Voor het eerst begint Club aan de play-offs met het gevoel dat de titel binnen bereik ligt. Hoe dat tot stand kwam, overlopen we met aanvoerder Timmy Simons. ‘We zijn naar elkaar toe gegroeid, ook naast het veld.’

Bestaat er een mooier kader om de laatste hand te leggen aan de spurt naar de titel dan La Reserve in Knokke, het vernieuwde hotel aan de overkant van het casino? Va banque, alles of niets, speelt Club er allerminst, bedachtzaam zit de staf na het middageten de planning van de driedaagse stage en de rest van de aanloop naar de play-offs door te nemen. Het doel: half mei met een titel naar huis komen. Eindelijk een prijs, ze smachten er al lang naar. De mooiste van allemaal, te verdienen tijdens de komende weken.

Voor aanvoerder Timmy Simons (37) zijn het de eerste play-offs. Vlijmscherp en afgetraind kijkt hij ernaar uit. Hij geniet tijdens het interview van de middagzon op het terras, maar is tegelijk geconcentreerd. Zij die Anderlecht en Zulte Waregem nu al afschrijven en het houden op een wedstrijd voor twee paarden verklaart hij voor gek. “Wie dát denkt, heeft de realiteit van die halvering van de punten toch nog niet goed door.” Elke misstap kan zwaar doorwegen. En misstappen zullen er komen, denkt hij, van iedereen. Zaak is ze te beperken. Op dat vlak heeft Club een psychologisch voordeel, vorig seizoen waren ze met 19 punten de best presterende ploeg in die eindstrijd, het seizoen voordien haalden ze er 17, één puntje minder dan Anderlecht en Genk.

Simons heeft nog een contract voor één seizoen als speler en zoals hij zich nu voelt, doet hij door. Maar hij houdt een slag om de arm: “Dat zeg ik nu. Je weet nooit hoe het over een paar maanden zal zijn.”

Eerst overlopen we nog dit seizoen.

Laat ons even terugkeren naar het begin. De voorbereiding verliep met horten en stoten, zei de vorige trainer. Vond je dat ook?

Timmy Simons: “Dat hoort bij het voetbal van vandaag. De zomer, januari… Haal je iemand vanaf dag één binnen, is dat super. Maar het kan ook de laatste dag van de transferperiode zijn. Voor een trainer is dat vervelend, een speler hoeft daar niet mee bezig te zijn.”

Jij hoort bij de generatie Clubspelers die nog wat won. Verhoogt dat de druk bij de start?

“Druk is er altijd. Ik moest wel weer mijn plaats vinden in de groep. Je hebt je kwaliteiten, brengt je ervaring mee, maar het gaat ook om je plaats in een groep, binnen de club. Er is in vergelijking met de vorige periode in Brugge ontzettend veel veranderd. Dat was toch even aanpassen.”

In wedstrijd één, na twintig minuten, pak je direct rood.

(lacht) “Je direct laten zien en van je laten spreken. (relativeert) In mijn eerste profjaar pakte ik in de eerste of tweede wedstrijd ook rood.”

Hypothekeerde het de eerste weken? Als trage starter heb je ritme nodig en de jonge voetballers rond je konden je coaching wel gebruiken.

“Dat laatste misschien wel, maar voor mij maakte die ene wedstrijd die ik miste niet zo veel uit. Fysiek zat het goed, ik miste alleen het ritme, maar dat geldt voor iedereen, 35 of 21. Ik heb altijd al een paar competitiewedstrijden nodig gehad om echt onder stoom te komen. Voor een ploeg geldt dat ook. Je moet naar elkaar toe groeien en dat gebeurt na zes, zeven weken pas.”

Kostte dat de Europese uitschakeling?

“Europa League en de groepsfase, eventueel overwinteren: dat is belangrijk in de ontwikkeling van een aantal jongens. Het is jammer dat we dat niet konden meemaken. Op dat moment waren we er waarschijnlijk niet klaar voor. We kregen de kansen, zeker uit, maar scoorden niet. Daar moet je lessen uit trekken.”

Euforie

In september kwam er een nieuwe coach en prompt wonnen jullie met 4-0 van Anderlecht. Had het ene wat met het andere te maken?

