Met een bizar gevoel stapte Luc Devroe vorige week in het vliegtuig naar Monaco. Hij vertegenwoordigde Club Brugge op de Europese loting. Vorig jaar toefde hij voor Roeselare ook in de Monegaskische metropool. Als toerist.

Als de vakantie ten einde loopt, strijkt de internationale voetbalwereld in Monaco neer. Dan is het voor de UEFA nog eens tijd om in een pronkerig decor uit te pakken. Er worden handen geschud, beleefdheidsformules uitgewisseld en speeches afgestoken, er staat een voetbalgala op het programma waar bobo’s in maatpak glimmend van trots rondlopen. Dit is een artificiële wereld van luxe en patserigheid.

Luc Devroe, de sportmanager van Club Brugge, past niet echt in dat opgeklopte milieu. Devroe is een werker die er geen behoefte aan heeft zich te verkopen. Rustig slentert hij in Monaco rond, langs de boorden van de Middellandse Zee, onder een azuurblauwe hemel. Het kwik is gestegen naar 33 graden. Devroe heeft de meest emotionele week van zijn leven achter de rug. Zijn vriend Daniel Maes, ex-voetballer van onder meer Sint-Niklaas, KV Oostende en Harelbeke, kwam om in een auto-ongeval. “Ik heb op de begrafenis zijn kist helpen dragen, het was verschrikkelijk”, zegt Devroe en krijgt het even moeilijk : “Daniel is verongelukt op 500 meter van zijn deur. We hadden een heel goede band, zijn samen op huwelijksreis geweest en plots is dat voorbij.” Buiten zoeven peperdure bolides voorbij en flaneren sjieke dames op de promenade langs het strand. Het is een brutale botsing van de relativiteit van het leven.

Eén jaar geleden was Devroe ook in Monaco. Hij wilde voor Roeselare de Europese loting voor de UEFA Cup bijwonen. De vlucht was geboekt, het hotel gereserveerd, maar een 5-0-nederlaag in de terugwedstrijd tegen het onbeduidende Cypriotische Achnas besliste er anders over. “Toen heb ik hier maar twee dagen rondgelopen, zonder doel”, zegt hij. Hij profiteerde ervan om een korte vakantie in te bouwen.

Nu is Devroe opnieuw in het prinsdom. Hij wacht rustig de loting af. En maakt de balans op van zes maanden werken bij Club Brugge. “In wezen functioneer ik op dezelfde manier als bij Roeselare”, zegt hij. “Ik ga spelers bekijken, ik doe suggesties en leg die voor aan de sportcommissie. Het verschil zit hem in het persgebeuren, ieder detail wordt uitvergroot, ’s morgens om acht uur kamperen er journalisten voor de deur om toch vooral geen transfer te missen. Dat was ik niet gewend. En een onderscheid zit hem natuurlijk ook in de wedstrijden. Vroeger reed ik naar Meerhout, stond ik vaak met mijn voeten in het slijk, nu zit ik in het stadion van Benfica Lissabon. Ik probeer te werken zoals ik dat altijd doe : vol overgave. Je mocht me vroeger ’s nachts om twee uur uit mijn bed bellen om naar een wedstrijd te vertrekken, ik deed dat graag. Dat is nog niet veranderd. Alleen neem ik nu dus het vliegtuig. Er staan de laatste maanden rond de vijftig vluchten op mijn conto, sommige spelers ben ik drie, vier keer gaan bekijken. Ik hou niet van risico’s nemen.”

Een teamspeler

Het perfectioneren van het scoutingsysteem was een van de eerste zaken die Luc Devroe bij Club Brugge wilde doorvoeren. Er is wat dat betreft al een weg afgelegd : “We hebben zelfs mensen naar Mönchengladbach gestuurd om te kijken hoe Wesley Sonck traint. Op en neer 800 kilometer voor een oefensessie. Maar we hebben daar de gretigheid en de scherpte van Wesley gezien. Er was iemand mee die wat voorbehoud had over een mogelijke transfer van Wesley, achteraf was hij helemaal overtuigd. Ik heb me sterk gemaakt voor de komst van Sonck, ik heb met hem gepraat, het klikte meteen. We zijn een paar maanden geleden ook met Wesley bezig geweest, toen werd er voor hem nog 1 miljoen euro gevraagd. Nu is dat bedrag een heel stuk gedaald. Sonck ligt qua salaris bij Club Brugge zeker niet in de bovenste schuif. Zijn contract is heel prestatiegericht. Dat toont hoe groot de wil is om weer te presteren.”

