De overtreding van Axel Witsel en de beenbreuk van Marcin Wasilewski beheersten een week lang het nieuws, maar Ariël Jacobs kijkt nergens nog van op. De Anderlechttrainer is overtuigd: ‘Het zal alleen maar erger worden.’

Niemand in het Vanden Stockstadion afgelopen woensdag die wist tegen wie Anderlecht nu eigenlijk had geloot in de zestiende finales van de Cofidis Cup. Ook Ariël Jacobs zag het ’s avonds laat pas op teletekst. Zijn hoofd stond er niet naar. Van niemand. De zware blessure van Marcin Wasilewski heeft een tik uitgedeeld waarvan maar langzaam wordt hersteld in Brussel. Het klinkt cru, maar vroeg of laat moest het zover komen. De trainer had zijn conclusies voordien al getrokken.

Zover is het dus gekomen, dat een gepassioneerde voetbaltrainer moet vaststellen dat hij gedegouteerd is geraakt van zijn passie.

Ariël Jacobs: “Dat was al langer zo. Dit voorval heeft me de ogen niet geopend: het heeft me alleen nog meer met de neus op de feiten gedrukt. Passie is de basis van alles. Een kind dat iets ziet liggen, gaat daar spontaan tegenaan trappen. Later wordt het een passie. Die passie wordt nu bijna dagelijks en in alle opzichten gefnuikt. En dan kom je tot de vaststelling: de passie kan het nooit meer halen.”

Wanneer bent u die vaststelling beginnen te maken?

“Een paar jaar geleden. Hoe dikwijls zegt men niet, als iemand een bedrijf verlaat, heel clichématig: de goede herinneringen halen het van de slechte? Als er een moment komt dat beide in evenwicht zijn of het negatieve de bovenhand haalt, moet je rustig voor jezelf uitmaken of je jezelf daar nog in terugvindt. Ik ben blij dat ik 56 ben en geen 40 meer. Het zal alleen maar erger worden. Ik beklaag degenen die nog een beroepscarrière van twintig jaar voor de boeg hebben in het voetbal.”

Waar ziet u het naar evolueren?

“Ik zie het alleen nog maar escaleren naar een situatie waarin alles geoorloofd is. Iedereen heeft de mond vol van respect, maar niemand toont het nog. Je tekent een contract en drie maanden later krijg je vijf euro meer op een ander en wil je weg: waar is dan het respect? Waar is dan die speler, poserend met het clubshirt? Een trainer vliegt meestal buiten, dat is een wetmatigheid in het voetbal. Maar die ene keer op tien dat hij zelf weggaat, klaagt de club direct over een gebrek aan respect. En dan de manier waarop clubbesturen, en niet alleen die van Anderlecht en Standard, elkaar de ogen uitkrabben. Het is een straatje zonder eind.”

De Witte Mars

Wanneer hebt u voor het eerst in de spiegel gezegd: ik ben gedegouteerd van het voetbal?

“Misschien wel in Genk. Ik heb het geluk gehad dat ik verschillende functies in het voetbal heb bekleed. In Genk was ik technisch directeur. Ik heb toen een verdoken aspect van het voetbal leren kennen. Een aspect waarin – en ik wik mijn woorden – veel crimineels gebeurt wat het publiek niet weet en wat gedoogd wordt. Dan bedoel ik de handelspraktijken met spelers, door makelaars, maar ook door clubs. Jos Vaessen had daar een heel merkwaardige uitspraak over. Hij zei: ‘Een malafide figuur in de bedrijfswereld, waar alle firma’s ook concurrenten zijn van elkaar, staat direct op straat en komt nergens meer aan de bak. In het voetbal heb je hem vroeg of laat misschien nog nodig en dan haal je hem gewoon weer binnen.’

