Vandaag speelt Anderlecht in de Champions League tegen Galatasaray voor een eerste zege, de derde plaats in zijn poule en de daaraan verbonden zekerheid van Europese overwintering via de Europa League. Coach Besnik Hasi evalueert zijn ploeg én zichzelf.

Met het drukke en moeilijke programma in oktober vergde het wat geduld om Besnik Hasi naar Evere te krijgen. Na de thuiswedstrijd tegen Arsenal, die in de slotminuten op een anticlimax uitdraaide, werd op eigen veld tegen Standard en Lokeren slechts één punt op zes gehaald. Tussendoor werd er nog wel gewonnen in Kortrijk, maar het spelniveau was bedenkelijk. De ommekeer kwam er uitgerekend op het veld van Arsenal, waar Anderlecht in het laatste halfuur een achterstand van drie doelpunten ongedaan maakte. Twee dagen later mogen we op de redactie eindelijk Besnik Hasi verwelkomen. In dezelfde week wint zijn ploeg in Gent ook nog zijn eerste topwedstrijd van het seizoen en verzekert zich daarmee van de titel van herfstkampioen. Vanavond speelt de Belgische landskampioen op eigen veld tegen Galatasaray voor een Europese overwintering.

Je moest tot nu toe al veel wisselen en schuiven. Wat leerden die omzettingen jou? Dat Olivier Deschacht een centrale verdediger is, Frank Acheampong een linksachter en Dennis Praet een nummer tien?

Besnik Hasi: “Dat nu Oli een dagje ouder wordt, zijn vaste positie volgend seizoen centraal achterin kan worden. Maar dat wist ik al. Acheampong maakt net als Najar nog positionele fouten als back, maar beiden bewezen dat ze daar ook in grote wedstrijden uit de voeten kunnen. Najar moet dan wel van ver komen, maar in een voetballende ploeg lukt dat. Voor Frank is dat niet zo erg, met zijn snelheid, omdat hij ruimte nodig heeft. Najar niet, die kan zelf ruimte creëren. Onze beste wedstrijden speelden we met maar twee echte verdedigers. De centrale as moet dan wel heel goed staan. En van Praet weet ik zeker dat hij sterker geworden is door op links te staan.”

Moest hij op de flank soms niet te veel wroeten? Ging dat niet ten koste van zijn klasse?

“Bij Dinamo Zagreb maakte ik ooit Zvonimir Boban mee. Een supertalent, veel persoonlijkheid en al op heel jonge leeftijd aanvoerder, maar hij deed alleen bij balbezit mee. Na zijn transfer naar AC Milan zagen we hem opeens werken als nooit voorheen. In Italië leerde hij dat in modern voetbal in beide richtingen gespeeld moet worden. Toen ik Praet op links zette, legde ik hem uit wat hij moest doen bij balverlies, wérken, en dat hij bij balbezit de vrijheid kreeg om naar binnen te komen. Voorheen vond hij op tien nooit echt de ruimtes. In de Champions League vindt hij die gemakkelijker, omdat ze daar groter zijn. Maar in kleinere wedstrijden of tegen ploegen die defensief heel goed georganiseerd zijn, waar het moeilijker is om centraal diepgang en de laatste pass te vinden, zie je dat hij vaak de ruimtes op de flank zoekt. Dan is het belangrijk dat er een goeie center volgt, want we zitten met een spits die ballen in de zestien verwacht. Maar we kunnen niet ontkennen dat hij wat dat betreft tot nu toe wat op zijn honger is blijven zitten. Anderzijds zijn we ook een ploeg met weinig gestalte.”

Is het daarom dat je Aleksandar Mitrovic ook liet staan toen hij niet in vorm was?

“Neen, ik liet hem staan omdat hij mijn eerste spits is en een type is dat wacht op kansen en ook als hij niet top is een goal kan maken, zeker in wedstrijden waarin we domineren.”

Voel je als coach druk om een jongen die vijf miljoen euro kostte op te stellen en te laten renderen?