(denkt na) “Die wedstrijden staan toch redelijk op zich. Een topper, Anderlecht, altijd een beladen wedstrijd… Dan mag er tijdens de week gebeuren wat wil, het heeft geen effect op die wedstrijd zelf.”

Het is niet dat iedereen plots harder zijn best doet omdat de nieuwe trainer in de tribune zit?

“Als je je niet kunt opladen voor dit soort wedstrijden kun je beter stoppen. Je kunt je niet laten gaan en redeneren: het komt wel goed omdat er een nieuwe trainer is. Dat werkt niet.”

Wat wij toen zagen, was een grote ontlading. Alsof jullie de titel pakten.

“Als je van wedstrijd naar wedstrijd leeft, krijg je dat soort ontladingen. Ik vind niet dat je een titel moet pakken om een vreugde-uitbarsting te krijgen. Je verwezenlijkt iets op een gegeven moment en dan moet je daarvan genieten. Moeten we dan wachten tot het einde van de rit? Dan mag er in één seizoen maar één ploeg feesten. Die honger naar prijzen is er altijd geweest, ook de voorbije seizoenen, maar ik denk dat het verschil met nu is dat die, één: nog is vergroot, en twee: dat het geloof dat het nu kan, is gegroeid. Dat is het verschil met de vorige jaren. Nu is er het gevoel dat we er heel kort bij zijn. Misschien zelfs wel dat we het gaan doen. Dat was de voorbije jaren bij de start van de play-offs heel ver weg, omdat je steeds met een achterstand vertrok.”

Maar die 4-0 in september staat daar los van.

“Ja. Helemaal. September is veel te vroeg. Je zoekt in de reguliere competitie naar een goed uitgangspunt voor de play-offs, maar een titel is dan heel ver. Die wedstrijd stond op zich.”

Dat zag je ook, want het goeie resultaat kreeg geen vervolg, de rest van het najaar verliep met veel ups en downs.

“Dat kan ik niet verklaren, tenzij met: het gebeurt nu eenmaal in een seizoen. De ene week ben je fenomenaal, de week erop probeer je hetzelfde te brengen en valt het tegen. Het is wel zo dat elke trainer zijn eigen principes heeft en dat hij tijd nodig heeft. De patronen die we nu op het veld zien, gebeuren onbewust. In die eerste fase moesten we er nog bij nadenken. Als de ene vertrok, dacht de andere: o, shit, nu moet ik ook gaan. En dan ben je te laat. Nu gebeurt dat automatisch. Voetbal is een samenspel tussen mensen en als de ene net iets te laat of iets te vroeg vertrekt, werkt het niet meer.”

Had het ook te maken met ervaren spelers die terugkeerden uit blessure?

“Veel minder dan de mensen denken. Een heel seizoen lang ga je mensen hebben die out zijn. VíctorVázquez was onlangs nog eens drie weken out, Vadis Odjidja is nu afwezig, straks mist Tom De Sutter misschien ook nog eens een wedstrijd. Ik denk dat de filosofie van de trainer met de weken steeds duidelijker werd. Er moet niet te veel meer nagedacht worden.”

Hoe is Michel Preud’homme als het tegenslaat zoals in oktober, met een nul op negen?

“Heftig tijdens een wedstrijd, zeer emotioneel, maar in zijn analyses, een paar minuten na affluiten, altijd to the point en héél rustig. De nagel op de kop slaand. Dat vind ik heel knap, dat je die switch kunt maken, van zeer gedreven en fanatiek naar een perfecte analyse in tien minuten. Ik denk dat hij, ondanks die emotie, altijd een goed beeld heeft van een wedstrijd, al zal hij hem ongetwijfeld nadien in alle rust nog wel eens herbekijken. Als speler weet je waar het verkeerd is gegaan, maar als de trainer dat bevestigt, is dat goed. En soms verrast hij ons nog met iets.”

Wanneer kreeg jij het gevoel dat het liep?

“Het is altijd met ups en downs, dat is eigen aan voetbal. Ik denk dat wij nu als groep veel meer aaneenhangen dan in het begin. Ook normaal: je zit met tien, vijftien nieuwkomers, met jonge spelers die moeten openbloeien en in het begin niet veel durven zeggen. Soms is dat goed, maar anderzijds, als je het eruit moet sleuren… We zijn heel hard naar elkaar toe gegroeid, ook langs het veld.”