“Ik kwam in een milieu terecht waar je zo goed als machteloos staat. Als je helemaal rond bent met een speler over alle aspecten van zijn contract, ik heb het nu over Klukowski, en ineens springt daar een andere partij op, waarna alles wat je hebt besproken zomaar van tafel wordt geveegd. Een speler met wie je drie jaar hebt samengewerkt, op een basis van vertrouwen. Als dát gebeurt, dan weet je: dit is de jungle, hier kan alles. Dan heb je in niks of niemand nog vertrouwen. En dan voel je: dit is mijn milieu niet.

“Ik vond het spijtig om weg te gaan uit Genk. Ik voelde me er goed tussen de mensen daar, maar het was sterker dan mezelf. Ik heb die beslissing in eer en geweten genomen, wetende dat ik terugkeerde naar een functie waarin je iets rapper wordt buitengegooid dan als technisch directeur.”

Wat gebeurde er met uw gevoel?

“Naarmate de tijd verstreek, merkte ik dat het alleen maar erger werd. Ik vind het spijtig dat het tot zo’n incident als met Wasilewski moet komen voor ook het publiek zich daarvan bewust wordt. Het is een beetje delicaat, maar ik vergelijk de huidige situatie enigszins met de Witte Mars. Toen ook had iedereen een gevoel van woede en onmacht. Met hoeveel volk zijn ze toen de straat opgegaan? 300.000? Enkele dagen later is het al voorbij. En als je naar de grond van de zaak kijkt: is het gerecht beter gaan functioneren nadien? Vluchtigheid is eigen aan de mensen, ook in het voetbal. Daarom betwijfel ik of we het point of no return hebben bereikt.”

Denkt u dat de beenbreuk van Wasilewski en de straf voor Witsel tot veranderd gedrag zullen leiden bij de spelers op het veld?

“Neen, want dan krijg je dat onnozele cliché: het leven gaat door. Het is dat gevoel dat me ook overvalt telkens als er voor een wedstrijd een minuut stilte in acht wordt genomen. De gedachten gaan dan naar de persoon die er niet meer is, maar zodra die minuut is verstreken, gaat iedereen weer uit de bol. Het leven gaat door. Alleen is de vraag: hóé gaat het door?”

In een kranteninterview dat verscheen de dag voor zijn noodlottige ongeval, werd Wasilewski als volgt geciteerd: ‘Voetbal is een harde sport, het is niets voor kleine meisjes. Dan moet je blessures incalculeren.’

“Wat heeft men ons verweten tegen Lyon? Dat we ons twee keer als lammetjes hebben gedragen. In Lyon hebben we niet één kaart gepakt. Wat is dus het verwachtingspatroon? Daarom zeg ik: iedereen moet voor zichzelf de grens weer leren voelen. Je voet zetten betekent óók dat je de grens kent.

“Ik was zelf een spits vroeger. Ik heb heel veel kloppen gehad, maar mijn principe was: de volgende keer pak ík alles mee. Toch heb ik in heel mijn carrière maar vier of vijf gele kaarten gepakt, waarvan drie dan nog voor tegenpruttelen. Ik had het er onlangs nog over met Boskamp. Die zei juist hetzelfde. ‘Ik heb ze allemaal teruggepakt,’ zei hij, ‘maar nooit met de bedoeling iemand te blesseren. ‘”

Dat is het net. Volgens Standard had Witsel ook niet die intentie.

“Als je zo door redeneert, is er maar één conclusie mogelijk: we zitten in de jungle en alles is toegelaten.”

Gesloten afritten

Kunnen we wat er is gebeurd, onderbrengen bij de risico’s van het vak?

“Het is heel extreem, maar er zijn nóg beenbreuken geweest. In negentig procent van de gevallen gaat het om onopzettelijke, maar wel overdreven daden. Zoals wat Geudens van KV Mechelen is overkomen. Veel mensen leiden de opzettelijkheid van een fout af uit de ernst van een blessure. Meestal is dat zo, maar niet altijd.

“Voetbal is een mannensport, een stoere sport, een contactsport. Iedereen weet dat er risico’s aan vasthangen. Wie nu voor zijn spelersgroep gaat staan en hen vraagt ervoor op te letten dat ze niemand blesseren, zal voor een naïeveling worden versleten. Wat zullen zijn spelers zeggen als er een halfuur later een ploegmaat met een beenbreuk wordt binnengedragen? Trainer, zijt gij van gisteren of zo?

