Dit weekend gaat in Sheffield het WK snooker van start. ‘De andere topspelers bekampen, bezorgt me nog altijd een geweldige kick’, zegt zevenvoudig wereldkampioen Stephen Hendry.

De aanblik van Spencer’s in Stirling, Schotland, doet niet meteen vermoeden dat the best player to ever have picked up a cue hier dagelijks traint. In een donker, wat oubollig zaaltje staan hooguit vijf snookertafels. In het gangetje dat ernaar toe leidt, blijkt toch dat we aan het juiste adres zijn. Een imposante trofeeënkast verspert haast de doorgang. Op de voorgrond ligt het belangrijkste ‘relikwie’ : de beruchte keu die bij het begin van dit seizoen onherstelbaar doormidden brak en die voordien de eigenaar ervan naast zevenentwintig rankingtoernooien ook, en vooral, zeven wereldtitels schonk.

Boven een van de snookertafels brandt een schraal licht. Uiterst geconcentreerd pot Stephen Hendry de ene bal na de andere. De Ier Ken Doherty, ook al een ex-wereldkampioen, fungeert vandaag als sparringpartner van de 35-jarige Schot. Wanneer Hendry een zeldzame keer mist, grijnst hij : “Dat doe ik omdat het vandaag Saint Patrick’s Day, de Ierse nationale feestdag, is.”

Vanaf zaterdag gaat Hendry in TheCrucibleTheatre in Sheffield op zoek naar een achtste wereldtitel. Hij beseft echter dat hij niet als enige favoriet de befaamde snookerarena zal betreden.

Wie beschouw je als dé te kloppen man ?

Stephen Hendry : “In langere wedstrijden naar meer gewonnen frames, zoals op het WK, trekken de toppers meestal aan het langste eind. Dat betekent dat nog zeven, acht spelers ongeveer evenveel kans maken om te winnen. Ik behoor tot dat kransje. Het komt erop aan de hele tijd honderd procent gefocust te blijven, en dan heb je ook een beetje geluk nodig, hé. Als ik één naam moet noemen en mezelf even buiten beschouwing laat, dan tip ik op Paul Hunter. Vorig jaar verloor hij wat ongelukkig in de halve finale van Ken Doherty, but he definitely matured. Hij behaalde half februari zijn derde Masterstitel en deed dat op een erg overtuigende manier.”

Reken je ook Jimmy White nog tot de kanshebbers ?

“Nee. Jimmy gelooft zelf allicht van wel, maar hij zal nooit wereldkampioen worden. Jimmy is capabel om eender welke topspeler te verslaan, maar hij kan het vereiste niveau geen twee volledige weken aanhouden.”

Zeven wereldtitels, 35 overwinningen in rankingtoernooien, acht maximumbreaks in competitie, nog tal van andere records : waarom snooker je nog altijd ?

“De andere topspelers bekampen, bezorgt me nog altijd een geweldige kick, net als het spelen van grote toernooien. Van trainen geniet ik niet meer – ik vind het zelfs vervelend – allicht omdat ik het sinds mijn veertiende dag in dag uit doe. Je kiest al eens andere spelers uit om tegen te spelen, maar verder kan je uitermate weinig veranderen aan de wijze waarop je traint.”

Heb je nog een specifiek doel, bijvoorbeeld nog een achtste wereldtitel behalen ?

“Toen ik het WK voor de zevende keer op mijn naam schreef en het record van Steve Davis en Ray Reardon verbeterde, zei ik : ‘Alles wat er nu nog bijkomt, is een bonus.’ Zo zie ik het nog steeds, maar het neemt niet weg dat ik graag nog een keer wereldkampioen zou worden.”

Hoeveel jaar geef je jezelf nog om die ambitie waar te maken ?