Hij heeft er vertrouwen in dat de spits gaat renderen : “Ze zeggen soms : als Devroe iets in zijn kop heeft, dan krijg je het er niet uit. Dat klopt niet helemaal. Ik wilde bijvoorbeeld ook Bernd Thijs naar Club Brugge halen. Alleen zag de grote meerderheid dat niet zitten. Dan bind ik meteen in. Ik hou er niet van om dingen individueel te doen, ik ben altijd een teamspeler geweest. Zoals iedereen hier.”

Er wordt koffie besteld, de zon blijft ongenadig hard branden, de loting om de Champions League is wat verderop in het Grimaldi Forum begonnen. Op dit hoogste podium wil ook Club straks weer toeven. De restauratie is aangevat en ook Luc Devroe had er zijn hand in. Hij loopt er niet mee te koop. “Er wordt me wel eens gezegd dat ik me te weinig profileer, ik word liever beoordeeld op wat ik doe”, zegt hij. In de trainersvraag had hij niettemin een belangrijke hand. Drie maanden na de aanstelling van Jacky Mathijssen komt hij met een ontboezeming : “Er waren twee kandidaten. Bert van Marwijk en Mathijssen. De naam van Van Marwijk circuleerde al een tijdje, wij hebben echter pas later met hem gepraat. Op dezelfde dag als Mathijssen. ’s Namiddags zaten we rond de tafel met Van Marwijk, hij was heel geïnteresseerd, maar wilde nog even wachten. PSV had nog niet beslist of het al dan niet met Ronald Koeman wilde doorgaan, kennelijk zag Van Marwijk daar een mogelijkheid. ’s Avonds hebben we dan met Mathijssen gesproken. Iedereen had een goed gevoel. Daarom wilden we niet meer wachten. Ik herinner me dat ik met Mathijssen op een gegeven moment buiten ging, er was toen nog niets getekend. Toen zei Jacky dat hij een tip wilde geven : Club moest volgens hem absoluut Jeroen Simaeys aantrekken. Dat vond ik opmerkelijk. Op dat moment waren wij al in vergevorderde onderhandelingen met Simaeys.”

Een appartement verkopen

Peperdure jachten glijden over de Middellandse Zee. Luc Devroe geniet van een moment van verpozing. “Ik ben moe”, erkent hij. Op 5 september gaat hij voor tien dagen met vakantie : “De laatste maanden zijn heel slopend geweest. Een nieuwe trainer, zeven transfers, de batterijen lopen leeg. Toch kan ik mezelf goed controleren. Dat was bijvoorbeeld niet zo toen ik bij KV Oostende een tijdje trainer ben geweest. Dat is absoluut niets voor mij, op dat veld staan, op dat bankje zitten. Ik volgde de ontslagen Leo Van der Elst op vraag van de spelers op, ik wilde dat absoluut niet doen, Kenneth Brylle had zich kandidaat gesteld, maar het bestuur zei dat er geen geld was. Toen zei ik dat ik Brylle uit eigen zak wilde betalen. Dat werd echter afgewimpeld. Later is Brylle toch gekomen. Het ging echt niet, in drie maanden verloor ik twaalf kilo. Puur van de stress.”

In een voetbalstadion, zo weet Devroe, is hij een andere mens : “Bij KV Oostende keek ik zelden een thuiswedstrijd uit. Tijdens de rust stapte ik doorgaans op, ik pakte de auto en ging kijken welke appartementen er op de dijk te koop waren. Ten slotte kom ik uit de immobiliënsector, een ruwbouw van 23 appartementen, soms hou ik me daar op nachtelijke momenten wel eens mee bezig. Onlangs verkocht ik nog een appartement. Dat gaf wel een goed gevoel, ik dacht : je kan het toch nog, als ze je bij Club Brugge moe zijn, kan je nog altijd terug. Bij Roeselare gebeurde het ook dat ik een wedstrijd niet uitkeek. Vorig seizoen bijvoorbeeld, thuis tegen Club Brugge, Roeselare stond bij de rust met 2-0 voor, toen ben ik het stadion uitgevlucht, de spanning vloog door mijn lichaam. Bij Club Brugge kan ik me dat natuurlijk niet veroorloven, ik blijf nu gewoon zitten.”