Nummer 6

Voel jij je de beste 6 van België?

“Van België (lacht)… Ik ben één bepaald type 6. Ik kan mij vinden in een rol waarbij ik me wegcijfer voor de ploeg, een rol die iets defensiever is. Vandaag wordt de rol van 6 vaak anders ingevuld dan vroeger. Iets meer spelmaker, iets meer aan de bal. Ik probeer dat de laatste jaren ook te doen, maar ik zal nooit een moderne 6 worden. Maar ik heb anderzijds een waarde op een gebied waar die andere jongens iets minder sterk zijn. Als ik Vadis zie: dat is een van de compleetste voetballers die ik op de 6 bezig zag. Afhankelijk van de wedstrijd kun je er een ander type naast zetten, een controlerende, want hij kan ook het offensieve voor zijn rekening nemen. Een goeie balans voor je middenveld is belangrijk. Mijn rol als 6 is anders, iets meer verdediger, de defensie bijstaan als het nodig is. En ben je dan de beste? Sommige trainers hebben liever eentje die op die positie het spel kan maken, anderen hebben liever een controlerende, zodat de vleugelverdedigers wat meer kunnen komen.”

Was je verrast dat je in december weer centrale verdediger werd en dat er werd gezocht naar een ander evenwicht op het middenveld?

“Die discussie heb ik alvast niet meegekregen. Ik ben achterin gaan spelen omdat het noodzakelijk was, door afwezigheden. De trainer heeft direct gezegd: ‘Ik zie Timmy als middenvelder.’ Sporadisch kan het nu nog, als je met drieën achterin gaat spelen. Dat het voor mezelf soms wat minder gaat, is niet nieuw. Als je een seizoen achteraf analyseert, heb je vaak vijf tot tien wedstrijden waarvan je zegt: wat heb ik er hiervan gemaakt… Maar een seizoen telt veertig, vijfenveertig wedstrijden.”

Wat onthoud je van het tweede duel tegen Anderlecht, het 2-0-verlies?

“In de eerste helft hadden we te weinig drang naar voren, we hebben hen te weinig pijn kunnen doen. Na de rust hadden we hen wél bij de kraag, we hoefden daar niet te verliezen. De les van die dag is: als je erin gelooft… Niet alleen het verdedigende werk doen, maar ook geloven dat je iemand pijn kunt doen! Daarna hebben we een redelijk parcours neergezet. Nog één keer gelijk, de rest gewonnen.”

Wat is nu jullie kracht? Waarom worden jullie door nagenoeg iedereen als titelfavoriet naar voren geschoven?

(remt) “We gaan het wedstrijd per wedstrijd bekijken. Vier weken geleden stelde iemand me de vraag: ‘Bevestig jij dat Anderlecht uit het kampioenschap ligt?’ Ik heb geantwoord: ‘Jij misschien, ik niet.’ Ik weet niet of jullie mee zijn, maar als ik zie wat er in het verleden in de play-offs al is gebeurd… Alleen Standard en Club die overblijven? Neen.”

In de geest van de neutrale voetballiefhebber hebben jullie wel een voordeel.

“Dat snap ik. Je hebt een redelijke achterstand ingehaald. Dankzij die laatste goeie periode, maar ook – en daarmee relativeer ik dat – dankzij de halvering van de punten. Je moet realistisch blijven: die halvering helpt. We zijn op de goeie weg, maar laat ons wedstrijd per wedstrijd bekijken.”

Er is geen gevoel van onoverwinnelijkheid.

“Neen. En we zullen er ook over waken dat het niet het geval is, want wij weten wat we ervoor moeten doen om deze resultaten te halen. Anderzijds: de goeie periode moet ons vertrouwen geven, net als de vorige prestatie in de play-offs. Maar wat voor ons kan, kan ook voor de anderen. Drie jaar geleden werd Standard, dat als zesde eindigde, op de laatste speeldag net geen kampioen. Niet te overhaast conclusies trekken en zeker niet naar de anderen kijken. Als je zélf je punten niet haalt, kom je er nooit voor in aanmerking.”

Kijk jij er eigenlijk naar uit?

