De Gouden Schoen won hij nog niet. Maar na zijn ongelukkige passage bij AA Gent is Stijn De Smet bij KV Kortrijk wel weer de uitstekende voetballer geworden die hij is. ‘Ik ben weer gelukkig’, zegt hij, ‘en dat wil ik graag zo lang mogelijk zo houden.’

Onze vraag of we hem in het vooruitzicht van zijn dertigste verjaardag en van de start van play-off 1 eens uitgebreid konden spreken, werd niet enthousiast onthaald. “Kun je niemand anders nemen?” Het was geen humor, hij meende het. Stijn De Smet houdt niet zo van schijnwerpers. “Ik voetbal heel graag, maar de dingen errond zijn niet altijd aan mij besteed. Er zijn er die kicken op in de pers komen en altijd op de foto staan, maar ik blijf liever wat op de achtergrond. Dat is ’typisch ik’ zeker?” Hij moet erom glimlachen.

Op de achtergrond bleef de offensieve middenvelder in elk geval sinds zijn transfer van Cercle Brugge naar AA Gent in 2009. Maar vorig seizoen trad hij bij KV Kortrijk meer dan ooit op de voorgrond. Met zuivere balaannames, slimme acties en dertien doelpunten herinnerde hij ons weer aan de speler die deel uitmaakte van de Belgische belofteselectie die in 2008 op de Olympische Spelen in China de halve finale haalde, die datzelfde jaar ook werd opgeroepen voor de Rode Duivels en van wie Glen De Boeck ooit zei dat hij de kwaliteiten in zich draagt om ooit de Gouden Schoen te winnen. Dit seizoen begon onfortuinlijk voor De Smet: op de eerste speeldag zorgde een kwalijke kniestoot van Ibrahima Conte ervoor dat hij geopereerd moest worden en drie maanden verloor. Maar met play-off 1 moet het mooiste van de Jupiler Pro League nog komen en daar zal KVK al voor de derde keer in zes jaar bij zijn.

Waarom kon KV Kortrijk zich dit seizoen wel voor play-off 1 plaatsen en vorig seizoen niet?

Stijn De Smet: “Vorig seizoen lieten we te veel punten liggen in de kleine wedstrijden. De ploeg is weinig veranderd en we leerden elkaar sindsdien nog beter kennen. De jongens die er al waren, vormen de ruggengraat. Het aantal Vlamingen is toegenomen en dat verbeterde nog de groepssfeer. We zijn nog meer één groep én we zijn zeker een groep met een evenwichtige mix van verschillende kwaliteiten.”

Er is ook een andere trainer. T2 Yves Vanderhaeghe volgde T1 Hein Vanhaezebrouck op.

Yves is iemand die tussen de groep staat, dicht bij de spelers, en aan alles een uitleg geeft. Hij lost alles liever wat menselijker op, maar uiteindelijk laat ook hij zich in zijn keuzes leiden door kwaliteit en prestaties.”

Wat is er voor KV Kortrijk mogelijk in play-off 1? De ambitie om voor het eerst in de geschiedenis van de club Europees voetbal te spelen, werd al uitgesproken.

“In play-off 1 worden we beschouwd als een kleintje, aan ons om te bewijzen dat er toch met ons rekening moet worden gehouden. We moeten er tien keer vol voor gaan. Kwalificeren we ons voor Europees voetbal, dan is dat geweldig; schieten we te kort, dan is dat geen schande. Ons doel is: met een goed gevoel de vakantie ingaan (lacht). Dat vraagt goeie resultaten. Want als we van de tien wedstrijden er niet één winnen, dan zullen we niet tevreden zijn. We willen doen wat we al heel het seizoen doen: de mensen tonen dat we er niet toevallig staan.”

De moeilijke jaren

Op 27 maart werd je dertig jaar. Hoe kijk je terug op de carrière die je tot nu toe maakte?

“Bij Gent kende ik enkele mindere jaren door blessures. Het vierde seizoen daar was ik weer helemaal fit en was ik op training heel goed bezig, maar kreeg ik amper kansen en werd ik uitgeleend aan Waasland-Beveren. Daar kende ik een heel goeie periode en kreeg ik weer appreciatie. In Gent voelde ik dat jaar snel dat het voorbij was. Ik maakte het op training mee dat er drie ploegen van acht gevormd werden en dat ik alleen moest gaan lopen op het veld ernaast. Iedereen zei mij altijd ‘TrondSollied doet altijd zijn goesting’, maar toen toch niet volgens mij. Want hij was heel positief over mij en ik weet nog dat onder meer Ilombe Mboyo en Christian Brüls mij zegden: ‘Allee Stijn, dat kan toch niet dat jij geen kans krijgt.’ Blijkbaar kon het daar wel.”

Trond Sollied deed de goesting van Michel Louwagie?