Het tekent Luc Devroe : hij verbergt zijn gevoelens niet achter een masker, hij is rechtuit en rechtaan. Is het daarom dat Devroe zes maanden geleden met een uitschuiver bij Club Brugge binnenkwam ? Hij riep toen dat hij de spelers van Club Brugge eventueel tot in de discotheek zou achtervolgen. Devroe lacht bij de herinnering. De sportmanager wenkt de ober, er mag nog een nieuwe koffie worden gebracht. “Ik zeg wat ik denk. En ik heb ook graag dat anderen dat doen. Kijk, voetballers moeten voor hun vak leven. Ik hoorde dat sommige spelers twee dagen voor een wedstrijd nog laat in een discotheek zaten. Iedereen wist dat sommige spelers op stap gingen, maar niemand greep in. Uitgaan tot ’s morgens vroeg en niet op water en brood. Sommige spelers voelden zich aangesproken toen ik dat zei maar ik denk dat de contractverlenging van Jonathan Blondel bewijst dat dit niet op individuen gericht was. Pas op, dat gebeurt ook bij andere clubs. Ik hoorde dat ze een speler de zondagnacht uit de Carré in Willebroek moesten dragen terwijl hij de woensdagavond Champions League moest spelen. En ik hoorde nog veel meer. Ik was namelijk goed geïnformeerd, bij Roeselare speelde ook een enfant terrible, Sébastien Dufoor, die dook ook geregeld het nachtleven in, die zag veel en vertelde me af en toe wel eens iets. Het is natuurlijk niet makkelijk : je bent jong, je verdient veel geld, je hebt het moeilijk om de weelde te dragen. Qua begeleiding van jonge voetballers ligt er nog een braakliggend terrein. Club Brugge wil absoluut nog meer aan de jeugdwerking doen, we zijn wat dat betreft op de goeie weg. Alleen zijn er in het verleden nog talenten geweest. Jason Vandelannoite, die nog altijd bezig is de schuld voor zijn falen bij anderen te zoeken in plaats van in de spiegel te kijken. We hebben in Brugge toch een zekere generatie gehad van die jongens : Kevin Roelandts, Günther Vanaudenaerde, Dieter Van Tornhout, een tijdje ook Glenn Verbauwhede, dat zijn er verschillende in één lichting, daar moet je je vragen bij stellen. Maar je moet vooral ingrijpen.”

Holderdebolder

Intermezzo. Het voetbalgala in het Casino van Monte Carlo wenkt. Elk jaar opnieuw sluit de Europese voetbalfamilie, zoals het wat al te amicaal heet, zich in de armen. Vrijdag is er nog een dag. Donkere wolken verzamelen zich boven Monte Carlo. Er vallen warempel een paar druppels regen. Het is de dag van de loting van de UEFA Cup. Club krijgt het Noorse Brann Bergen als opponent. Een haalbare opgave. Maar het niveau zal omhoog moeten. Het voetbal is op dit moment nog verre van flitsend. Het belet de clubleiding niet om nu al aan volgend seizoen te denken. Anticiperen in plaats van ageren, luidt het credo. Devroe : “We denken nu al aan volgend seizoen. Er zijn nogal wat spelers aan het einde van hun contract en je weet niet wat er met Nieuwjaar gaat gebeuren. We moeten anticiperen. Wat dat betreft ben ik nu beter voorbereid, dat was niet het geval toen ik hier in maart kwam, we moesten hoen holderdebolder beginnen, van competitie naar competitie, onvoldoende voorbereid. Daar hou ik niet van. Los daarvan is het ook niet de bedoeling dat we elk jaar zeven nieuwe spelers aantrekken. Al moeten we ons wel oriënteren op die markten die voor ons interessant zijn. In Tsjechië bijvoorbeeld. In die zin is de transfer van Stepán Kucera voor ons een goeie zaak geweest. Daar hebben we snel en alert gereageerd. Net zoals Djokic en Alcaraz veel mogelijkheden hebben. Je moet afwachten of ze zich integreren, maar menselijk passen ze heel goed. En de andere nieuwe spelers, die kennen we natuurlijk. Sterchele ken ik al vier jaar, ik blijf het jammer vinden dat Club Brugge hem vorig seizoen niet aantrok, dat is even overwogen, maar de trainer, Emilio Ferrera, zag het niet zitten. Terwijl ik denk : een trainer is toch altijd maar een passant, je moet alles doen in overleg met hem, maar het is toch de vereniging die beslist.”

Ook in het invullen van de trainersstaf : “We hebben natuurlijk met Mathijssen gepraat over de mogelijke assistenten. Toen Janevski die functie niet wilde uitoefenen, waren er drie kandidaten : Peter Balette, Thierry Siquet en Rudi Cossey. Siquet lag nog vast in Charleroi, Cossey had in Leuven getekend en Balette was vrij. Zo simpel was het.”