“Wat je wel moet vermijden, is om op te roepen tot agressiviteit om agressiviteit te bestrijden. Dat heb ik ook in de rust van de wedstrijd tegen Standard gezegd. Anders eindigt het inderdaad in oorlog. En dat is volgens mij niet de oplossing.”

Voetbal ís oorlog, zullen sommigen zeggen.

“Ik heb dat altijd een rare uitspraak gevonden, maar in de figuurlijke betekenis ís het dat wel: je hebt een tegenstander, het gaat om winnen, je doktert een strategie uit. Maar ondertussen is het ook létterlijk oorlog aan het worden. Wie naar Anderlecht-Standard gaat, heeft uren voor de aftrap al de indruk dat hij naar het front trekt. Afritten van de snelweg worden afgesloten en de speler die de daad heeft gesteld, wordt onder politiebegeleiding naar de voetbalbond gebracht. De vader die zondag met zijn kind is komen kijken, met welk idee van dat zogezegd passionele spel gaat die naar huis?”

Bij wie ligt de verantwoordelijkheid?

“Bij iedereen. Dat is precies de vicieuze cirkel. En niemand weet hoe het verder moet. Ik kan begrijpen dat veel mensen nu zeggen: het moet anders. Maar je kunt het niet garanderen.

“Het is een persoonlijke bedenking, maar waarom zouden wij de terugmatch op Standard nog gaan spelen? Stel dat er ondertussen alles aan wordt gedaan om het klimaat te veranderen, dan zijn er twee mogelijkheden: iedereen houdt zich in en je krijgt een bijna absurde kinderwedstrijd, of bij het minste banale incident laaien de emoties direct weer op.”

Welk signaal zou u met zo’n forfait uitzenden?

“Machteloosheid.”

Is het realistisch? Stel dat Anderlecht de punten nog nodig heeft.

“Dus zijn de punten het belangrijkste. Het doel heiligt de middelen. Zo zal het op dat moment ook zijn. En dus kan er nooit iets veranderen.”

Standard-Anderlecht is op de eerste speeldag van januari. Tegen dan is het stof al lang gaan liggen.

“Het stof zal gaan liggen tot de eerste fase die aanleiding kan geven tót. De benadeelde partij zal dan dit incident aanhalen, en de andere partij zal zeggen: non, c’est un fait de jeu. En wat denk je dat de media vooraf zullen schrijven: le match de la réconciliation? Komaan.”

Dezelfde dader

U hebt scheidsrechter Jerôme Nzolo openlijk verantwoordelijk gehouden voor de ontsporingen. Door na vijf minuten al een elleboog van Collet op Chatelle onbestraft te laten, legde hij in de ogen van de spelers daar de lat voor wat toelaatbaar was.

“Zo is het. Ik heb het enorm moeilijk met twee zaken: dat daar zondag zo makkelijk overheen is gestapt, en dat als er in België een elleboog wordt uitgedeeld, het altijd alleen Wasilewski is. Terwijl ik niks anders zie! Ellebogen zijn bij het normale hedendaagse gedrag van een voetballer gaan horen. Het is part of the game geworden, een volwaardig onderdeel van het spel, in die mate zelfs dat ik denk dat er bewust op wordt getraind, of dat het toch minstens wordt opgedragen.

“Wij hebben vorig jaar heel veel ingepraat op Wasyl. Je krijgt het er nooit helemaal uit en op een bepaald moment is hij hervallen in zijn fouten, maar hij is toen heel lang op slechts een paar gele kaarten blijven steken. Dat vond ik voor hem en voor ons een succes. Men haalt dan altijd weer die testmatch op Standard aan, maar dan antwoord ik: wie loopt er na vijf minuten met een tulband rond? Wasilewski! En hoe komt dat? Toch omdat er iets is gebeurd? En toeval of niet: die dader was dezelfde speler die hier zondag binnen de twintig minuten twee keer geel had moeten krijgen.”