Michel Louwagie was duidelijk: hij zei dat ik mocht beschikken. Mijn derde seizoen bij Gent is een beetje mijn dood geweest. Ik werd uitgeleend aan Westerlo, hoopte mij daar te kunnen bewijzen en dan terug te keren, maar het werd een drama: ik blesseerde mij in het begin aan de adductoren, bleef sukkelen en Westerlo degradeerde.”

Hoe beleefde je die jaren?

“Zo leer je tegenslagen verwerken en daar kom je toch sterker uit. Het is vooral van de mindere momenten dat je echt dingen leert, vind ik.”

Wat precies?

“Hoe meer ervaring hoe anders je de dingen benadert, toch? Waarom zijn het dikwijls de ervaren spelers die een ploeg dragen? Bij KV Kortrijk ben ik opnieuw de voetballer geworden die ik bij Gent spijtig genoeg niet ben kunnen zijn. Als er drie ploegen gemaakt worden en jij apart moet trainen, denk je wel eens: waarom, ik ben toch voetballer, wat loop ik hier eigenlijk te doen? Maar intussen zit ik al een jaar of tien in het voetbal en weet ik dat zulke situaties voorkomen. Ik zal niet zeggen dat het makkelijk te verwerken is, maar je weet hoe het er in de voetbalwereld aan toe gaat en toen ervoer ik dat zelf.”

Wat bedoel je? Dat er andere belangen spelen dan de besten selecteren?

“Laat ons zeggen dat het toen meer een komen en gaan van spelers was dan een ploeg vormen.”

Miste je respect voor de voetballer en de mens die je bent?

“Het menselijke was alleszins ver te zoeken (lacht). Maar dat weet je. Dat gaat dikwijls samen met prestaties.”

Twijfelde je aan jezelf?

“Ik was altijd wel overtuigd van mijn kwaliteiten, ook omdat ik daar op training de bevestiging van kreeg. Maar ik kan niet zeggen dat het plezant is om aan de kant te staan. Ik wou gewoon weer voetballen en tonen dat ik een goeie voetballer ben.”

Heb je diep gezeten?

“Ja, maar gelukkig ben ik privé nooit ongelukkig geweest. Mijn vrouw en ik babbelen thuis bijna nooit over voetbal en in die periode kreeg ik ook mijn kinderen. Dan is het toch anders, dan kun je het voetbal wel een beetje van je afzetten. Het was goed dat ik niet alleen was. Als je alleen bent en op je appartement aankomt, is het moeilijker, denk ik. Eigenlijk word je daar ook maar weinig in begeleid. Bij Cercle was ik nooit geblesseerd, maar bij Gent onder Michel Preud’homme moest ik direct in een ander ritme stappen en sukkelde ik van de ene spierblessure in de andere. Ik denk dat mijn lichaam daar niet klaar voor was. Wim Langenbick, de fysiektrainer van Cercle, zegt dat ik net van voor de periode dateer dat Cercle de jonge gasten daarin is beginnen begeleiden. Als ik mijn benen van nu vergelijk met hoe ze toen gevormd waren, dan is er een groot verschil in massa. Door die spierblessures ben ik bij Gent nooit op niveau geweest.”

Wat had je zelf beter kunnen doen?

“In het begin misschien soms meer op mijn tanden bijten en bij een contractuurtje af en toe eens doortrainen. Nu voel ik beter mijn lichaam aan. Ik weet beter wanneer ik iets meer of iets minder moet doen. Als ik vroeger last kreeg, stopte ik meestal direct. Intussen weet ik uit ervaring dat als een spier hard zit, ik dan even moet doorgaan; en ik weet ook tot hoever ik kan gaan om een gespannen spier niet te scheuren. Ik zal hout vasthouden, maar de laatste jaren ben ik zonder spierblessures gebleven.”

Een beetje voetballen

Je ploegmaat Thomas Matton tekende al voor AA Gent. Is er vorig seizoen nooit sprake van geweest dat jij met Hein Vanhaezebrouck naar daar zou meegaan?

“Met mijn verleden bij Gent is dat moeilijk. Thomas is einde contract en als hij fit is, zal hij daar in de elf staan, want hij is een van de beste spelers met wie ik ooit speelde. Zopas verlengde ik hier mijn contract met drie seizoenen. Ik ben heel blij dat Kortrijk mij bij Gent is komen halen, ik ben hier gelukkig en ik wil nog jaren tonen dat ik een hele goeie sjotter ben. Komt er binnen één of twee jaar nog iets, dan zien we dat dan wel. Na één goed jaar bij Kortrijk moet je niet opnieuw beginnen roepen, hé.”

Hoe ambitieus ben je nog?

“Na zo’n ervaring bij Gent ben je toch een beetje getemperd en wil je vooral gewoon iedere week voetballen. Ik maakte het anders mee en ben blij dat ik mij weer voetballer voel en dat ik weer belangrijk ben. Het is het plezantste wat er is, hé, een beetje voetballen.” (lacht)

Waarvan geniet je het meest?