“Tien jaar geleden dacht ik te stoppen op mijn dertigste, daarna werd het vijfendertig. Op dit moment heb ik nog steeds het gevoel dat ik iedereen kan verslaan – dat bewees ik dit seizoen nog door de British Open te winnen. Zolang dat niet verandert, ga ik door. Pas op de dag dat er iemand opstaat van wie ik onmogelijk kan winnen, hou ik op.”

Aan welke van de zeven wereldtitels houd je de beste herinnering over ?

“De eerste vond ik heel speciaal. Elke jonge speler droomt ervan wereldkampioen te worden. Slaag je daar in, dan geeft dat een bijzonder gevoel. Maar die zevende, toen ik dus het record brak, was nog geweldiger. Dat beschouw ik als het absolute hoogtepunt in mijn carrière. Ik herinner me ook nog het WK waarin ik elke wedstrijd zonder veel moeilijkheden won en in de finale Jimmy White versloeg met nog een sessie te spelen ( in 1993, uitslag finale 18-5, nvdr). Op dat moment speelde ik allicht mijn beste snooker ooit.”

Je kende ook enkele ontgoochelingen in je carrière…

“( Pikt in) Ik verloor ooit een wedstrijd in een rankingtoernooi met 9-0 ( Tegen Marcus Campbell, op de UK Champion-ships in 1998, nvdr), maar de grootste teleurstelling liep ik op in de finale van het WK in 2002 tegen Peter Ebdon, toen het pleit in het allerlaatste frame beslecht werd. Ik vond het vooral zo verschrikkelijk omdat ik verloor van een speler van wie ik dat nooit gedacht zou hebben in een wedstrijd naar 35 frames. Dat is soms een zwak punt van me, dat ik onvoldoende respect betoon voor de tegenstander. Daarop werd ik in die finale afgestraft.”

Terwijl andere jongetjes in Schotland ervan droomden om rugbyspeler of voetballer te worden, begon jij met snooker. Waarom ?

“Ik was net zoals die andere jongens, hoor, ik wilde ook voetballer worden. Op mijn twaalfde kreeg ik van mijn vader een kleine snookertafel als kerstcadeau en I fell in love with the game. Snel realiseerde ik me dat ik over talent beschikte, want al na twee, drie weken maakte ik een break van meer dan vijftig. Ik klopte iedereen tegen wie ik speelde. Als je vaststelt dat je beter bent in iets dan de anderen, dan krijg je daar een enorme kick van.”

Had je idolen, voorbeelden aan wie je je spiegelde ?

“Aanvankelijk zeker niet. Ik had zelfs nog nooit een snookerwedstrijd op tv gezien. Mijn grootvader, de vader van mijn vader, was een uitstekende snookerspeler, maar hij stierf nog voor ik geboren werd en mijn vader kan helemaal niet snookeren. Vanaf het ogenblik dat ik zelf met de sport begon, keek ik wél veel naar de toppers op tv. Ik zag hoe zij de shots speelden en probeerde het vervolgens uit op mijn kleine tafel. Daar stak ik veel van op, zo leerde ik het spelletje, want een coach had ik nog niet.”

Op je zestiende werd je prof. Je nam ook meteen een manager onder de hand : Ian Doyle, die ondertussen als voorzitter van het sportmanagementbureau ‘110sport’ verscheidene snooker-, golf-, voetbal- en rugbyspelers onder zich heeft. Wat betekende hij voor jou ?

“Door de vele verplaatsingen kan het leven van een snookerspeler soms zeer hectisch zijn. Voor de reizen en de hotels, met andere woorden alleen al voor het financiële aspect, heb je hulp nodig. Ian regelde alles. Ik moest me nergens zorgen over maken en kon me volledig op het snookeren concentreren. Ian leerde me ook inzien dat talent alleen niet volstaat, he taught me the value of putting in hard work. Ik kwam naar de club hier om tien uur ’s morgens en speelde tot zes uur ’s avonds. Elke dag.”

Hou je je nog steeds aan dat ritme ?