“De club kent mij al lang genoeg om te weten dat ik alles doe om ons spelersmateriaal beter te maken. Bij de ene lukt dat beter dan bij de andere, maar ik laat mij bij de opstelling van mijn ploeg op geen enkel moment leiden door de kostprijs van mijn spelers.”

Je had ook Cyriac kunnen zetten.

“Ik heb hem gezet.”

Maar daar wachtte je heel lang mee.

“Omdat ook hij niet in topvorm was. Het verschil is: Mitrovic is een jongen die er op een seizoen twintig kan maken. Cyriac niet, hij is een ander type. Hem zet je bijvoorbeeld in een wedstrijd waarin je weet dat je onder druk zal komen te staan, zoals op Arsenal, omdat je weet dat hij de ruimtes zal opzoeken en mee zal helpen verdedigen. Dan kan je Mitro nog in de loop van de tweede helft inbrengen. Als coach kijk je naar je eigen ploeg en naar de tegenstander en dan zet je de pionnetjes. Maar Mitro blijft mijn eerste spits.”

Hoe is het met hem?

“Het probleem is geweest dat hij het dit seizoen te gemakkelijk heeft opgenomen en zich daarna uit ontgoocheling in alles rond zich heeft laten gaan. Hij is dan bij de nationale ploeg gekomen, zag dat hij niet in het eerste plan van de bondscoach zat en is daar zonder controle en zonder veel te trainen in het hotel drie keer per dag en dagen aan een stuk alles beginnen opfretten wat hij zag. Ik denk dat hij ervan leerde, want de kritiek van de eigen supporters raakte hem honderd procent. Maar hij blijft een jonge speler en een Balkanmens.”

Wat is een ‘Balkanmens’?

“Een Balkanmens is: nu gaat het goed, misschien moet ik het niet meer doen. Hij moet weten: als het goed gaat, is het opletten, want dat is een gevaarlijk moment.”

De club liet weten nog meer te zullen doen om hem nog beter te begeleiden. Wat moet er gebeuren?

“Wat hij mist, is een sociaal leven. Buiten het voetbal verveelt hij zich. Zijn ouders zijn hier, maar zijn vriendin studeert nog en is er niet altijd. Vorig seizoen was Luka Milivojevic er, maar die zit nu bij Olympiacos. Zijn enige contact buiten het voetbal is onze sociale dienst. Hij zou moeten kunnen doen wat elke jonge gast doet en wat hij in Servië zou doen, eens met vrienden iets gaan drinken en een keer naar de film gaan. Maar hij spreekt ook nog geen Frans. Het was een fout om hem niet meteen taallessen te laten volgen. In de club is hij geïntegreerd, maar erbuiten niet. Toen ik destijds naar België kwam, woonde ik samen met Branko Strupar. We kwamen beiden uit de Kroatische competitie, spraken dezelfde taal en waren de beste vrienden en altijd samen. Waar de grote was, was de kleine. Dat geluk kende Mitro niet.”

Mitrovic was niet het enige probleem voorin.

“Voor het seizoen dacht ik nochtans dat zich daar het minst problemen zouden voordoen. Toen het bestuur mij vroeg of we daar goed zaten, zei ik: ‘Ja, heel goed.'”

Je rekende op de terugkeer van Matías Suárez, een spits die met een individuele actie openingen kan creëren. Maar dat bleek al snel een misrekening.

“Hij was op geen enkel moment terug, maar hoe kan je dat in de buitenwereld zeggen?”

Het was duidelijk: zijn explosiviteit is weg.

“Het kan dat je na twee zware knieoperaties wat aan startsnelheid verliest, maar hij had gewoon ook nog pijn. Als er voldoende ruimte lag, kon hij in het begin van het seizoen tijdens invalbeurten nog wel wat zijn ding doen en ook enkele goals maken. Toen dacht zowat iedereen: nu komt de volgende stap. Maar die is er nooit gekomen. Ik wist dat het moeilijk zou worden, omdat de pijn in zijn knie niet verdween. Op een dag is hij mij komen zeggen: ‘Ik heb te veel pijn, zo kan het niet verder.’ Toen zijn we meteen gestopt. Nu gaat hij vier dagen per week naar Lieven Maesschalk om de musculatuur rond de knie te versterken, is hij twee dagen bij ons en één dag vrij. Ik ben niet verrast. In Galatasaray was hij op weg naar de 0-2, met twee à drie meter voorsprong is hij normaal nooit meer bij te halen, maar toch kan die centrale verdediger daar nog terugkeren. Dat was al een indicatie: hij kan het niet meer op die snelheid.”