Luc Devroe maakt zich op om te vertrekken, hij gaat naar de Supercupfinale tussen AC Milan en FC Sevilla, een afsluiter voor een kort verblijf in een wereld van geld en glitter, in een internationaal voetbalmilieu van exuberante budgetten en waanzinnige transfersommen. “En dan vragen sommigen zich af hoeveel geld wij niet moeten hebben om al die transfers te doen”, bedenkt hij. Hij kent het antwoord : “Club heeft zich financieel niet vergaloppeerd. Geraerts en Simaeys waren transfervrij, Kucera kregen we aan goeie condities, en Alcaraz en Djokic bleven ook binnen de perken. Voor Sonck betaalden we weinig. Er blijft dus Sterchele. Maar we hebben goeie uitgaande transfers gedaan, Balaban, Ishiaku, Yulu-Matondo, het is niet aan mij om bedragen te noemen, maar de opleidingsvergoeding die we bijvoorbeeld kregen voor de transfer van Nicolas Lombaerts naar Sint-Petersburg had ik in Roeselare niet tot mijn beschikking om transfers te doen.”

De braafste jongen

Zaterdagochtend : de Europese loting zit erop, zijn de internationale contacten uitgebreid ? Devroe : ‘In het begin zeiden ze : Devroe kent niemand in het buitenland, hoe gaat hij spelers over de streep trekken ? Maar niet ik open contacten, maar wel de naam Club Brugge. Onlangs zijn we wedstrijden gaan spelen in Athene en Turijn, via mijn zogezegd onbestaand buitenlands netwerk. Maar ik besef natuurlijk wel : als ik manager ben van Sint-Truiden, dan hoef ik die match in Athene niet te gaan spelen. Het is niet belangrijk of Marc Degryse hier zit of Devroe, het gaat om Club Brugge.”

Het vliegtuig maakt zich klaar om op te stijgen, in Brugge wacht er nog veel werk. Op en naast het veld. “Natuurlijk kan het voetbal nog beter”, zegt hij. “Het is vooral zweten en zwoegen. Het verschil met vorig seizoen is dat het collectief die mindere periode opvangt. Het groepsgevoel is terug. En dat kan nog verbeteren. Anderzijds : we zitten met veel blessures, het is constant schuiven. Neem bijvoorbeeld Elrio Van Heerden, die snelheid en frivoliteit in het middenveld moet brengen. Als het tegenzit, kunnen we pas na Nieuwjaar weer op hem rekenen. Maar de mentaliteit is goed in de groep, je merkt een gigantisch verschil met vorig seizoen. Wat dat betreft is de komst van Mathijssen een goeie zaak geweest. Hij schept duidelijkheid. Wie te laat komt, weet dat hij de groep dupeert. Dan wordt er de dag nadien een halfuur vroeger met de training begonnen. Tot nu toe is dat twee keer gebeurd. Eenmaal met Salou en eenmaal met Lenaerts, de braafste jongen van de groep, hij had zich overslapen. Toen de spelers vorig seizoen te laat kwamen, moesten ze een boete betalen. Ze kwamen de kleedkamer binnen met twintig of vijftig euro in hun zak en gaven het geld meteen af.”

Luc Devroe schudt het hoofd. Hij is blij dat deze bladzijde is omgedraaid. Club Brugge is aan een nieuwe periode begonnen. Dat zal in de toekomst nog meer blijken. De onderbouw moet worden versterkt, niet voor niets werd met Henk Mariman op dat vlak een topper binnengehaald : “Sommige posities moet je van onderuit kunnen voeden. Er hebben hier te veel mensen op dezelfde positie gezeten, automatisch krijg je dan een verzadiging. Henk Mariman heeft een heel andere visie, er zijn meer specifieke trainers, er is een trainer die de andere trainers begeleidt, die de visie bewaakt, om eventueel meer te trainen, om bezig te zijn met de begeleiding naar school, om het allemaal professioneler aan te pakken.”

Luc Devroe is tevreden als hij terugkijkt op zes maanden Club Brugge : “Ik heb intens geleefd, ik heb veel gezien, veel gepraat, veel gehoord. En ik voel me aanvaard. In het begin zullen de spelers wel gedacht hebben : wat smijten ze hier nu binnen ? Ik vond dat niet abnormaal. Maar als ik nu de kleedkamer binnenkom, merk ik daar niets van. Ik pas me overal snel aan, steek me morgen in een tent of in een caravan, dat maakt me niets uit. Ik ben echt niet snel uit mijn evenwicht te brengen. Dat lijkt me geen nadeel in dit vak.” S

Door Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content