“Nee, nee, dat zou ik niet meer kunnen. Ik oefen nog zo’n drie, vier uur per dag, en wanneer ik geen toernooi moet spelen de daaropvolgende week, train ik niet meer tijdens het weekend. Na de wedstrijden kan ik bovendien moeiteloos de knop omdraaien. Een voordeel, want sommige spelers voelen zich nadien nog steeds opgejaagd, nerveus. Daar ondervind ik geen last van. Ik slaap zonder problemen in en kan mij ook tussen de sessies door gemakkelijk ontspannen.”

Zoals Paul Hunter ?

( Hunter verklaarde dat zijn vrouw een bijzondere ‘remedie’ kent om de stress weg te nemen tussen de sessies. )

“( Lacht) Nee, niet op die manier. Misschien zou ik het eens moeten proberen, want op Paul lijkt het alvast een positief effect te hebben ( lacht).”

Nu we het daar toch over hebben : iemand die in zijn carrière alleen al aan prijzengeld meer dan 7 miljoen pond (meer dan 10 miljoen euro) verdiende, heeft allicht geen gebrek aan vrouwelijke interesse.

They are there if you want them. Als je veel geld verdient, blijk je ineens een stuk aantrekkelijker ( lacht). Dat heeft me nooit geïnteresseerd, sinds mijn zestiende ben ik al bij dezelfde vrouw.”

Na je zevende wereldtitel duurde het 26 maanden vooraleer je je nog eens de beste toonde in een rankingtoernooi. Hoe kwam dat ?

“Wellicht toch door een gebrek aan motivatie. Omdat het me minder goed verging, vroeg ik Terry Griffiths om me te begeleiden als coach. Hij schaafde niet alleen enkele technische zaken bij, maar trachtte er voornamelijk voor te zorgen dat ik mezelf opnieuw kon motiveren. Voordien coachte Frank Callan me. Hij deed dat heel goed, maar het verschil is dat Terry zelf ondervond wat het betekent om op het hoogste niveau te snookeren.”

Volgens Clive Everton, tv-commentator bij de BBC, speel je misschien wel te agressief, te aanvallend. Iets wat de andere topspelers niet langer afschrikt.

That’s one of my weaknesses. Ook als ik niet goed speel, blijf ik voor dezelfde pots gaan. Ik heb het altijd moeilijk gevonden om een shot te weigeren. Die aanvallende stijl droeg bij tot mijn succes en daarom wil ik hem niet aanpassen.”

Je maakte meer dan het dubbel van het aantal century breaks dan de tweede op dat lijstje. Wat is je geheim ?

“De vele uren training sinds mijn veertiende. Ik plaatste de rode ballen op een lijn en potte achtereenvolgens rood, gekleurde bal, rood, gekleurde bal, enzoverder. Telkens ik miste, legde ik alle ballen opnieuw klaar en ik stopte niet vooraleer ik de tafel leeg speelde. Daardoor concentreer ik me altijd heel goed tijdens het maken van een break.”

Hoe bijzonder is het maken van een maximumbreak voor een speler ?

“Dat is allicht het enige moment waarop een snookerspeler aan geld denkt. Op het WK ontvang je maar liefst 160.000 pond ( meer dan 240.000 euro) voor een maximumbreak. That makes it really nerve racking. Mocht je er gewoon een trofee voor krijgen, dan zou je veel vaker een ‘147’ te zien krijgen.”

Jij lijkt als geen ander met de druk te kunnen omgaan.

“Onder druk presteer ik het best. Dat onderscheidt de topspelers van de anderen. Daarom komen ook altijd dezelfde spelers voor op de erelijst van het WK, het toernooi waar de druk het hoogst ligt.”

De commentatoren omschrijven je vaak als ’the best player to ever have picked up a cue’, maar tegelijkertijd zien ze in Ronnie O’Sullivan de meest getalenteerde. Wat vind jij ?

