussen denk ik aan voetbal. Ik kan niet anders, gezien mijn achtergrond. Ik mag niet falen, ik mag geen fouten maken. Sommige trainers kunnen dat wel, omdat ze na een rijke spelerscarrière in eerste klasse extra krediet hebben opgebouwd waar ik niet over beschik. Als zij een fout maken, zoekt de buitenwereld niet altijd de fout bij hen. Maar als ik iets fout doe, zal het altijd mijn schuld zijn in de ogen van de buitenwereld. Ik kan op niets terugvallen, door mijn verleden. Als ik op een dag elders aan de slag ga en het valt tegen, zal men opmerken: in zijn eigen omgeving lukte het nog wel, maar daarbuiten…

‘Toen ik de eerste dag hier de kleedkamer binnenstapte, kon ik niet de taal spreken die een Michel Preud’homme of Hein Vanhaezebrouck gebruikt. Tevoren vroeg ik me af wat de spelers van mij zouden denken, ik die maar een paar jaar in tweede en in derde klasse had gewerkt. Tot ik snapte dat het maar om één ding gaat: houdt het steek wat je zegt en pikt men het op? Dat bleek het geval. Maar ik kan het me niet permitteren om spelers uit de hoogte te behandelen. Ik stel niets voor. In het topvoetbal ben ik een nobody. Je ne suis personne. Als ik op een dag van club verander, zal ik daar ook een goed discours moeten houden bij mijn aankomst, omdat ik maar van Charleroi kom.’

Wat is de rode draad doorheen uw aanpak?

MAZZU: ‘Plezier, beleving. Mijn uitgangspunt is dat je, om het even wat je in het leven doet, eerst gelukkig moet zijn om productief te kunnen zijn. Hoe liever je iets doet, hoe beter het resultaat. Ik wil dat de mensen met wie ik werk zich goed voelen.’

Hoe brengt u dat plezier in uw werk?

MAZZU: ‘Met de bal. In het speerwerpen heb je een speer nodig, in het voetbal een bal.’

Je wordt geen betere pianist door rondjes rond je piano te lopen.

MAZZU: ‘Zo is het. Elke dag zet ik me in om alles met de bal te doen, alle trainingen, ook met de jeugdtrainers.’

NOG NOOIT ONTSLAGEN

Een opvallende vaststelling: u bent in uw trainerscarrière nog nooit ontslagen.

MAZZU: ‘Dat klopt. Ik zal ook niet zeuren of klagen de dag dat het me overkomt. Mijn vader heeft tien jaar in de mijnen gewerkt, op zijn knieën gezeten om steenkool los te werken. Als kind werd ik uitgelachen met de kleren die ik droeg, omdat we ons niet meer konden permitteren. Wat zou ik dan gaan zeuren, de dag dat ik als trainer ontslagen word? Ik ben vijftig, en elke dag dat ik dit mag doen, is een gelukkige dag erbij. Ik beleef elke dag opnieuw mijn droom. Dat u mij hier uitnodigt en te eten geeft, is toch fantastisch? Als het op een dag stopt, zal ik beleefd hebben waar ik altijd van gedroomd heb.’

Bent u niet ontgoocheld dat u nog altijd zit waar u zit, terwijl uw naam afgelopen zomer in verband werd gebracht met een paar Belgische topclubs? Hebt u een carrièreplan?

MAZZU: ‘Als ik ’s avonds naar bed ga, neem ik altijd één trede voor de andere, nooit twee tegelijk. Ik wil niet vallen. Zo sta ik ook in het leven. Ik ben niet gefrustreerd. Ik heb vijftien jaar gewacht om trainer te worden in eerste klasse. Al die tijd voordien verdiende ik gewoon het loon van de gemiddelde werknemer in België. Nu verdien ik iets meer. Dat is toch fantastisch?’

Is trainer worden in eerste klasse altijd uw doel geweest?

MAZZU: ‘Eerlijk: ik heb er nooit van gedroomd om trainer te worden. Het is me gewoon overkomen. Ik was een modale voetballer op laag niveau die vaak geblesseerd was. Bij weer zo’n blessure ben ik spontaan jongeren gaan trainen, om toch nog iets te kunnen doen. Nooit gedacht toen dat ik op een dag een eerste ploeg zou trainen. Ook toen ik dat op een dag mocht doen, keek ik niet hoger. J’étais un farceur, een grappenmaker. Iedereen lachte, en dat gaf me elke dag een beetje meer vertrouwen. Pas toen ik de trainersopleiding aanvatte en daar met Jacques Urbain werkte, ontmoette ik iemand die in mij geloofde. Hij nam me mee naar Marchienne. Toen pas bedacht ik dat ik ooit in eerste klasse wilde trainen. Marchienne zat toen in vierde klasse. Maar het jaar daarop belandde ik bij een club in tweede provinciale.’ (lacht)

Hebt u inspraak in het sportieve beleid van Charleroi?

MAZZU: ‘Ja. Met Mehdi Bayat spreek ik elke dag. Ik ben hem enorm dankbaar. Hij opende de deur naar eerste klasse voor mij. Je mag in je vak zo goed zijn als je wilt, als niemand je opmerkt en een kans geeft, blijft de deur dicht. Net zo ben ik mijn technische staf dankbaar. Mario Notaro heeft twintig jaar dienst bij deze club. Michel Iannacone heeft in eerste en tweede klasse gevoetbald, heeft tien jaar ervaring als trainer op de twee hoogste niveaus. Ze hadden de schouders kunnen ophalen toen ik als kersvers eersteklassetrainer aankwam en me stokken in de wielen steken. Dat hebben ze niet gedaan. Ze hebben me een kans gegeven en me voluit geholpen. Dat vergeet ik nooit.’

Als u terugblikt op het parcours dat u als trainer hebt afgelegd, wat heeft u dan het meest verbaasd?

MAZZU: ‘Dat ik zo veel vertrouwen uitstraalde terwijl ik me daar niet eens bewust van was. In mijn jeugd had ik niet zo veel materiële luxe, als kind van gewone arbeiders. Wij hadden niets. Voetbal heeft me vertrouwen gegeven. Ik was altijd erg verlegen in gezelschap. Nu durf ik te zeggen wat ik denk, dankzij het voetbal.’

U hebt bij Charleroi een aantal spelers beter gemaakt, en behaalde met de club resultaten die beter waren dan vooraf verwacht werd. Waar bent u het meest fier op?

MAZZU: ‘Dat de naam Mazzu vandaag bekend is in Charleroi. Mijn vader vertrok op zijn achttiende uit een klein dorpje van vijftig inwoners in Calabrië en heeft hier heel zijn leven anoniem gewerkt, waaronder tien jaar op handen en voeten in de steenkoolmijn. Vandaag wordt hij op de markt aangeklampt door mensen die hem aanspreken over de successen van Charleroi. Mijn vader heeft me mijn naam gegeven, ik heb ervoor gezorgd dat die naam respect krijgt. Als mijn vader daardoor vier of vijf jaar langer leeft, is dat fantastisch. Daar ben ik trots op. Al de rest is bijkomstig.’

DOOR GEERT FOUTRÉ, GUILLAUME GAUTIER, BRUNO GOVERS EN JACQUES SYS – FOTO’S BELGAIMAGE – DIRK WAEM

‘Respect krijg je door zelf respectvol met anderen om te gaan.’ – FELICE MAZZU

‘Het voetbal heeft me zelfvertrouwen bijgebracht.’ – FELICE MAZZU

‘Ik heb er vroeger nooit van gedroomd om trainer te worden. Het is me overkomen.’ – FELICE MAZZU

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content