Op 3 oktober zal het precies 25 jaar geleden zijn dat Roger Claessen, zeg maar de Belgische George Best, ervoor koos om zelf voorgoed uit het woelige leven te stappen.

De nu 36-jarige Marc-Antoine Claessen – Marco voor de vrienden – lijkt als twee druppels water op zijn vader Roger, de onnavolgbare spits van de Rouches die in 1998 naar aanleiding van de honderdste verjaardag van de Rouches tot Standardman van de eeuw werd uitgeroepen, maar die ondertussen al een kwarteeuw geleden in enigszins mysterieuze omstandigheden afscheid nam van het leven.

Er gaat nog altijd geen dag voorbij zonder dat Marco aan de begeesterende figuur denkt die zijn vader was. Een shirtje van de Rode Duivels met het nummer 9, het petje met daarop de zeventien sterretjes die refereren aan het aantal selecties voor de nationale ploeg en enkele oude zwart-witfoto’s met glansrijke sportieve prestaties en broos familiegeluk koestert hij als kostbare relikwieën. Alsof hij daarin de antwoorden zal vinden op die ene vraag die hij zich al sinds die vermaledijde 3de oktober 1982 blijft stellen : “Wie was mijn vader echt ? Een held, een flierefluiter, een mirakelman, een zielige loser, of een beetje van dat alles ?”

Nog altijd hoopt hij een spoor te vinden van de afscheidsbrief die zijn vader geschreven zou hebben, omdat hij denkt dat er misschien een boodschap in stond die speciaal voor hem bestemd was. Maar hoe springlevend de machtige spits ook nog mag voortleven in de herinnering en de vele verhalen die over hem de ronde doen, of hoe mooi en indrukwekkend het portret dat Vincent Solheid van hem maakte, aan de voorkant van de hoofdtribune op Sclessin ook oogt, echte sporen van hem zal Marco niet meer terugvinden. Claessen heeft in oktober 1982, zoals hij zo vaak in zijn spelerscarrière had gedaan, de muur gedaan, en die keer is hij niet meer teruggekeerd.

Icoon van de jaren zestig

“Toen mijn vader in 1968 wegging bij Standard, was ik nog niet geboren”, mijmert Marco. “Ik kwam in 1971 op de wereld, toen hij bij Beerschot speelde. Als speler heb ik hem enkel gekend in zijn nadagen bij Bas-Oha. Maar toch weet ik dankzij de vele uren die ik gepraat heb met enkele van zijn toenmalige teammaats, Léon Jeck, Léon Semmeling en Henri Depireux, bijna alles over zijn prestaties en de prachtige goals die hij heeft gemaakt. Tegelijk besef ik maar al te goed dat ze me vaak enkel over zijn goede en interessante kanten vertellen en dat ze zijn duistere kanten, zijn overdreven nachtbrakerij en het feit dat hij zo moeilijk met de roem kon omgaan, zo veel mogelijk voor me verborgen houden. Ik begrijp dat. Wie in zijn herinneringen graaft, denkt nu eenmaal liever terug aan lachen en plezier dan aan verdriet.”

Marco slaat de nagel op de kop : zijn vader was elegant en in alles geïnteresseerd, een innemende en charmante persoonlijkheid die over alles en nog wat kon meepraten. Aan de andere kant was hij ook een onverbeterlijke playboy, iemand die lak had aan discipline, een etter met een verschrikkelijk grote mond en een rebel à la James Dean, die het aandurfde om de alleenheerschappij van Anderlecht in het Belgische voetbal in twijfel te trekken.

Dat hij door de fans van de Rouches werd verafgood, had daar veel mee te maken : in een periode waarin het Luikse staalbassin in volle crisis verkeerde, bezorgde hij hen een sprankel hoop op een beter en menswaardiger bestaan. Eigenlijk valt Roger Claessen met niemand beter te vergelijken dan met George Best : dezelfde glansprestaties en uitstraling op het veld, dezelfde warme band met de fans, dezelfde zin voor spektakel en show in het volle licht van de schijnwerpers, maar ook dezelfde verschrikkelijke eenzaamheid buiten het stadion en die niet te stuiten drang naar zelfdestructie.