“Ja, al blijf ik het systeem raar vinden. Daarom niet ouderwets, want ik erken wel zijn charmes, de spanning. Maar als een ploeg na 30 of 34 wedstrijden bovenaan staat, verdient die het, als de meest stabiele. Nu komt het allemaal aan op deze zes weken. Heb je daarin een iets mindere periode, zoals elke ploeg wel voorheeft tijdens een seizoen – Genk, Anderlecht, wij – dan ben je snel klaar.”

Het einde

De analyse is dat jullie het beste collectief hebben. Een beeld dat mee is gecreeerd door het dansje na de derbyzege.

“Dansje, dansje… De enorme ontlading, bedoel je. Een geméénde, waar iedereen bij betrokken was. Niet alleen spelers, ook entourage, trainers, medische staf, materiaalmannen… Iedereen heeft het gevoel van: yes! We gunnen het elkaar en dat is belangrijk. In moeilijke momenten gaat dat ons er waarschijnlijk snel weer bovenop helpen. We gaan een klop krijgen, tegen de vlakte gaan. Dat is normaal. Maar op deze manier gaan we snel opstaan, omdat de groep goed aaneen hangt. Dat is een voordeel.”

Standard de individuele klasse, jullie het collectief? Batshuayi versus De Sutter, om het zeer kort door de bocht te stellen?

“Tom is zó belangrijk voor ons. Als spits word je vaak afgerekend op cijfers, maar wij kennen zijn waarde. En dat beseft hij. Ik weet goed hoe ik de eerste dag dat hij er was heb gezegd: ik ben blij dat jij er bent. Ik had hem zelfs als topschutter gezien.”

Misschien volgend seizoen.

“Hij heeft nog tien wedstrijden.” (lacht)

De ontdekking van het seizoen is de jonge defensie.

“De verdediging staat, ondanks de gemiddelde leeftijd, inderdaad al heel ver. In het begin met de gebruikelijke problemen, niet te veel durven coachen, te weinig zelfs. Wij moesten hen zeggen: word maar directer. Die gasten zijn onze ogen, zij zien het spel voor ons. Als wij eerst zelf moeten kijken, reageren we te laat. Onze twee flanken zijn heel sterk bezig, vind ik. ThomasMeunier kan direct in Engeland of Duitsland mee.”

Ryan straks ook, maar dan denk ik toch: wacht nog even een jaar.

“Ze zijn een heel goed niveau aan het halen, ook Mathew Ryan, maar nu moeten ze nog niet vertrekken. Nu iets proberen te halen en volgend jaar proeven van de Champions League en daarin goed presteren. Daarna kun je zeggen: oké.”

Dat merk je aan Maxime Lestienne. De cijfers zijn oké, maar de impact op een wedstrijd is minder dan vorig seizoen.

“Het verwachtingspatroon groeit altijd. Vorig seizoen had hij een periode waarin alles lukte. Die periode heeft hij nu ook gehad. Over een heel seizoen gezien vind ik hem toch goed presteren. Zijn statistieken zijn nog steeds goed en als hij wat meer volk naar zich toe trekt, komen er anderen vrij.”

Ben jij al bezig met volgend seizoen?

“Ik heb nog een jaar, waarom zou ik?”

Eindigen met een titel en dan in de staf, als de baas TD wordt. Lijkt dat geen mooi scenario?

“Daar ben ik nu nog niet mee bezig. Speler zijn is het mooiste wat er is, ondanks de kwaaltjes hier en daar. Rug, heup, knie… Dat is met periodes, na een verkeerde beweging, blessures van vroeger die terugkomen of wat irriteren. Maar als je echt wilt, kun je veel doorbijten, hoor. Mensen zeggen me: jij bent nooit geblesseerd! Het is nooit supererg, maar de laatste vijf, zes jaar ben ik toch geen dag pijnvrij geweest. Dat maakt het naar het einde toe wel zwaar, ja. Je elke dag weer opladen. Maar waarom zou ik het niet doen? Dit is écht het mooiste wat er is.”

DOOR PETER T’KINT – BEELDEN: BELGAIMAGE

“Ik probeer de laatste jaren iets meer aan de bal te komen, maar ik zal nooit een moderne nummer 6 worden.”

“Ik ben nooit ernstig geblesseerd, maar de laatste vijf, zes jaar ben ik toch geen dag pijnvrij geweest.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content