Thuis tegen Dortmund gebruikte je hem op tien, in de rug van Mitrovic. Omdat hij niet zoals vorig seizoen tegen PSG constant achter de rechtsback zou moeten aanlopen?

“Mijn idee met hem begin dit seizoen was om hem centraal uit te spelen, als een valse tien of een negen en een half, en te zorgen dat de pionnen rond hem het defensieve werk opvingen. Ik verwachtte dat hij rond oktober fysiek in orde zou zijn en dat ik hem dan op links en Dennis centraal zou kunnen brengen.”

In defensief opzicht was Anderlecht tegen Dortmund heel kwetsbaar, onder meer centraal op het middenveld schoten jullie tekort. Mocht het te herdoen zijn, zou je het dan anders aanpakken?

“Je speelt met de mogelijkheden waarover je beschikt. Als je verliest en je krijgt een tweede kans, dan probeer je iets anders. Maar ik denk dat we die wedstrijd hoe dan ook verloren hadden, met of zonder Suárez centraal. De momenten zaten toen ook tegen. Na drie minuten was het al 0-1 en dat was een klap voor de ploeg. Maar dan scoort Dennis en wordt het doelpunt onterecht afgekeurd. Daarna komt hij ook nog eens alleen voor doel en mist hij. In de tweede helft durfden we van achteren uit meer druk te zetten, pushten we, maar zonder kansen te creëren en op het moment dat we de controle verwerven, viel door een defensieve fout de tweede goal. Van die wedstrijd leerden we vooral dat het niveau en het tempo heel hoog waren. Wat zij fantastisch deden, was ons direct blok zetten, mannen als Kehl en Bender zijn daar heel geschikt voor. Ze lieten ons niet tot aan de middenlijn komen. Als we over de middenlijn geraken, dan kunnen we in Europa zelfs op Champions Leagueniveau veel ploegen pijn doen. Dat bewezen we in Galatasaray en twee keer tegen Arsenal.”

In Galatasaray zaten jullie het laatste halfuur dood.

“Ja. Enkele jongens zaten dood. Onder meer Steven, die van ver kwam en niet topfit was, en Dennis, die uit blessure kwam en met krampen vervangen moest worden. Als je op dat moment de kans op 0-2 laat liggen en zij beginnen een slotoffensief, dan crepeer je. Vergeet ook niet dat we de jongste ploeg van de Champions League waren.”

Jeugdigheid

Wat vraagt zo’n jonge ploeg extra van een coach?

“Hen rustig en met de voeten op de grond houden, zeker als ze lezen hoeveel miljoen euro ze al waard zouden zijn. Dat is mijn rol.”

Ze zijn het soms ook niet eens over wie een penalty moet nemen.

“Dat is ook jeugdigheid. Je kunt ook zeggen dat het positief is dat er dan meer dan één verantwoordelijkheid wil opnemen. Maar het is wel de bedoeling dat de afspraken die we daarover vooraf maken gerespecteerd worden. Er is altijd een lijstje van drie namen dat gevolgd moet worden. Zegt de eerste dat hij zich niet goed voelt, dan is het aan de tweede. Tegen Genk stond Kabasele op het lijstje vóór Tielemans, dus als hij zich goed voelde, was het aan hem om te trappen. Dat is wat ik aangaf toen er discussie was.”

Je zei ook: ‘Ik ben de baas!’ Werkt zo’n uitspraak niet fnuikend voor het verantwoordelijkheidsgevoel van jonge spelers?

“Neen. Ik neem de beslissingen, maar geef ook veel verantwoordelijkheid aan de spelers. Maar als in een jonge groep iedereen begint te doen wat hij wil, dan komen we weer terecht in de situatie waarin we vorig seizoen gezeten hebben. Het is belangrijk dat ik dat signaal geef op het moment dat het nodig is: zo doen we het, zoals afgesproken. Punt!”