Ronnie is zonder twijfel de meest begaafde speler ter wereld. Als je century breaks kan maken met je linkerhand… De cijfers liegen niet : ik behaalde de meeste successen en won zeven wereldtitels, maar Ronnie heeft het potentieel om er zoveel te winnen als hij wil. Wellicht mede door zijn persoonlijke problemen bezit hij niet de mentale sterkte om zich volledig aan zijn sport te wijden, om het snookeren te domineren.”

Net als Jimmy White kan hij rekenen op een grotere schare supporters dan jij. Hoe verklaar je dat ?

“De manier waarop Jimmy speelde – met flair, aanvallend en heel snel – verschilde in het begin volledig van de stijl van de anderen. Daarom kreeg hij de toeschouwers op zijn hand. Dat hij nooit wereldkampioen werd, ondanks het feit dat hij zo vaak in de finale stond, maakte hem nog populairder. Zeker hier in Groot-Brittannië supporteren de mensen graag voor de underdog, ze houden meer van losers dan van winners. Steve Davis was helemaal niet geliefd in de jaren ’80 en hetzelfde gold voor mij in de jaren ’90. Geleidelijk aan komt daar verandering in, maar mijn tegenstanders krijgen toch nog altijd meer aanmoedigingen. Ik beschouw het als een compliment dat ze mij als een bedreiging zien.”

De supporters van vooral O’Sullivan en White gedragen zich niet altijd even sportief. Hoe ga je daar als tegenstander mee om ?

“Het maakt het er in elk geval niet gemakkelijker op. Vooral in Wembley roepen ze geregeld iets precies op het ogenblik dat je een bal wil potten. Het wordt ook steeds erger omdat er nooit iemand ingrijpt. Ze zouden daar dringend paal en perk aan moeten stellen en die mensen uit de zaal verwijderen.”

De toppers komen allen uit Groot-Brittannië en Ierland. Vormt dat een groot nadeel voor het snooker om internationaal door te breken ?

“Je hebt inderdaad toppers nodig uit het eigen land om de sport populairder te maken. Dat bleek in Thailand toen James Wattana de topvier bereikte. Marco Fu uit Hongkong speelt goed, maar kon tot dusver nog geen toernooi winnen. Snooker is nu al erg in trek in China, maar als de jonge Chinees Ding Junhui doorstoot naar de top, it would be huge.”

Wat vind je van Bjorn Haneveer, de beste Belgische snookerspeler ?

“Goed ken ik Bjorn niet, want ik speelde nog maar één keer tegen hem. Hij is een goeie speler, maar net als alle andere niet-Britse spelers kampt hij met de moeilijkheid dat hij naar hier moet komen om toernooien te spelen. Voor zover ik daar over kan oordelen, denk ik dat hij de kwaliteiten bezit om de top-32 te halen. Daar ligt wel zijn limiet, vrees ik.”

Tot slot : waarom was die keu zo belangrijk dat je er alles aan deed om hem toch nog te herstellen ?

“Het was de enige keu die ik ooit gehad heb. Speciaal was hij niet, hij was zelfs niet helemaal recht. Maar ik raakte er zo aan gewend dat het als een derde arm werd. Toen die keu doormidden brak, dacht ik dat mijn carrière voorbij was. Veel speelde zich uiteraard hierboven ( wijst naar zijn hoofd) af.”

Je nieuwe keu is een stuk beter ?

“Dat staat buiten kijf. Mijn vorige kocht ik voor amper 30 pond ( 45 euro), mijn huidige heeft een waarde van zo’n 700 pond ( 1000 euro). Maar uiteindelijk is de keu zelf niet zo belangrijk, wel wie de keu gebruikt.”

door Roel Van den broeck

‘Als je veel geld verdient, blijk je ineens een stuk aantrekkelijker.”Zolang ik het gevoel heb iedereen te kunnen verslaan, ga ik door.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content