“Mijn vader moet een enorm groot hart hebben gehad”, bedenkt Marco. “Hij was absoluut niet materialistisch. Iemand heeft me verteld dat hij op het toppunt van zijn roem eens zowat zijn hele loon aan een bedelaar heeft gegeven. Hij wilde zo graag de mensen gelukkig maken.”

Overmoedig

Maar omdat hij overliep van het talent, dacht Roger Claessen overmoedig dat hem niets kon gebeuren. Hij brandde zijn leven als een kaars aan twee kanten tegelijk op. Michel Pavic, de toenmalige coach van Standard, reed nachtenlang van de ene dancing naar het andere café om Claessen daar weg te halen. Als die zijn charmes bovenhaalde, kon geen enkele vrouw weerstaan. Roger Claessen pronkte ooit zelfs met de befaamde Britse callgirl Christine Keller aan zijn arm.

Claessen durfde alles. Voor het rijden in beschonken toestand verdween hij op het toppunt van zijn roem enkele dagen in de Luikse gevangenis. De legende wil dat hij speciaal voor een belangrijke wedstrijd, na een tussenkomst op het hoogste politieke niveau, even werd vrijgelaten om te kunnen spelen. Tijdens een reis met Standard in het Canadese Montreal ging hij twee dagen met een Canadese schone aan de rol om dan doodgemoedereerd weer op te duiken met een ridicule hoed op het hoofd en daarop zijn geliefkoosde bijnaam kreeg : Roger-la-Honte, een naam die wellicht refereert aan een film uit 1945 van André Cayatte over een personage, Roger-la-Honte, dat het slachtoffer werd van een gerechtelijke dwaling. Zo voelde de geniale Claessen zich : onbegrepen en miskend.

Steeds dieper

Na zijn voetbalcarrière ging het almaar sneller bergaf met Roger Claessen. Drank, gokverslaving, nog meer drank, torenhoge schulden, nog meer drank en uiteindelijk ook drugs maakten zijn leven tot een hel. “Hij heeft een aantal tiercékantoren en cafés gerund”, vertelt Marco nog, “maar dat was duidelijk niets voor hem. Niet alleen door de toestand waarin hij verzeild was geraakt, maar ook omdat hij eigenlijk veel te goed was. Hij is financieel gepluimd. Natuurlijk was het voor mij ook heel erg om als kleine jongen zo vaak geconfronteerd te worden met een dronken vader. Als hij weer eens waggelend uit een taxi stapte, wisten mijn moeder en ik hoe laat het was. Achteraf gezien begrijp ik dat hij eigenlijk niet meer wilde leven. Hij beweerde alles gezien en meegemaakt te hebben. Ook toen men hem zei dat hij zich daarin schromelijk vergiste, heeft hij nooit willen luisteren. Eigenlijk was hij gewoon ziek. Hij kon het niet verdragen dat hij ouder werd, dat fans niet langer desnoods uren op hem wachtten in de bijtende kou om hem toch maar een handtekening te kunnen ontfutselen of hem even aan te raken.”

Het einde kwam dus niet onverwachts, al zijn rond de dood en zelfmoord nog niet alle vragen beantwoord. Marco : “Ik weet zelfs niet eens duidelijk waar hij stierf. Hier, in dit café (le Centre-Avant, waar de nieuwe eigenaars de foto die Claessen er van hemzelf had opgehangen, verving door een van James Dean) of waar hij officieel woonde. Zijn laatste levensjaren moeten verschrikkelijk zijn geweest. Maar wat hij ons ook heeft aangedaan, ik blijf van mijn vader houden en zal hem voor eeuwig en altijd bewonderen.” S

Door Pierre Bilic

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content