Zet Youri Tielemans, de jongste van allemaal, niet te veel druk op zichzelf?

“Misschien. Hij is iemand die zelden tevreden is na een wedstrijd. Begin dit seizoen was hij niet op topniveau en sprak ik met hem om mijn vertrouwen in hem te bevestigen. Het belangrijkste is dat hij zichzelf wil verbeteren, werkt op training en altijd fit is.”

Komt hij met Steven Defour naast zich niet minder aan de bal dan met Cheikhou Kouyaté?

“Vraag hem met wie hij het liefst naast zich speelt en hij zal Defour zeggen. Steven geeft hem ook veel steun en neemt druk weg. Hij laat hem zien hoe je de bal kunt vragen en hoe je diep kunt gaan zonder bal. Youri zal nog veel van hem leren. Hij moet nog meer mee voorin komen, want hij beschikt ook over enorme kwaliteiten om de laatste pass te geven en op doel te trappen. Een echte zes is hij niet. Maar nu moet je Youri gewoon zijn voetbal laten spelen en hem niet te veel onder druk zetten. Binnen twee jaar zal hij fysiek heel sterk zijn en met veel meer ervaring ook echt top zijn.”

Aimé Anthuenis zei onlangs in Sport/Voetbalmagazine dat de ploeg uit zijn tijd, waar jij deel van uitmaakte, een klasse beter was dan de huidige. Deel je zijn mening?

“Neen. Die ploeg was vijf jaar ouder. Daar begint het, hé. Maar nu is er meer talent.”

Toen je de ploeg in maart van John van den Brom overnam, stak je een discours af over de nood aan meer arbeidscultuur. Hoever staat het daarmee?

“Die arbeidscultuur was vrij snel geïnstalleerd. Maar het gaat ook om discipline. Bij ons destijds hoefde de trainer niet in de kleedkamer te komen. Wij deden alles zelf en corrigeerden ons ook zelf. Zo’n jonge groep moet je af en toe op dingen wijzen, maar dat is nu al veel minder nodig. Als de mensen van het materiaal of de poetsdienst mij melden dat er een paar flesjes zijn blijven rondslingeren, dan confronteer ik de spelers daarmee.”

Duidelijkheid

Wat betekent het voor jou om hoofdtrainer van Anderlecht te zijn?

“Ik ben daar heel trots op, ik beleef mijn droom, en ik ben heel ambitieus, maar ik ben ook een gast die de voeten op de grond houdt en elke dag bijleert. Ooit wou ik T1 van Anderlecht worden en de club liet mij zes jaar de tijd om progressie te maken. Het was niet de bedoeling dat het vorig seizoen al zou gebeuren, maar de omstandigheden beslisten er anders over.”

Het feit dat je het als trouwe assistent van John van den Brom van hem overnam en meteen zowat alles anders deed, zorgde voor enkele kritische commentaren van collega’s. Heb je achteraf bekeken zelf helemaal vrede met alles wat er toen is gebeurd?

“Ja. Ik denk dat de trainers die daar commentaar op gaven misschien liever zelf aan de job waren begonnen. (lacht) Voor de rest weet ik dat ik er alles aan deed om John hier te houden en de prestaties van de ploeg te verbeteren. Na de titel verklaarde ik dat het ook die van hem was en drie dagen later ben ik nog eens met hem gaan eten. Meer dan dat kon ik niet doen. Trouwens, Vukomanovic nam het toch ook van Luzon over? En het is toch ook niet de eerste keer dat het in Anderlecht gebeurt? Frank Vercauteren en Ariël Jacobs zijn hier ook T2 en T1 geweest. Ik kon hier mijn hele leven assistent zijn gebleven, zoals de voorzitter voorstelde, maar dan was ik met mezelf in de clinch geraakt.”

Jouw assistenten zijn low profile. Zou je niet kunnen werken met een T2 zoals jij er één was, iemand met de ambitie om ooit T1 te worden?