“Van het voelen van de bal. Alles wat je met de bal kunt doen, geeft mij de meeste voldoening. Vroeger als kind sjotte ik veel alleen in de tuin. In mijn eentje speelde ik daar matchen na, dan dribbelde ik een waspaal en zo. Daar kon ik het meest van genieten. En vroeger op training al naar doel trappen nog voor je opgewarmd was, dat waren ook van de leukste momenten. Nu is dat gevoel anders. Het is nog wel speels, op zich blijft het een beetje hetzelfde als Jabbeke-Varsenare destijds, maar op een heel ander niveau natuurlijk. Nu is het: als de resultaten goed zijn, is alles plezant.”

Droomde je nooit groot?

“Eigenlijk niet. Ik weet zelfs niet of ik ooit droomde. Ik zei nooit: daar of daar wil ik ooit spelen. Van jongs af aan ben ik beginnen voetballen en – is dat een droom? – ik zei altijd: ik wil later graag voetballer worden. Dat ben ik geworden.

“Na een paar mindere jaren ben ik weer gelukkig en dat zou ik graag zo lang mogelijk zo houden, zolang het lichaam meekan en ik er plezier aan beleef. En daarna begint het echte leven zeker?” (lacht)

Onderschat je jezelf niet?

“Ik denk het niet.”

Er is weleens gezegd dat je mentaal niet sterk genoeg bent voor de top. Mis je de allesverterende ambitie?

“Ik weet niet waarom dat gezegd werd en waarom ik vroeger zo overkwam. Het zijn vooral blessures geweest die bij Gent mijn carrière afremden. Voetbal is niet alleen het pure voetballen, hé. Je lichaam moet top zijn om het allemaal te kunnen tonen.”

Hoe voelde je je bij meedogenloze concurrentie?

“Dat viel nog mee, daar kan ik wel mee om. Ik ben wel iemand die collectief is ingesteld en die altijd aan de ploeg denkt. Maar ik ben redelijk wat spelers tegengekomen die eh… niet collectief zijn ingesteld, zal ik maar zeggen. Waar ik mij enorm aan erger is aan spelers die individueel zijn ingesteld. Ik vind niets frustrerender dan iemand die drie, vier man probeert te passeren terwijl jij ernaast vrij staat. Als dat dan één keer op de vijf lukt en er zijn mensen die zeggen: ‘Wauw, wat een geweldige speler’… Daar kan ik mij dood aan ergeren.” (lacht)

Moet je soms niet iets meer voor jezelf gaan?

“Misschien had ik soms wat egoïstischer moeten zijn, ja.”

Ze zelf binnenschieten?

“Tuurlijk. In mijn periode bij Gent was ik misschien te braaf. Ik had er soms harder moeten zijn voor mezelf en soms ook meer aan mezelf moeten denken.”

Leef je voldoende voor je sport, doe je er wel genoeg voor?

“Toch wel, hoor. Natuurlijk, de eerste jaren moet je een beetje aftasten hoe het leven als prof in elkaar zit, maar ik denk niet dat ik ooit echt foute dingen deed. Sinds mijn blessures bij Gent ga ik ook geregeld naar Thomas D’Havé, een osteopaat die onder meer ook voor Ajax en West Ham werkt, maniakaal met de verzorging van voetballers bezig is en mij ook voedingsadvies geeft. Eigenlijk verzorgde ik mij altijd al wel. Ik rust bijvoorbeeld graag. (lacht) Dat is toch ook belangrijk. Meestal kruip ik de dag voor de match ’s namiddags een uurtje en een half in mijn bed en soms ook twee dagen voor de match. Ik voel dat mij dat deugd doet.”

Kan je tot slot één iets vertellen dat je nooit eerder vertelde? Een publieke biecht, Stijn!

“Iets dat iedereen kan lezen? Neen, dank u.” (lacht)

Het hoeft niet iets te zijn waarvan je nu nog schade kunt van ondervinden, hoor.

“Mag ik daar even over nadenken?”

Oké, ik bel je morgen.

***

Hallo Stijn? We zijn een dag later, iets gevonden intussen?

“Ja, iets van in het begin van mijn eerste volledige seizoen in de A-kern van Cercle. Het was de eerste training en het eerste contact met de nieuwe trainer, Harm van Veldhoven. Ik had nog geen rijbewijs en was met de fiets van Snellegem naar het stadion gekomen. Maar blijkbaar kreeg ik vooraf niet helemaal het juiste uur door of zo. Want toen ik aankwam, hoorde ik dat Harm binnen al aan zijn speech bezig was. Ik dacht: oei, wat nu? De eerste kennismaking en ik ben te laat! Uiteindelijk besloot ik om mijn handen zwart te maken aan mijn fietsketting en zo naar binnen te gaan met het excuus dat ik tien minuten te laat was door pech onderweg.” (lacht)

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE

“Yves Vanderhaeghe lost alles liever wat menselijker op, maar ook hij laat zich in zijn keuzes leiden door kwaliteit en prestaties.”

“In mijn periode bij Gent was ik misschien te braaf. Ik had er soms harder moeten zijn voor mezelf en soms ook meer aan mezelf moeten denken.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content