Igor De Camargo.

“Ja. En dat is niet zomaar een interpretatie van een trainer: hier bestaan beelden van. Hij gaat naar Van Damme, zonder oog voor de bal. Ik heb daar achteraf niemand over horen praten. Ook niet over Collet. Toen ik dat zag gebeuren, ben ik recht gevlogen van de bank, maar dan kom je die vierde scheidsrechter tegen die daar dikwijls gefrustreerd staat en die je meteen als een hond toeblaft: zitten! Dus je moet zwijgen en vaststellen: de scheidsrechter treft geen schuld.

“Om nog te zwijgen van de kaart die Marcos moet krijgen. Zoals die aan Boussoufa hing. Bous rukt zich los en trekt de tegenaanval op gang, die echter een stille dood sterft. De bal gaat buiten en ik denk: nu gaat hij die kaart toch geven? Niks. Jullie hebben geen idee van wat dat doet met spelers. Voor hen wordt dat dan de norm op het veld. En toch is het enige wat je altijd hoort, dat de spelers rustig en beleefd moeten leren blijven. Dat kan niet.

“Als ik vijf keer na elkaar blunder, zeggen ze: bedankt Jacobs, ga maar. Ik weet heel goed dat een scheidsrechter maar een mens is. Maar als je achteraf moet vaststellen dat er over de schreef wordt gegaan met heel ernstige gevolgen, hoe komt dat dan? Door die opgefokte spelers alleen?

“Ik hoor ook zeggen: als een scheidsrechter daar allemaal voor moet fluiten, fluit hij de match kapot. Kijk, als ik morgen op training een partijtje organiseer waarin ik van mijn spelers verwacht dat ze op balbezit spelen en er geeft er één een risicopass, dan zal ik dat wedstrijdje stilleggen. Elke keer opnieuw, tot het niet meer gebeurt. Ik fluit die match kapot zolang ik niet zie wat ik wil zien. Aan de gezichten van de spelers zal je zien dat het hen niet aanstaat, maar mijn enige bedoeling is dat ze het oppikken. Meestal gebeurt dat ook na een tijdje. Maar scheidsrechters mogen zogezegd geen match kapot fluiten. Is hij nu niet kapot misschien?”

Zijn onze scheidsrechters te tolerant geworden?

“Men is er te vaak van uitgegaan dat een scheidsrechter die weinig fluit, de match goed in de hand heeft. Wie geen kaarten geeft, heeft het zogezegd onder controle. Dat is niet altijd zo.”

Nzolo trok buiten het rood voor Witsel ook acht gele kaarten.

“Ja, voor Boussoufa. Men zegt dat men de tegenstander niet mag uitdagen. Bous springt na ons doelpunt voor de eigen supporters in de omheining en krijgt geel. Wat moet ik dan zeggen tegen mijn spelers? Ga in het vervolg het publiek van de tegenpartij opjutten en doe er een uitdagend dansje bij? (zoals Mbokani deed na zijn doelpunt, nvdr) Want daar krijg je geen kaart voor. Maar wel Wasyl voor een ingebeelde fout en Van Damme, die nota bene zelf door De Camargo de grond wordt ingeboord. Dat was gewoon strafschop. Maar wij krijgen geel en op het einde mag Defour nog een doodschop uitdelen. Waar is dan de nórm, verdorie!

“Ik zeg je: als al die agressie door Anderlecht was gepleegd, moeten wij alles hier nu barricaderen.”

Kunt u begrijpen dat men zegt dat Anderlecht de voorbije jaren mee de toon heeft gezet met Wasilewski?

“Deels wel. Je kunt er bij elke ploeg wel zo iemand uithalen. Er lopen op de Belgische velden spelers rond die bekendstaan als matennaaier en anderen die geregeld met beide voeten vooruit in duel gaan. Wat is het verschil met Wasilewski? Ik praat niet goed wat hij allemaal heeft gedaan en het bewijs is dat ik daar met Marcin heel veel over heb gepraat. Hij beseft dat ook heel goed. Voor de return tegen Sivasspor heb ik hem aangepakt na die twee ellebogen in Kortrijk. Hij was nog zó groot en zat bijna te wenen als een klein kind. We hebben eraan gewerkt, maar dan nog heb je niet de garantie dat het nooit meer voorvalt. Het was wel al veel beter.”