“Dat zou geen enkel probleem zijn. Ik heb John heel veel gegeven, hé, blijkbaar wordt dat vergeten. En ik weet dat ik dat ook van mijn assistenten kan verwachten: het zijn heel harde werkers en elk op hun domein heel bekwaam.”

Klopt het dat je neen zei tegen de kandidatuur van Glen De Boeck?

“Ik sprak met hem, maar ik zie in hem een T1 en geen T2.”

Hoe evalueer je jezelf na acht maanden hoofdtrainerschap?

“Ik probeer het altijd op mijn manier te doen, van mijn kracht uit te gaan, en ik hoop dat ik nooit zal veranderen. Ik denk het niet. Maar ik weet ook dat het in een mindere periode kan gebeuren, want ik zag hoe mijn voorgangers onder de druk veranderden.”

Hoe beleefde je de moeilijke maand oktober?

“Je moet blijven geloven in wat je doet, dat is het enige; en dan moeten de mensen rond jou dat ook doen. Het bestuur is er om te kalmeren en niet om te zeggen dat het niet gaat. Je weet dat er een minder moment komt en dan moet je zien dat je zo snel mogelijk weer resultaten haalt.”

Je bent een hevige. Overschreed je al grenzen?

“Op die zak met ballen sjotten na de wedstrijd tegen Charleroi was fout. Daarvoor bood ik de voorzitter mijn excuses aan.”

Af en toe komen we iemand tegen die beweert dat je je op de club anders gedraagt sinds je T1 bent.

“Ik was agressiever als T2, ging hier met iedereen veel makkelijker in de clinch en was constant aan het mekkeren over elk detail dat niet in orde was. Als T1 ga ik niet meer in discussie en neem ik iemand apart als ik hem iets wil zeggen. Ik ben nu verantwoordelijk voor veel mensen, nu moet ik mensen managen. Dat is anders, maar ik maakte snel de klik. Toen ik overnam, ben ik meteen tegenover iedereen heel duidelijk geweest: zo, zo en zo zullen we het doen. Eerst tegen mijn staf en daarna tegen mijn spelers. Ze pikten het op en de trein was vertrokken.”

Dreig je straks niet de helft van je ploeg te verliezen?

“Het is een jonge ploeg en het is een goeie ploeg; en als ik zie wat de grote clubs hier de voorbije jaren zijn komen halen, ben ik er niet gerust in. Een speler met ambitie voor wie er een ernstig bod komt, is moeilijk te houden. We zullen er zeker verliezen, maar ze gaan niet allemaal vertrekken. Dat is ook zeker.”

Wie is er klaar voor de top?

“Allemaal moeten ze nog veel werken.”

En de coach?

“De coach zit hier heel goed. Ik zal hier zo lang mogelijk blijven. Maar ik leef niet in de wolken. Journalisten wijzen mij er weleens op dat in Anderlecht de lange termijn soms niet zo lang is. Ik leef met vandaag en bekijk het stap per stap. Ik tekende een contract van twee jaar en wil eerst dat zo goed mogelijk doen. Als we samenwerken met onze jeugdacademie, jonge spelers beter maken, het voetbal brengen dat we willen brengen, resultaten halen en af en toe een speler met meerwaarde kunnen verkopen, dan is iedereen blij en gaan we door, geloof me. Want de visie van Anderlecht is ook mijn visie. Ik ben niet een hoofdtrainer die hier aankomt en op eender welke manier zo snel mogelijk succes wil halen. Dit is mijn dertiende seizoen hier en intussen ben ik iemand van de club geworden. Ik voel mij echt verbonden met Anderlecht.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE & THOMAS BRICMONT – BEELDEN: BELGAIMAGE

“Ik denk dat Mitrovic ervan leerde, maar hij blijft een jonge speler en een Balkanmens.”

“Mijn rol is de spelers rustig en met de voeten op de grond te houden, zeker als ze lezen hoeveel miljoen euro ze al waard zouden zijn.”

“Ik wil hier zolang mogelijk blijven.”

“Tielemans is iemand die zelden tevreden is na een wedstrijd.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content