De ironie van het lot is dat de krijger Wasilewski nu het slachtoffer is van de stilist Witsel.

“En dan krijg je nog dommere reacties van mensen die zeggen: goed voor hem, nu weet hij eens wat dat is. Dat zijn dan mensen die meer verstand hebben in hun voeten dan in hun hoofd. Van escalatie gesproken. Zolang de media figuren de kans geven om op zo’n manier te reageren, eindigt het niet. Het zál ook nooit eindigen, daarvan ben ik overtuigd. Ondanks de goodwill, want die zal snel voor naïviteit worden versleten. Wie het goede voorbeeld wil stellen, zal er uiteindelijk het slachtoffer van worden. Want wat wordt er verwacht? Strijd op het veld en strijd rond het veld. La guerre entre les deux clubs!

Belachelijk fait divers

Waarom stapt u niet direct uit het voetbal, zoals u hebt aangekondigd te zullen doen?

“Dat zou ik kunnen. Mijn beslissing is nu tien maanden oud. Ze dateert van december vorig jaar, zonder dat er een concrete aanleiding was. We stonden eerste met vier punten voorsprong. Dit is geen beslissing die ik in een emotionele bui heb genomen. Alleen: als je eruit stapt, ben je misschien wel in het reine met jezelf, maar aan de situatie verandert het niets. Het zal doorgaan. Het is rot en je krijgt het er niet meer uit.”

Nogmaals: waarom stapt u er nu niet uit?

“Omdat je toch nog altijd met een klein stukje passie zit. Met die dualiteit moet ik nu omgaan: enerzijds de realiteit, anderzijds dat je dit toch graag zou moeten doen. En omdat je jezelf hebt geëngageerd voor de club natuurlijk. Maar ik ga de donquichot niet uithangen. Men roept nu weer om de oprichting van allerlei commissies, maar dan zonder mij. Ik ga niet helpen aan windmolens bouwen. Windmolens verplaatsen wind. En dát is het: wind.”

Vindt u steun bij collega’s?

“Nee. De laatste samenkomst op de bond, samen met de scheidsrechters, dat was: tout le monde est beau, tout le monde est gentil. Ik zou het geen gezellig samenzijn noemen, want ik kan gezelliger samen zitten, maar de week ervoor en erna elkaar lopen uitschelden en daar de dag dan afsluiten met een gezellig diner? Dat hoeft niet voor mij.”

Op de persconferentie na Anderlecht-Standard kon u uw misprijzen voor Bölöni nauwelijks wegsteken. Waaraan dacht u?

“Aan het moment dat hij mij drie minuten voor het einde van de testmatch op Standard belachelijk is komen maken. Hij is van zijn bank opgestaan en is mij iets komen zeggen – ik weet niet wat, door het lawaai kon ik hem niet verstaan. Dan begrijp je toch dat je niet samen gaat zitten rond de vraag: hoe kunnen we het Belgisch voetbal redden?

“Ik vond het niet eens vernederend. Ik ben gewoon blij dat ik zelf zo niet ben. Het zegt meer over hem dan over mij. Het was zijn bedoeling om mij te vernederen, maar dat stadium ben ik al ver voorbij. Ik ben zelfs zo beleefd gebleven om hem een hand te geven. Voor mij was het een belachelijk fait divers. Ik heb het zelfs nooit vermeld.”

Wat vond u van zijn betoog zondag?

Jongen, dacht ik, hou het kort. Nog even en het was de schuld van Wasilewski geweest.”

door jan hauspie – beelden: jelle vermeersch

Scheidsrechters mogen zogezegd geen match kapot fluiten. Is die nu niet kapot misschien?

Ik betwijfel of we het point of no return hebben bereikt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content